| |
| |
| |
Vaderlands, Geschied, Aardryks, Geslacht en Staatkundig Woordenboek. Bijeengebragt door den Uitgeever. Negende en Tiende Deel, behelzende Letter C. Te Amsterdam, by J. Kok en Zoon, 1783. In groot octavo 609 bladz.
In de uitvoering van dit Woordenboek gaat de Schryver, by aanhoudendheid, op dezelfde wyze voort, als wy, met betrekking tot de vroegere Deelen reeds gemeld hebben; verleenende den Landzaat dus eene gemaklyke handleiding, om het een of ander, tot 's Lands geschiedenis of toestand behoorende, gereedlyk na te gaan, en te ontdekken waar desaangaande breeder onderrigting te vinden zy. Tot eene nieuwe proeve hiervan verstrekke het volgende Artikel over het Committimus van Zeeland.
‘Committimus, welk Latijnsch woord in het Nederduisch betekent, wij beveelen of belasten, en wordt gemeenlijk gebruikt, wanneer de Hooge Overigheid, of een hooger Rechter, die provisioneel aan iemand een gunst verleent, het onderzoek over de gesuadeerdheid aan derzelver dagelijkschen en competenten Rechter overlaat, om, het zelve gedaan zijnde, als dan nader te disponeeren, ten welken einde hij hem committeert. Door den naam van Committimus verstaat men ook eenige plaatsen, wier bestuur grootendeels tot de Provintie Zeeland behoort, als: Axel, Ter Neuze, Biervliet en ook wel Lillo en Liefkenshoek, enz. De reden, om welken die van Zeeland altoos zeer op het behouden der bestuuring over de plaatsen van het Committimus gestaan hebben, is, volgends hunne eigen verklaaring, in eene Deductie van den 16 Januarij 1722, voornaamlijk deze: dat zij deze ven aanmerken, als een Bolwerk voor hunne Provintie, welker verzorging zij zig best toevertrouwen.
Dit bestuur van het Committimus van Zeeland, of derzelver Gecommitteerde Raaden, zijn, van zo even genoemde plaatsen, reeds sedert jaaren in het bezit geweest, van het heffen der gemeene middelen en de inkomsten uit de Domeinen daarvan; van de aanstelling eeniger Bedieningen, vervulling der Krijgsampten en eenige andere voorrechten. Dan met dit all' behoort hun niet de oppermagt over dit gedeelte van Staats-Vlaanderen, en zulks is door de Staaten van die Provintie ook nooit beweerd; maar waren, en zijn als nog, van oordeel, alleenlijk recht tot de bestuuring te hebben, als Committanten of Gemagtigden van de
| |
| |
Algemeene Staaten, of eigenlijk van den Raad van Staaten. Menigmaal heeft dit recht verschillen veroorzaakt, tusschen Zeeland en de andere Provintien, zijnde echter Zeeland in het bezit daarvan gebleeven: deszelfs oorsprong wordt afgeleid uit de volgende omstandigheden. 't Ambacht Ter Neuze was, in het jaar 1583, niet zo spoedig in de magt der Staaten gekomen, of Prins Willem de Eerste stelde zekeren Joost van Leene tot Baljuw, Dijkgraaf en Graaflijken Ontvanger over het zelve aan; met last om eed te doen in handen van Gecommitteerde Raaden van Zeeland, zo als geschiedde, op den 7den April 1584 Den 14den Februarij van het volgende jaar deed van Leene, volgens mondeling bevel van Prins Maurits, en van den Raad van Staaten, rekening en verantwoording van zijne bestuuring aan gemelde Gecommitteerde Raaden. Zijn opvolger Jacob Soij werd door Leicester aangesteld, zonder gehouden te zijn, eed aan de Gecommitteerde Raaden te doen: gelijk hij ook zijne eerste rekening aan den Raad van Staaten, maar de tweede aan die van Zeeland deed. De Raad van Staaten (1588) in aanmerkinge neemende, dat 'er nog dagelijks in de aangewonnen landen van Staats-Vlaanderen geschillen voorvielen, over de goederen, toebehoorende aan persoonen, welken de Spaansche zijde hielden, had op den 13den Augustus van dat jaar besloten, het beleid der gemeene Middelen, Domeinen en andere aangetekende partijen, benevens de beslissing der geschillen over dezelven, en over het stuk der Dijkaadje en Politie, bij provisie te stellen, en tot wederopzeggens toe op te draagen aan de Gecommitteerde Raaden van
Zeeland, als naast gezeten zijne; behoudende echter het beroep en de uitspraak op de Raad van Staaten, die daarenboven ook 't aanstellen van de Ontvangers en andere bedienden der gemeene Middelen aan zig behield, wordende daarvan ten zelfden tijde aan Zeeland Acte verleend; op welke Acte zig dan ook grond het recht, dat zij sustineert te hebben, en oefent in de landen van 't Committimus. Veelen waren de tegenspraaken van zulken, die welden, dat daaruit zodanig recht niet te haalen was. Zeeland echter beriep zig, de langduurige bezitting daarvan in haar voordeel te hebben. Zeker is 't, dat die Provintie, die behalven dat genoeg besnoeid is, van dien tijdaf, 't bestuur gehad heeft, niet slechts over Ter Neuze, maar ook in vervolg over Bietvliet, Lillo, Liefkenshoek en Axel, van 1591-1596, en in 1589 ook over Hulst en Hulster-Ambacht; in welk laatstgemelde jaar de Gecommitteerde
| |
| |
Raaden van Zeeland met Prins Maurits overeenkwamen, dat hij zig, in het geeven der Patenten, aan de bezetting buiten de Provintie, ter bestellinge van dezelve, zou gedraagen volgends de order, die ten opzichte van de bezettingen binnen de Provintie in acht genomen werd; een order, beraamd den 6den February 1587. Fredrik Hendrik handelde strijdig daartegen, in het verwisselen van een gedeelte der bezettingen van Axel en Sluis, buiten kennis van Gecommitteerde Raaden, doch vond zig haast genoodzaakt zijnen begaanen misslag te herstellen. In 1593 deeden de Staaten van Zeel nd een ophef van een honderdsten penning, over deze landen, behalven nog eene bijzondere zetting van vier en vyf schellingen op ieder gemeete Lands. Dan hun bestuur bleef ook na dien tijd niet ongestoord; zijnde de verpachting meermaals, niet door hen, maar door de Algemeene Staaten en den Raad van Staaten, gedaan; ten minsten werd 'er beweerd, dat ze daar door geschieden moest. Ernstig verzetteden zig die van Zeeland (1621) tegen het zenden van twee Commisen, tot de verpachting aldaar, verklaarende ter Generaliteit zulks niet te zullen gedoogen, te meer, daar zij meer verschot dan voordeel aan de landen van 't Committimus gehad hadden. Tien jaaren laater hielden die van Zeeland, zo met het maaken van een Plakaat op de Jagt, als anderzins, zulks nog even ernstig staande. De Algemeene Staaten daarentegen hielden het stuk der verpachtinge nu en dan, en bijzonder 1661, als een zaak strijdende met het hoogst gezach, en deeden het bij Plakaaten verbieden. 't Geen op de groote vergadering 1651 daaromtrent beslooten is, ziet men bij Aitzema XXXI. Boek. Wat echter toen en in laateren tijde de reden geweest mag zijn, dat die van
Zeeland gedraald hebben, om hun recht over het Committimus tot in 1656 te voorschijn te brengen, is mij onbekend; wordende op den 20sten September nog bevolen, dit stuk van den beginne op te haalen, met aanwijzinge van recht: waarin ook niet voldaan moet zijn; vermits de volledige Deductie eerst 1722 ten voorschijn kwam; waardoor toen het verschil op nieuw weder levendig werd, zonder dat ons gebleeken is, dat het zelve ten volle beslist is geworden. Echter oefenden de Staaten van Zeeland, of derzelver Gecommitteerde Raaden, hun gezach in de volgende stukken; als, de verpachting der gemeene Middelen, alle half jaaren, ten overstaan van Gemagtigden uit den Raad van Staaten. Door hen worden de Ontvangers der verpondingen en huisschat- | |
| |
tingen binnen Axel en Ter Neuze aangesteld, zo ook de Ontvanger van 't collateraal, over het gantsche Committimus. Ook worden de Middelen der gemeene Verponding, als anderszins, aan de Provintie van Zeeland verantwoord. Nog hebben zij, zonder bijzondere last benodigd te zijn, het ontslag van aangetekende en verbeurd verklaarde goederen: groot is hun belang en gezach, ten aanzien van de dijkaadjen, en bijzonderlijk op de nieuwe. De Plakaaten, de gemeene zaak betreffende, en voor alle de Brieven tot het houden van Bede- of Dankdagen, worden door hen naar 't Committimus afgezonden. Voorts stellen zij 'er Cipiers, Stadhouders en Notarissen aan. Een voornaam gedeelte van de beheering der Gecommitteerde Raaden van Zeeland over die plaatsen bestaat in de versterking, herstelling en verbetering der Vestingwerken, het verzorgen van Oorlogs- en Mondbehoeften, enz. voor de bezettingen, die doorgaands ter bepaalinge van Zeeland staan; en over die stellen zij aan Commandeurs en Majors, die, zo wel als al het
volk, aan hun den eed doen. Het geeven en goedkeuren der Patenten staat ook aan dezelven, die zij meer dan eens, als daarover te beveelen hebbende, op oorlogschepen geplaatst hebben. Nog hebben zij de magt tot de verhooging van de wedde der Predikanten, en Schoolmeesters, aldaar; ook om die te benoemen en af te zetten, waarin zij altijd zijn gekend geweest. Eindelijk behoort aan hun het herstellen der vervallen kerken: berustende echter, zo als hiervoor gezegd is, de oppermagt over de landen van 't Committimus bij de Algemeene Staaten.
Zie aitzema Zaken van Staat, XXXI. Boek, in fol. p. 268, 269, 437 en 438. Romijn de hooge, Spiegel van Staat, II. Deel, VI. Afdeeling, p. 180 en 181. Deductien te vinden in de Notulen van Zeeland van 15 Januarij 1722.’ |
|