Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTaalkundige Mengelingen. Uitgegeven onder de Zinspreuk Linguae Patriae excolendae amore. No. IV en V. Te Leyden, by F. de Does, 1784. In gr. octavo.By de afgiste der Nederduitsche vertaalinge eener Latynsche Verhandelinge van a. malmenius, over de overblijfsels der Gotische Taal, in het eerste Stukje deezer Mengelingen, is reeds opgemerkt, dat 'er, na 't schryven dier Verhandelinge, buiten de Moeso-Gothische overzetting der IV Euangelien, door Bischop Ulphilas, op welke Malmenius zig beroept, nog een brok van 's Bisschops overzetting van den Brief van Paulus aan de Romeinen ontdekt zy. Men heeft vervolgens in het derde Stukje medegedeeld eene eigen Verhandeling, over de gemeenschap der Gothische en Nederduitsche Taal, strekkende om te toonen dat ze eene zeer naauwe gemeenschap met elkander hebben. Ter nadere bevestiginge nu hiervan behelst het thans afgegeeven, by manier van Bylage, overeenkomstig met het diestyds toegezegde, den bovenaangeduiden brok, welke ons uit een zo groot verlies van Gothische Schriften mede nog overgebleeven is. Dit overblyfzel stelt ons in handen de Moeso-Gothische vertolking van Rom. XI. 33-36. XII. 1-5. 17-21. XIII. 1-5. XIV. 9-20. en XV. 3-13. Hier nevens is nog gevoegd het Onze Vader, de Lofzang van Maria en de Lofzang van Simeon, volgens de Gothische overzetting: alle welke stukken geheel met eene nieuwe Moesogotische letter gedrukt zyn. Deeze overgebleeven | |
[pagina 47]
| |
Gothische stukken gaan vergezeld van eene woordlyke Nederduitsche vertaaling. Ook heeft men 'er bygevoegd een Moesogotisch, een Anglosaxisch en Runisch Alphabeth; benevens verscheide aantekeningen, daar agter geplaatst, die, zo ter bevestiginge der opgemelde gemeenschap, als ter ophelderinge van het voorgedraagene, en ten beteren verstande veeler onzer verouderde woorden, dienen: welke aantekeningen, zo als wy 't begrypen, in een naastkomend Stukje verder vervolgd zullen worden. - Tot een staal hiervan strekke de aantekening op het M.G. woord Gawairthi, by ons Vrede, Rom. XII. 18. ‘Gawairthi] Dit M.G. woord is, zo als 't my voorkomt het zelfde met 't Al. gewarheit, tuta securitas, by haltaus en scherziusGa naar voetnoot(a) te vinden; want alwaar zo een veiligheid plaats heeft, is ook vreede. Waere is in het A.S. pactum, foedus. Wy hebben nog waerbrief. Literae assertoriae, literae rei venditae.Ga naar voetnoot(b) 't is zo veel als een teeken, waardoor bewezen wordt, dat 'er een pactum tusschen twee luiden is gemaakt; waardoor het eigendom van eene zaak aan eenen anderen wordt afgestaan. Wer is pactum, foedus, by wachter.Ga naar voetnoot(c) vaerd is by rudolf. jonasGa naar voetnoot(d) jucunda quies. Allen stammenzy af van 't M.G. Wardjan custodire. a.s. weardian-gan, custodire, curare; administrare, vigilare. N.D. waeren, waerden. vetus. Custodire, servare, curare. waeren. versus. observare et in officia tenereGa naar voetnoot(e). - In de betekenis daar het A.S. waere in voorkomt, meen ik, dat men ons verouderd ghewerre/ het welk ik by m. stokeGa naar voetnoot(f) vinde, ook moet neemen, namelijk voor getrouw, want de krijgslieden hadden immers trouw gezworen aan Jonker Willem, welken hij hun verzoekt te houden. Op dat de uitlegging van dit woord te klaarer blyke, zie hier zyne woorden.
Alst aldus was comen
Joncheer Willam hevet genomen
Raet, wat hi best dade
Met sinen lieden. Men wort te rade
Dat hi hem orlof soudt gheven
En danken al sijn leven.
Hi dede al dat men hem riet
Hi gaf hem orlof, en hiet,
Dat si souden sijn ghewerre,
Waert dat quame also verre,
Dat de vianden quamen met here,
Dat si trecken mochten ter were
En weder staen de felle schare.
En in de bovengenoemde betekenis zo kan men de plaats uit | |
[pagina 48]
| |
walewein, door huydecoper alhier bygebragt, zeer wel verstaan, en is dan zeer geschikt, om deze plaats op te helderen. Gewar vind ik by scherziusGa naar voetnoot(g) door fidelis verklaart. Kiliaen heeft gheweerigh. firmus, durabitis. - In den zin van fidelis, getrouw, leest men, naar mijn oordeel, ook gewarich in den Spieg. Passion.Ga naar voetnoot(h) alwaar van S. Laurens gezegd wordt, dat hy boven anderen martelaaren iets zonderlings heeft, om zyne: gewarige en geopenbaerde mertelic d.i. getrouwe en bekende; want om gewarich hier voor waar verus te nemen, dunkt my, dat niet iets zonderlings zoude geweest zijn voor S. Laurens. En in dezen zin moeten ook de twee door Huydecoper en Strickerus en uit het Fragmentum de Bello Karol. M. bijgebragte plaatzen verstaan worden.’ Een voorbeeld van eene andere soort zy nog de afgeleide betekenis der benaaminge van witte-vrouwe. - Onze Autheur gewag gemaakt hebbende van 't M.G. Withi, dat overeenstemt met ons wete, scientia & renunciatio, relatio, significatio, oulinks ook wite, tekent onder anderen aan, dat het Yslandsch viti, dat met ons wete overeenkomt, niet alleen voor scientia, prudentia in 't algemeen, maar wel byzonder om de toverkonst, magia, mede uit te drukken, gebruikt is. ‘Van dit viti, (zegt hy voorts,) is het werkwoord vita, fascinare, incantare, [toveren.]Ga naar voetnoot(a) Het eerste hebben wy nog in ons; wite-vrouwe/ witelie wijf/ witte vrouwe/ wit vrouwen. Lamia, larva: saga, mulier sciola, incantatrix. Het tweede in ons; witeighen Vaticinari, hariolari. - Wite-vrouwen noemt kiliaen ook Alden; doch of hij hierin juist wel al te zeer te geloven is, twijfel ik sterk. Ik geloof voor my, dat hij alleen een en dezelfde beteekenis heeft gegeven aan beiden dezen woorden, op het gezag van jo. ger. becanus; want alven, zegt hij, inquit Becanus dicuntur wit vrouwen/ j. albae mulieres, daar de alvenGa naar voetnoot(b) eigenlijk schimmen of spooken, spectra; maar de witte-vrouwen toveressen zijn.’ Wyoers heeft men by deeze Gothische overblyfzels, en de daar nevensgaande taalkundige aantekeningen, nog gevoegd, een toegezonden Dichtstukje, zynde een Brief van de geschonden Thamar aan haaren trouwloozen Broeder Ammon. Deszelfs Opsteller heeft de natuur zeer wel in agt genomen: doende Thamar de taal van 't hart spreeken, zo als het door verschillende gevoelige hartstogten geslingerd wordt; als die van broederliefde, die haar ten val bragt; van verfoeijing des gruwelstuks; van schaamte en hartzeer over 't voorgevallen; van wanhoop wegens de gevolgen, en wederopbeuring door de min, die haar nog doet hoopen, wenschen en smeeken, dat Ammon tot inkeer zal komen, om haar, door een wetlyken echt, de zyne te maaken. Ieder hartstogt laat zig, in haare eigenaartige taal, hooren. |
|