Macbeth. Tragedie en einq Aetes, et en Vers, par G. be Febure, Baron de St. Ildephont. A Utrecht, chez B. Wild 1783. In octavo, gr. p. 139 pp.
In dit treurspel worden ons de uitersten, tot welke de Heerschzugt kan overslaan, ten leevendigste geschetst, in 't character der Echtgenoote van Macheth; die, niet vergenoegd met den krygsroem, door deezen haaren Gemaal verworven, hem steeds inboezemt, dat hy naar den Schotschen Troon moet staan. De braave Macheth, een gunsteling van den Vorst, Duncan, en tevens zo wel door maagschap als vriendschap aan hem verbonden, wederstreeft haare raadslagen manlyk. Dan door een vervoerenden drank weet zy het zo verre te brengen, dat hy Duncan verraadlyk doode, meenende tevens deszelfs Zoon Malcolm om 't leeven gebragt te hebben; doch in welks stede hy een officier, in 't zelfde vertrek slaapende, getroffen had. Het mislukken van den aanslag op den Zoon tragt dat heerschzugtige Schepsel te herstellen, door den Zoon verdacht te maaken, als ware hy de Konings moorder; 't welk ten gevolge heeft, dat de Raad hem veroordeele, en Macbeth tot Koning verkieze. Maar Macbeth, door dien drank bedwelmd, by vlaagen geheugenloos, door droomen ontroerd, ontwaakt van 't regte gebruik zyns verstands versteeken, in slaap gevallen in den droom wandelende en spreekende, verydelt, nu op de eene dan op de andere wyze, de poogingen zyner Echtgenoote. Ten laatste ontdekt hy zelf, dat niet Malcolm, maar hy de Koningsmoorder is. Zyne Echtgenoote, het gevolg hier van bezeffende, wendt alle poogingen aan om zulks te keeren. Intusschen geeft Macbeth, in zyne vervoering, den geest, en zyne Echtgenoote, te vergeefsch haare wraakzucht involgende, doorsteekt ten laatste haar zelve; na dat ze vooraf Malcolm te kennen heeft gegeeven, dat zy, uit wraak, zyne beminde Marguerita, met welke hy zig in den Egt begeeven zou, op eene zo geheime plaats verstooken hadt, dat hy haar nimmer tot zyn deel zou erlangen. Dan ten
zelfden tyde wordt hem, met het asloopen van dit Tooneel, geboodschapt, dat zyne Koninglyke Prineesse gered en behouden is, 't welk de Echtgenoot van Macbeth, alles verydeld ziende, woedende den geest doet geeven. - De Heer le Febure, eene weezenlyke Geschiedenis van de elfde Eeuw tot zyn onderwerp hebbende, heeft dezelve zeer wel naar den eisch van 't Tooneel geschikt, de tusschenkomende Stukken behoorelyk geplaatst, en het charactermaatige der onderscheiden Persoonen juist in agt genomen. Bovenal is dat der heerschzugtige Echtgenoote van Macbeth, die alles onderwindt om haar heerschzugit oogmerk te bereiken, by uitstek wel getroffen; onder de leevendige voorstelling van de redeneerwyze der heerschzugt, welke, gedwarsboomd wordende, niets ontziet, en alle denkbeelden van pligt voor haare inzigten doet wyken.