Vaerzen van Ultrajectinus. Pro patria et libertate. N. 1, enz. Te Utrecht, by S. de Waal, 1783. In gr. octavo.
Ultrajectinus treedt, met genoegzaam gelyke schreeden, in 't voetspoor van Zeelandus, des zy, die de Gezangen van Zeelandus met welgevallen gehoord hebben, ook in deeze Verzen van Ultrajectinus behaagen zullen scheppen. Derzelver onderwerp is, overeenkomstig met de Latynsche zinspreuk, het Vaderland en de Vryheid; tragtende de Dichter zyne Landsgenooten van alle zyden op te wekken, om 's Lands welweezen ter harte te neemen, en deszelfs zo Burgerlyke als Godsdienstige Vryheid voor te staan, ten einde.
De oude zeden, de oude helden, die Nederlandsch Gemeenebest gestaafd hebben, weder te doen herleeven.
Met dat bedoelde zingt hy, onder anderen, der Vryheid op deeze wyze toe.
Laat ons iets van Vrijheid zingen.
Gij, o Vrijheid! sloeg wel eer,
Door uw scherp gewette klingen,
Spanjes snoode Dwangzucht neer.
Edle Vrijheid, lust en leven
Van 's Bataven ziel en zin,
Voelt nog steeds de banden kleven,
Van haar onverbreekbre min.