met opzigt tot het Heelal, tot zigzelven, tot de Maatschappy en tot het Geluk; welke vier beschouwingen naar één zamenloopend gezigtspunt gerigt zyn, als strekkende ter verdeediginge van de Godlyke Voorzienigheid; die, volgens Pope, noch in 't natuurlyke, noch in 't zedelyke, ooit eenig kwaad toelaat, dan om 'er het algemeene goed door te bewerken; waarop zyn stelregel steunt: al wat 'er is is goed. - Hier by komen eenige Zedelyke Proeven, gaande over de waare kennis der Menschen, over het Character der Vrouwen, en het recht gebruik des Rykdoms. Laatstlyk ontmoet men hier ook nog zyne Proeve over de Oordeelkunde, strekkende ter ontvouwinge van 't geen regtmaatige Oordeelkundigen hebben te vermyden en in agt te neemen, om weezenlyk nuttig te zyn. - Alle deeze Stukken leveren een aantal van leerzaame bedenkingen; die ons inzonderheid eene menigte van characters voor oogen stellen, welken geschikt zyn om ons tot de Menschkunde op te leiden; te noopen, om tegen de dwaasheid op onze hoede te zyn, en ons gedrag, ter bevorderinge van weezenlyk geluk, zo voor ons zelven als voor anderen, verstandig te bestieren. - Men neeme hier eene les van dien aart mede, uit zyne beschouwing over 't rechte gebruik des Rykdoms; waarin hy, onder andere aanmerkingen deswegens, den gierigen Cotta en deszelfs verkwistenden Zoon, in hunne uitspoorigheden en redeneerwyze afmaalt, en tevens, in 't voorbeeld van zynen Vriend, den Lord Bathurst, (aan wien hy deeze zyne beschouwing briefswyze inrigt,) het waare gebruik der Schatten schetst. - Zynen Vriend dien Stelregel herinnerd hebbende: ‘De Schepper gaf ons de Driften. Hy regeert door haar de Stervelingen, en stuurt hen tot byzondere oogmerken; in de Natuur brengen alle uiterstens
goede gevolgen voort; en in den Mensch loopen zy te samen tot het algemeen welzyn;’ vervolgt hy aldus.
‘Vraagt gy, mylord, waarom of die opzamelt en deeze verkwist? Aldus behaagt het aan dien god, die den Oceaan doet ebben en vloeijen; die droogte, regen, koude en hitte, gebiedt, op dat de aarde vruchtbaar zy; aan dien god, die het leven vestigt op den dood; die de aanwezigheid grondt op de wisselvalligheid, en die aan de hemelsche lichten hunne bepaalde kringen aanwyst!
De verborgene Schatten zyn gelyk aan Insekten, welke slegts naar vleugelen wagten, om, ten bestemden jaargetyde, weg te vliegen; de bléke en holoogige mammon is niets, dan de Schatbewaarder der Armen. Nu zyn de Rykdommen in ééne bewaarplaats byeengevoert; doch weldra wordt die bewaarplaats eene miltspringende Fontein, die al het Volk, al het Gedierte, drenkt en verzadigt.
De oude cotta onteert, door zyne gierigheid, zynen Rykdom en zynen Rang; de oude cotta heeft echter ver-