Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize door Frankryk en Spanje, van den Heere Ph. Thicknesse, Esq. Uit het Engelsch vertaald. Eerste Deel. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1784. Behalven de Voorreden, 145 bladz. in gr. octavo.In onderscheid van andere Reisbeschryvingen, door Frankryk en Spanje, is aan deeze byzonder eigen, dat de Heer Thicknesse zig niet zo zeer ophoudt met gezette Plaatsbeschryvingen, die ten overvloede by veele anderen voorkomen; als wel verledigt tot het mededeelen van leerryke aanmerkingen, die, naar de verschillende omstandigheden, de Burgerlyke Regeering, den Landbouw, den Koophandel of de Zeden der Inwoonderen betreffen 1 waarnevens hy verscheiden lessen aan de hand geeft, van welken dezulken, die door deeze Gewesten reizen, zig met vrugt kunnen bedienen. Intusschen is 't 'er egter zo mede gelegen, dat hy alle Plaatsbeschryving geenszins over 't hoofd zie; als geevende, met opzigt tot de voornaamste Plaatzen, een genoegzaam verslag van derzelver min of meer gunstige ligging en geschiktheid, mitsgaders van het merkwaardigste, dat een oordeelkundig oog aldaar tot zig trekt; waarvan zyne berigten nopens Lyon, Nismes en andere plaatzen, tot getuigen dienen. Maar zulks is zyn hoofdoogmerk niet, bedoelende hy veel eerder langs den anderen weg nuttig te weezen. Door deeze schryfwyze heeft dit Geschrift, buiten het leerzaame voor den Reiziger, dit voordeel; dat | |
[pagina 80]
| |
de Leezer zig niet overlaaden vinde, met eene reeks van berigten, raakende byzonderheden, die hem reeds menigwerf bij andere Schryvers voorgekomen zyn; maar meerendeels 'er zodanige onderwerpen in ontmoete, die hem, nu eens op een ernstigen, dan eens op een vrolyken, trant, onder 't oog gebragt, aanleiding geeven, om zyne verstandlyke werkzaamheid te oefenen; terwyl ze hem tevens vermaak verleenen. - Schoon derhalve het hier bereisde Gewest, als door menige Reizigers reeds beschreeven, vry bekend geagt moge worden, zullen nogtans deeze Brieven, (zynde het Reisverhaal briefswyze gemeld,) met dat bedoelde oogwit afgegeeven, niet als overtollig, maar eer als een nuttig byvoegzel by alle voorige berigten, aan den opmerkzaamen Leezer voorkomen: des hy over den Heer Thicknesse, als een Man van verstand, van oordeel, en te gelyk van een goed hart, zeer wel voldaan zulle zyn. Het thans afgegeeven eerste Deel neemt een aanvang met des Reizigers verblyf te Calais; alwaar hy met den paketboot van Douvres gekomen was. Hy trekt van daar, door de Landschappen Artois, Picardie, Champagne, en, over Lyon door Bourgogne, als mede door het Languedocsche; scheept een gedeelte van zyn bagagie te Cette op Barcelona in Spanje, en vervolgt zyne reis te Lande tot aan het Pyreneesche gebergte. Na dus het Fransche Ryk van Calais tot Cette, of van 't Canaal tot aan de Middelandsche Zee, dwars doorkruist te hebben, en over Perpignan, in Roussillon, te Boulou, het laatste dorp in Frankryk, naar oogenschyn aan den voet der Pyreneen gelegen, gekomen zynde, beklimt hy dat gebergte, tot by de vesting Bellegarde, die op den top van den hoogsten heuvel gestigt is; daalt voorts van daar af, en komt te Jonquiéres, het eerste vlek in SpanjeGa naar voetnoot(*). Verder reist hy, langs het oostersche gedeelte van Catalonie, door Figuiéres, Girone en Martory naar Barcelona; van waar hy zig, met het eindigen van dit eerste Deel, op reis begeest naar Montserrat. - Tot een staal van 's Mans schryfwyze verstrekke zyn volgende Brief van waarschouwing, geschreeven, niet ten behoeve van zynen Vriend, maar ten nutte van een jong Heer hunner kennisse, voor wiens geluk zy een weinig bezorgd waren; strekkenden, om hem, als hy reist, te waarschouwen, tegen strikken | |
[pagina 81]
| |
en klemmen, die geheel Frankryk door gelegd zyn: voor welken, gelyk de Heer Thicknesse zig uitdrukt, ‘eene volkomen kennis van Grieksch en Latyn, gepaard zelfs met al zyns Vaders en Moeders verstand, niet in staat zal zyn hem te bewaaren, indien men niet eerst de wyze toone, op welke zy gelegd worden;’ waartoe dan deeze Brief geschikt is. ‘Deeze klemmen, dus vervolgt de Schryver, worden niet gemaakt om de beenen te vatten, maar om het tydelyke geluk het onderste boven te werpen, en de harten te breeken der zodanigen, die 'er ongelukkiglyk op treeden. De lokaazen zyn looze, baatzuchtige, ondeugende Mannen, en slordige, overgegeeven, en onkuische Vrouwen. Te Parys zyn zy in overvloed, zo wel als zy te Lyon, en in de groote Steden, tusschen Londen en Rome; en zy worden inzonderheid gelegd, om jonge, ryke Engelschen, van den ouderdom van achttien tot vyfentwintig jaaren, te betrappen; en, dat nog erger is, een eerlyk, menschlievend, en edelmoedig, jongeling is altoos in het grootste gevaar van 'er zynen voet op te zetten. Gy vermoedt reeds, dat deeze klemmen enkel van papier en ivoor gemaakt worden, en dat kaarten en dobbelsteenen de vernielende werktuigen zyn, welke ik bedoele. Weet gy wel, dat 'er, in Parys en te Lyon, eene soort van Mannen en Vrouwen is, die zeer fatzoenlyk leeven van in hinderlaag te leggen, en elken trekvogel - maar vooral den Engelschen Goudvink, - op te vangen? Ik hebbe gezien en gehoord van zulke ondeugende kunstenaaryen van dit volk, en de noodlottige gevolgen derzelve voor de ongelukkige jonge luiden, welke in hunne strikken waren gevallen, dat ik waarlyk denke, dat ik niet één enkel vernoegd uur zou kunnen genieten, indien ik grooten rykdom bezat, terwyl een Zoon van my bezig was met, gelyk men het noemt, den tour van Europa te doen. Op de minuut, waarin een van deeze jonge luiden aankomt, het zy te Parys of te Lyon, geeft een huurlakei, die daarvoor betaald wordt, zo ras mogelyk is, 'er kennis van aan een der leden van het bondgenootschap; en oogenbliklyk worden hem laagen gelegd door een Franschen Marquis, of door een Engelschen Chevalier d' IndustrieGa naar voetnoot(*), die, met een allerinneemendst voorkomen, hem doet gelooven, dat hy niet zo ras in de Stad is gekomen, of hy heeft 'er een oprechten Vriend gevonden. De Chevalier toont hem, wat in Parys meest opmerkenswaardig is, verzelt hem na Versailles en Marly, waarschouwt hem, dat hy geene kennis maake met het eerlyke gedeelte des Franschen Volks, | |
[pagina 82]
| |
en leidt hem alleenlyk in by de guiten van dit Land, en van zyn eigen. Hy brengt hem tot het bezoeken van Fransche Dames van het grootste aanzien (en by zodanige, die waarlyk op zulken trant leeven) en maakt den jongman dronken van vreugde. Maar, helaas! het is slechts eene kortduurende vreugde! Hy wordt genoodigd de avondmaaltyd te houden met de Graavinne; en wordt niet alleen wellustiglyk onthaald, maar men speelt na de maaltyd, en daarby wint hy zelfs. Wat kan voor eenen Jongeling, in een vreemd Land, aangenaamer weezen, dan gevleid te worden door de Franschen, aangezocht door de Engelschen, onthaald door de Graavinne, en aangemoedigd door voorspoed? Ja, hy vleit zich zelfs, uit hoofde der byzondere oplettendheid, welke de Graavin hem toont, daar hy boven alle andere Mannen tot haare hultafel wordt toegelaaten, dat zy waarlyk iets teders voor zyn persoon gevoelt. Juist op dit hachelyke oogenblik, koomt 'er een Kramer, om aan Mevrouw de Graavinne eenige nieuwmodische beuzeling te vertoonen; zy heeft 'er wel zin aan, maar geen geld genoeg in haaren zak om het te betaalen. - Hier heeft men eene schoone gelegenheid om Mevrouw de Graavinne een geschenk te doen: - en waarom zou hy het niet doen? De prys is niet boven vier of vyf guineas meer dan het geen hy den laatsten avond gewonnen heeft. - Hy biedt het aan, en met groote zwaarigheid, en naar veel tusschenspraak, neemt zy het; maar is geheel beschaamd, wanneer zy denkt, welke moeite hy zichzelven heeft gegeven. - Maar, zegt zy, gy Engelschen zyt zo edel, - zo bekoorlyk, - zo edelmoedig - en - zo, - zo - en ziet hem tevens zo vriendlyk aan, dat hy, terwyl haare tong stamelt, het waarlyk waagt haare verlegenheid met eenen kus te bedekken, - daar zy, in plaatze van hem de laag van weerskanten met haare kaak te geeven, zo weinig op haare hoede is, en zo overwonnen, dat zy hem, in onbedachtzaamheid, een fraai spatje roode pomade van haare bohoorelyk uitsteekende lipjes vereert - en 'er op dringt, dat hy dienzelfden avond tête à tête de avondmaaltyd met haar houde; - wanneer zyn geluk geheel voltooid wordt. Weinige avonden laater wordt hy verzocht de Graavin te komen zien, en de avondmaaltyd te houden met Monsieur le Marquis, of Monsieur le Chevalier Anglois. Hy wordt onthaald met sterke aangezette spyzen, en ontvlamd door lekkere wynen: - na den eeten speelt men, en hy wordt ontlast van al zyn geld, en geeft briefjes op zynen Bankier voor al het crediet, dat hy by denzelven heeft. Hy bezoekt de Graavin den volgenden morgen; zy ontvangt hem met eene koele beleefdheid - het is haar zeer leed, zegt zy - en zy wenschte den voorigen avond zeer om eene gunstige gelegenheid van hem eene leus te geeven, dat hy niet meer zou speelen, na dat hy de eerste duizend verloren had, dewylzy bemerkte, dat het geluk hem sterk | |
[pagina 83]
| |
tegenliep: - zy is 'er ten uitersten over bedroesd: - maar raadt hem, als eene Vriendin, om na Lyon, of eenige andere Landstad, te gaan, daar hy met beter gevolg, dan in het gewoel en geraas van eene zo groote Stad, als Parys, de taal kan leeren, en om verdere Credietbrieven verzoeken. Zyne nieuwe vrienden bezoeken hem niet meer, en hy besluit den raad der Graavinne te volgen, en voort te reizen na Lyon, dewyl hy gehoord heeft, dat men in het Zuiden van Frankryk veel beter koop kan leeven, en daar mag hy dan zien, wat hy kan uitwerken door Parys te verlaaten, en zich om onderstand te vervoegen by zyne vrienden in Engeland. Maar ook te Lyon klampt de eene of de andere slimme guit, uit eene van beide Volken, die bericht heeft van zyne Parysche ongelukken, hem aan boord: - hy heeft medelyden met hem - en, liever dan iemand zyner Landsluiden, of een Heer van fatsoen en character, in verlegenheid te zien, wil hy hem vyftig of honderd ponden leenen. Wanneer dit gedaan is, worden alle kunstenaaryen in het werk gesteld om zyne beginselen te bederven: hy wordt ingewyd in de geheimen van eenen hoop fatsoenlyke schurken, en, door de vreeze van onschuldig in de gevangenis te zullen gezet worden, zo verliefd, dat hy ze of door de vingeren ziet, of een deelgenoot wordt in hunne maatschappye van ongerechtigheid. Zyn goede naam is voor eenigen tyd een steunsel voor hunne verdacht gehouden eer; en door middel van een honderd ponden, op zulk eene wyze geleend aan deezen eerlyken Jongeling, worden 'er eenige duizenden gewonnen van de trekvogels, die geduuriglyk door deeze Stad reizen na de zuidelyker gedeelten van Frankryk, of na Italie, Geneve, of Turin. Dit is niet eene schildery van enkele verbeeldinge; het is eene schildery, die ik gezien hebbe: ja, ik heb gezien, dat de klemmen gezet werden, en het wild gevangen; zelfs waren zy, die de strikken spanden, niet geheel verzekerd, dat zy my niet zouden stuiten in myne omzwerving, want zy waagden eene avondmaaltyd aan my, en lieten my eenige weinige guineas winnen in het klein spel, dat begon eer zy aan tafel gingen. Inderdaad, myne waarde Heer, indien ik u de byzonderheden opgaf van sommigen deezer ongelukkige Jongelingen, die in goederen en lichaamsgesteltenisse beide, zo te Parys als te Lyon, bedorven zyn, zoudt gy aan de eene zyde getroffen worden door medelyden, en door schrik en afgryzen aan de andere, en zoudt nimmer uwen zoon blootstellen voor het voltooijen zyner opvoedinge op deeze wyze. Vertel mynen vriend te Cambridge, uit mynen naam, dat hy, wanneer hy reist, nimmer moet toelaaten, dat Lords of Ladies, zelfs van zyne eigen Landgenooten, of Marquizen, Graaven, of Ridders van dit Land, hem ooit tot speelen overhaalen; maar gedachtig zy aan die snedige leuze van Lord chesterfield, aan zynen zoon: - “Als gy | |
[pagina 84]
| |
met manspersoonen speelt (zegt zyne Lordschap) moet gy weeten, met wien gy speelt; als gy met vrouwen speelt, waar om gy speelt.” - Maar laat 'er my byvoegen, dat de eenige veilige wech is, in het geheel nooit te speelen. In eene deezer Steden vond ik een man, wiens Familie ik hoogschatte, en voor welke ik eene persoonlyke achting had, Hy overlaadde my met beleefdheden, ja, deed my geschenken, voor dat ik eenig het geringste denkbeeld had hoe hy in eenen toestand geraakt was, die hem daartoe in staat stelde. Hy deed my alle betuigingen van liefde en achtinge, en ik geloofde, inderdaad, dat hy daarin oprecht was, dewyl ik wist, dat hy verplichting had aan een gedeelte van myne Familie. - Maar toen ik bevond, dat eene koets, eene buitenplaats, eene goede tafel, eene Vrouw en dienstboden, allen onderhouden wierden door de kans der speeltafel, ontrok ik my zelven aan alle verbintenisse met hem; want ik vreeze, dat iemand, die leeft om te speelen, ook zoude kunnen speelen om te leeven. Over het geheel, denke ik, dat het bykans onmogelyk is voor eenen jongman van middelen een jaar of twee door te brengen te Parys, in de zuidelyke deelen van frankryk, Italie, enz. zonder groot gevaar te loopen van tot den bedelzak gebragt te worden door valsche speelers, of van verleid te worden door listige Vrouwen: ten zy hy eenen opziener by zich hebbe, die, door de jaaren, en langduurige kennisse aan de zeden en gewoonten van het Land, is wys geworden. Een eerlyk en geleerd Kerkelyk Opziener is in dien stand van minder nuttigheid voor een jongeling, dan een vertrouwd Valet de GhambreGa naar voetnoot(*). Een Opziener op reize moet de menschen kennen; en het geen bezwaarlyker te weeten is, by moet ook de Vrouwen kennen, eer hy bevoegd is om eenen Jongman te behoeden tegen de ontelbaare strikken, die altoos gelegd worden om ryke vreemdelingen te verstrikken.’ Men voege hier by, als een stukie van een anderen aart, 't geen hy nopens Girone, (tusschen Figuieres en Barcelona gelegen,) meldt, en 't geen hy, by die gelegenheid, in opmerking neemt. ‘Girone,’ zegt hy, ‘is eene versterkte Stad, en wel gebouwd, maar ieder huis heest het voorkomen van een Klooster; ik had bykans gezegd van eene gevangenis. Ik ging des morgens ter markt, alwaar sruiten, vleesch en groenten in overvloed te koop waren; in plaatze van het overvloedige geraas, dat men op de Fransche en Engelsche markten heeft, heerschte hier overal eene algemeene stilte en deftigheid; het geen men naauwlyks kan denken mogelyk te weezen, daar zo veele koopers en verkoopers by elkander waren. Ik koft een mandie met vygen, maar de verkoopster sprak zo zacht tot my, als of wy in eene zamenzweering gewikkeld geweest | |
[pagina 85]
| |
waren, evenwel trachtte zy niet my te bedriegen, ik durve zeggen, dat zy my niet meer afeischte, dan zy eenen Spanjaard zou gedaan hebben De zeden van een Volk zyn ongetwyffeld besmettelyk, ik wierd in deeze Stad neêrslagtiger; en my ontbrak niets dan de Catalaansche spraak, en een lange mantel, om my tot een volkomen Spanjaard te maaken. Onze herberg was de gouden Fontein, en, wanneer men rekende, dat het in Spanje was, geene slechte. Indien, ondertusschen de Stad naar was, het Land, om dezelve, leverde alle schoonheden uit, waarop de natuur ergens kan roemen. In luchtstreeken, zegt een zeker Schryver, alwaar de aarde het pronkje en meesterstuk der natuure schynt te weezen, ontmoet men meer vodden en morsigheid, afzichtlyk naare weezens, en elende onder allerieie gedaante, dan in die Landstreeken, welke door de natuure minder begunstigd zyn; en de arme en rampzalige toestand des Volks schynt, in het algemeen, hunnen geboortegrond te leugenstraffen en te onteeren. Zeker is het, dat de Inboorlingen der Zuidelyke deelen van Europa, noch de schoonheid, noch de sterkte, noch de welgemaaktheid hebben van luiden, die in Noordelyker luchtstreeken geboren zyn. Ik hebbe, in het Zuiden van Frankryk, in Spanje en Portugal, voornaamelyk oude luiden van beide kunnen gezien, die naauwlyks een menschlyk voorkomen hadden! noch ziet men, in het algemeen, zelfs onder de jonge luiden, veel meer schoonheid, dan die, welke de jeugd alleen moet byzetten: want jeugd is schoonheid. Wie ooit de Inboorlingen van Zwitzerland, Engeland, Ierland en Schotland vergelykt, met die van Spanje, Portugal, of andere Zuidelyke Landen, zal vinden, dat menschen, geboren in koude en guure gebergten, die van de schoonste Luchtstreeken onder de Zon oneindig verre overtreffen. Misschien zal, evenwel, dit onderscheid meer voortkomen uit het gebrek van Vryheid, dan uit den invloed der Luchtstreeke. ô Vryheid! zoete Vryheid! zonder u kan men geen genot van het leeven hebben! Gy Moeder des vermaaks; wier kinderen u zegenen, schoon zy woonen midden onder onvruchtbaare rotzen, of in de akeligste gewesten der aarde? Gy zegent, in weerwil der natuure! en, in weerwil der natuure, brengt de dwinglandy den vloek mede.
ô Yryheid! Heilogodin, met hemelglans omschenen,
Gy strooit den zegen, en gaat zwanger van geneugt',
Een ongestoord vermaak heerscht eeuwig om u heenen,
Daar lachende overvloed uw' dartlen trein verheugt.
Gehoorzaamheid wordt ligt, van haaren last ontheven,
En de Armoê zelve ziet blygeestig als gy naakt:
Natuurs gelaat, hoe naar, kunt gy verheuging geeven,
Daar gy de Zon versraait, en heel den dag vermaakt.’
|
|