Julia, door Mr. rhynvis feith, en verder eenig Mengelwerk van denzelfden Schryver. Te Leyden, by C.v. Hoogeveen, Jun. 1783. Behalven het Voorbericht 231 bladz. in octavo.
De kiesche en zuivere minenhandel van Julia en Eduard, door den Heer en Mr. Rhynvis Feith alhier beschreeven, behelst eene by uitstek treffende liefdes-geschiedenis, in welker voorstelling de Schryver eene groote verscheidenheid van zeer aandoenlyke tafereelen gemaald heeft, die ons de reine Liefde, vergezeld van oprechte Godsvrugt, op veelerleie wyzen, in verschillende uitwerkingen, zo leevendig onder 't oog brengen, dat een aandoenlyk hart 'er ten gevoeligste door getroffen moet worden. De geheele inrigting van dit Geschrift, de manier van uitvoering, en de styl daarin gebruikt, maaken het tot een Meesterstuk in zyne soort. - Van een dergelyken aart is het hierby gevoegde Mengelwerk, bestaande uit eene verzameling van etlyke kleine Stukjes, die de tedere Min ten onderwerp hebben, en ons tevens tot den Godsdienst opleiden. Men kan des Autheurs denkwyze daaromtrent opmaaken uit zyn Mingesprek tusschen Selinde en Mellfont; dat tevens een voorbeeld van zyn schrystrant in deezen verleent.
Selinde kan het denkbeeld niet verdraagen, dat Mellfont nog iets boven haar zou beminnen; en de sterkste uitdrukkingen van Mellfont, met opzigt tot alles wat in de Waereld is, kunnen haar gevoelig hart niet gerust stellen; dit brengt het volgende onderhoud te wege.
‘En toch is 'er iets, dat gij meer dan uwe Selinde bemint?-
God alleen, mijne Dierbaare!
En zo dra als gij dacht, dat de Liefde tot God onbestaanbaar ware met de liefde voor Selinde, zoudt gij mij zonder beraad...
Neen, Selinde! - dit zou het gevolg van het diepste en rijpste beraad zijn. Mijne oogen zouden meer en bitterer traanen storten, dan ze immer geplengd hadden - mijn hart zoude een geweldigen strijd hebben door te staan, - maar dat hart zou geen rust weêr genieten voor dat ik u verlaten had, voor dat het geheele denkbeeld van u uit mijne ziel...