Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 214]
| |
J.J. Björnstähl's Reize door Europa en het Oosten. Vyfde Deel. Te Utrecht, by G.v.d. Brink, Jansz. en te Amsterdam, by de Wed. v. Esveld en Holtrop, 1783. Behalven den Inhoud en den Bladwyzer, 491 bladz. in gr. octavo.Met de afgifte van dit vyfde Deel, levert men ons de Brieven van den Heer Björnstähl, betreffende zyne Reize door Zwitserland, Duitschland, Holland en Engeland. Die geleerde Reiziger komt ons hier, even als in zyne voorige Reizen, inzonderheid voor, als een oplettend navorscher van 't geen by een beoefenaar der Weetenschappen bovenal in aanmerking komt. Ontdekkingen van die natuur te doen, en deswegens aantekeningen, ten nutten gebruike, te maaken, schynt het voornaame bedoelde zyner reize in deeze Gewesten geweest te zyn. Uit dien hoofde vindt men in deeze Brieven, buiten andere gemeene reisberigten, meerendeels een verslag van zyn onderhoud met Geleerden; van zyne opmerkzaamheid omtrent geleerde Maatschappyen; van zyne naspeuring van Natuur- en Kunstverzamelingen, en vooral van Bibliotheeken, zo die ten openbaaren gebruike geschikt zyn, als onder byzondere Persoonen berusten. Van dit alles geeft hy telkens een onderscheiden berigt, dat veelerleie geleerde aantekeningen behelst; en by uitstek van dienst is, om veele zeldzaame Schriften te leeren kennen. - Als eene byzonderheid van die natuur, zullen wy hier mededeelen, het geen hy ons wegens de beroemde Gouden Bulle meldt. Geduurende zyn verblyf te Frankfort, bezigtigde hy ook het Stadhuis, en zag daar voor eerst de Gouden Bulle. ‘Dezelve is, zegt hy, een zeer eenvoudig handschrift op pergament in kwarto formaat, en niettemin is dit boek, dat zulk een slegt aanzien heeft, de grondslag van het staatsregt van Duitschland. Het is zonder alle uiterlyk sieraad, en word in eene schildpadde doos bewaard; doch ik twijfel schier of dit handschrift wel het oorspronglijke zij. Men vereerde ons een gedrukt exemplaar dezer bulle, nevens derzelver beschrijving.’ Beter voldeed hem het exemplaar te Mentz, in het Duitsche Ryksarchief bewaard; dat insgelyks in kwarto, maar op fyner pergament, ook fraaier en beter geschreeven is, dan dat te Frankfort. Onze Reiziger, dit in 't algemeen gemeld hebbende, op zyne eerste beschouwing van het Archief, geeft ons, by een tweede bezoek van hetzelve, deswegens het volgende nadere berigt. ‘Zij is in pergament met een overtrekzel van zwart atlas ingebonden. Op het pergament ziet men oud schrift met het jaartal 1356 getekend, het welk dienvolgens van het zelfde jaar als de bulle is; en dit zou tot een bewijs kunnen dienen, dat dit exemplaar één van de eerste oorspronglijke schriften is. | |
[pagina 215]
| |
De bulle bestaat uit 29 bladen in eene soort van klein solio formaat, en is op pergament fraai geschreven. Men vind daarin dezelfde spelling als in het Frankforter exemplaar: 'er komen geen tweeklanken in voor, en voor eenen zelsklinker leest men doorgaans ci in plaats van ti, als eleccio in plaats van electio, e.z.v., men ontdekt veele verkortingen en dergelijken. Alles, zelfs de vorm der letters, verraad den tijd, waarin de monuiken onagtzaame schrijvers waren. Men vind ook nichil in plaats van nihil, het welk schijnt te bewijzen, dat de schrijver, of ten minsten de afschrijver, een Italiaan geweest is. Verder komen in deze beide bullen menigmaal verschillende leeswijzen voor: zo dra ik het boek maar open sloeg viel 'er mij ééne in het oog; ik heb in mijn gedrukt exemplaar verscheiden van dezelve aangetekend. De eigenlijke bulle zelve, of de zegelbus, is van het exemplaar afgevallen: dezelve bestaat in eene zeer dunne gouden plaat, welke omtrent de dikte van een dukaat heeft; het rood wasch is insgelijks van elkander gevallen, en de stukken daarvan worden in de gouden doos, welke in papier gewonden is, bewaard. Dit exemplaar heeft dezelfde stempels en merktekenen als dat te Frankfort. Op de ééne zijde namelijk ziet men den keizer, karel den vierden, in keizerlijk gewaad op den troon gezeten; ter regterzijde heeft men den gekroonden rijksadelaar, en ter linker eenen gekroonden leeuw met een dubbelen staart; het wapen van Boheme. Rondom staat met groote Gothische letters of monniksschrift, karolus Quartus Divina favente Clementia Romanorum Imperator, semper Augustus et Boemiae Rex. Op de andere zijde vertoont zig eene eerepoort, of een zegenboog, met een toorn ter wederzijde: men zou dit schier voor het kapitool, zo als het in zijn tijd was, kunnen aanzien; midden in den ingang der poort staat geschreven Aurea Roma; rondom aan den rand leest men het vaers, Roma caput mundi orbis regit frena rotundiGa naar voetnoot(*). Deze bulle is in het Latijn opgesteld, en vervat de grondwetten van het Duitsche rijk, door karel den IV, in tegenwoordigheid der keurvorsten en stenden, op den rijksdag te Nurenberg en Metz, in het jaar 1356, opgesteld en bekend gemaakt. Men is in verbeelding geweest, dat 'er maar één oorspronglijk exem- | |
[pagina 216]
| |
plaar van de gouden bulle was, namelijk het Frankforter: maar dit is eene groote dwaaling: want elke Keurvorst kreeg 'er één voor zig, het welk dus reeds zeven uitmaakt, en men kan zig ligt verbeelden, dat de Keizer ook niet vergeten zal hebben, 'er één voor zig te behouden. Te Nurenberg vind men 'er ook één. Mogelijk word 'er te Praag ook één bewaard, wijl de Keizer 'er, als Koning van Boheme, zijne kanselarij had. Het Mentsische exemplaar verdient egter de meeste opmerking, wijl het, als een volkomen geloofwaardig stuk, in de rijkskanselarij bij den Keurvorst, welke aartskanselier des heiligen Roomschen rijks is, gelegd werd. Het Frankforter is noch een oorspronglijk, noch een fraai, met één woord, op geenerlei wijze merkwaardig stuk, schoon verscheiden geleerden zig door dit vooroordeel hebben laten misleiden, dat in de herzenen van onkundige burgers geteeld is.’ De Heer Björnstähl vond in dit Mentsische archief ook het eerste oorspronglyke schrift van het Westphaalsche vredeverdrag, dat, op papier in folio geschreeven, door de gevolmagtige ministers van alle de deelneemende Mogenheden, ten getale van 35, den 24/14 October 1648, ondertekend, en met elks byzonder zegel, waar van de voornaamste door zyden snoeren aan het geschrift vastgehegt is, voorzien zyn. Insgelyks het instrument van dit vredeverdrag, door de Koningin van Zweden, die 'er haaren naam met groote letters eigenhandig onder gesteld heeft, ondertekend. Als mede dat door de Koning van Frankryk ondertekend. Doch, naar het instrument, dat de Keizer zelf ondertekend heeft, verneemende, berigtte men hem, tot zyne verwondering, dat het zelve hier, in de rykskanselery zelve, niet gevonden werd. - Voorts tekent hy nog aan, dat hy het oudste dokument, 't welk in het archief van Ments voor handen is, mede gezien heeft; naamlyk een diploma van den Keizer lodewyk den II, van het jaar 855. Zyn naam is geschreeven hludovicus: hy overleed in het jaar 875. |
|