Het Ongeloof onverschoonelyk. In 't Engelsch beschreeven, door J. Squire, Dr. in de H. Godgel. en Klerk van 't Kabinet van Z.K.H. de Prins van Walles. Met aanmerkingen vermeerdert. Te Amsterdam, by W. Immink, 1784. Behalven het Voorwerk 423 bladz. in gr. octavo.
Wy kunnen het hoofdbedoelde van dit Geschrift niet beter uitdrukken, dan met de eigen woorden van den Schryver zelven, welke zyne Voorreden aldus aenvangt. ‘Het oogmerk van dit Geschrift is, om onder 't oog van zodanige Leezers, die opmerkzaam zyn, en wier hart daartoe wel gesteld is, een agtereenvolgend, klaar en eenvoudig onderzoek der voornaamste Grondstellingen van den Natuurlyken en Geopenbaarden Godsdienst te brengen: de grondslaagen 'er van wel te vestigen; de Wetten der Zedelyke daaden 'er uit af te leiden, en de sterkste beweegredenen aan de hand te bieden, die ons verplichten moeten, om ons, overeenkomstig die Wetten, te gedraagen. Ik stel my hier voor om aan te toonen, dat de groote Waarheeden en Plichten van den Godsdienst onasscheidenlyk verbonden zyn met het Geloof aan een Opperst Weezen; met de zuiverste grondstellingen der rechte Rede; ons waar geluk, en 't aanhoudend belang der Maatschappye. - Ter bereikinge nu van dit bedoelde is de schikking en uitvoering byzonder wel ingericht.
Na enige voorafgaende opmerkingen, over het voorstellen en onderzoeken der bewyzen voor de waerheid van den Godsdienst, handelt Dr. Squire, in de eerste plaetze, over Gods bestaen, als de eerste oorzaek van alles wat buiten hem aenwezen heeft; vervolgens over Gods Eigenschappen, en voorts over de Godlyke Voorzienigheid. Zulksleid hem tot de beschouwing der daeruit voorvloeiende verplichting van den Mensch, zo jegens God en den Naesten, als jegens zichzelven; welker in agtneming hy byzonder aendringt uit het belang dat de Mensch in 't handhaven zyner plichten heeft; waerom hy hiermede verknocht doet gaen ene overweging van de Onstervelyk-