hebben; daar men zig voorstelt by een te verzamelen de merkwaardigste reistogten onzer Landsgenooten, waaraan wy de vestiging en uitbreiding van onzen Koophandel en Zeevaart, de steunpilaaren van 's Lands welweezen, verschuldigd zyn. 't Is waar, de beschryvingen dier Reizen zien reeds voorlang het licht; maar, behalven dat ze, afzonderlyk uitgegeeven, niet dan verstrooid te vinden zyn, en althans niet in zodanig eene orde, dat ze den voortgang onzer Landsgenooten in deezen ontvouwen, zo zyn ze veelal langwylig, en, voor den hedendaagschen smaak, in een ongevalligen styl opgesteld. Deeze en andere gebreken hieromtrent tragt men door dit Werk af te wenden; met die Reizen in eene geschikte volgreeks by een te verzamelen; het langwylige, met agterlaating van het overtollige, weg te neemen, en het geschiedverhaal, met melding der merkwaardige voorvallen en ontdekkingen, in een beschaafden styl voor te draagen. Het Werk is dus geschikt tot eene soort van een geschiedkundig verslag der Nederlandsche Reistogten, na afgelegen gewesten, tot bevordering van den Koophandel, opgemaakt uit de echte berigten, die onze beroemde Zeelieden deswegens in 't beschryven hunner Reizen verleenen. - Ter aanvanglyke uitvoeringe hiervan, geeft men, in dit eerste Deel, by manier van Inleiding, vooraf een beknopt berigt van de opkomst, en den gelukkigen voortgang der Nederlandsche Oost-Indische Compagnie, zedert de eerste poogingen onzer Landzaaten, met betrekking tot den Oostindischen handel, in 't jaar 1594 tot op het jaar 1631. - En verder verleent ons dit Deel een verslag van de drie mislukte reistogten onzer Landsgenooten, om langs Noorwege, Muskovie en Tartarye een doortogt te zoeken na de Koningryken Cathai en China; met een bygevoegd kort berigt van de vrugtlooze pooging van den Engelschen Zeeman Hudson, om, met eenige Engelschen en Hollanders onder zyn bevel, een doortogt door het Noorden na China te ontdekken. - Hierby komt ten laatste een
geschiedverhaal van den eersten reistogt der Hollanderen na de Oostindiën, langs den weg, dien de Portageezen hielden, met de Kaap de Goede Hoop om te stevenen: welke reistogt, schoon dezelve niet ten gunstigste uitviele, egter de Hollanders noopte om hunne nu begonnen onderneeming voort te zetten, waarin zy vervolgens, gelyk in het tweede Deel gemeld zal worden, gelukkiger slaagden.
De inrigting en uitvoering van het Werk, ten aanzien van de schikking en wyze van verhaalen, den styl, enz. is alleszins voldoende; des het den leesgierigen, zo als we boven aangeduid hebben, in veelerleie opzigten, een bevallig en nuttig onderhoud verleene; daar het, by het aangenaame, dat welingerigte geschiedverhaalen van reistogten by de meeste Leezers hebben, ook weezenlyk van dienst is, om een aanmerkelyk