Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIsraëls zonde, in het verwaarloozen en verwerpen zyner Vryheid, aangetoond in eene Leerreden over 1 Sam. XII. 17. Te Utrecht, by B. Wild 1783. In groot octavo 26 bladz.'s Menschen uitmuntendheid, en deszelfs verplichting, om die te handhaven, door overeenkomstig daer mede te handelen, strekt hier ter inleidinge ener Leerreden, geschikt, om een Vry-gebooren Volk, eenstemmig met dit zyn Voorregt, ter handhavinge zyner Vryheid, aen te spooren. De Redenaer maekt hiertoe, in de eerste plaetse, gebruik, van 't schandelyke voorbeeld van 't ontaerte Israël, dat, met versmading der Vryheid van hunnen Burgerstaet, een Koning begeerde, en laeg genoeg was, om den tot nog vryen hals onder het slaefsche juk eener oppermachtige Regeringe te buigen: het welk Samuel, 1 Sam. XII. 17. een kwaed noemt, een groot kwaed voor de oogen des heeren. Het regtmatige van Samuels bestraffing, en het haetlyke van Israëls wangedrag in dezen, word hier in vollen nadruk ten levendigste voorgesteld; en de Redenaer leid 'er voorts de volgende stelling uit af. - ‘Een Volk is verplicht zyne Vryheid ongekrenkt te bewaaren, en wanneer het, zonder tegenweer, zich 'er van laat berooven, wanneer het dit dierbaar pand vlyend weggeeft, dan begaat het de grootste zonde, en is Gods toorn waardig.’ Voor de gegrondheid dier stellinge brengt hy de dugtigste bewyzen onder 't oog van Neêrlands Volk, dat, gelyk onze Redenaer op goeden grond zegt, ‘niet tegenstaande de veelvuldige rampen, welke het, geduurende een schandelyken oorlog, ondergaan heeft, nog onschatbaare en aan veele volken onbekende voorrechten geniet. Wy zyn nog een vry en onafhanglyk Volk, wy behoeven onder het juk van wellekeurige overheersching onze vrye halsen nog niet te krommen. De Wetten zyn by ons nog de Hoogste Regent. Zy, die, volgens de Wetten, onze Burgermaatschappy bestieren, ontvangen al de macht, welke zy bezitten, en de luister | |
[pagina 18]
| |
met welke zy in de raadzaalen schitteren, van het Volk, dat zy vertegenwoordigen. Ieder Plaats en Land heeft zyne voorrechten, die een ieder in zyn persoon en bezitting beveiligen. En bygevolg onze regeeringsvorm staat lynrecht tegen overheersching over. Zonder ontaarting kan zy nooit willekeurig worden. Onze Constitutie is Vryheid, en onze regeeringsvorm is geschikt, om dezelve onverminderd te bewaaren.’ - Om zulk een Volk ter handhavinge dier Vryheid aen te moedigen, doet hy onze Landsgenooten opmerken, hoe de Natuurlyke Vryheid van den Mensch een geschenk van God zy; - en welke dierbare voordeelen de Burgerlyke Vryheid vergezellen, terwyl de slaefsche onderwerping met ene reeks van onheilen verknogt is. Hy dringt dit verder aen, met de overweeging van die zucht voor de Vryheid, welke onze Voorvaders van oudsher bezield heeft; - als mede door de beschouwing van den weg, langs welken wy onze tegenwoordige Vryheid verkregen hebben, op den dapperen tegenstand der onderdrukkingen der Spaensche dwingelandye. - Met vereende kracht doet de Redenaer dat alles dienen om den Landzaten, de verplichting om te staen en te waken voor 't Lands Vryheid, ten diepste in te boezemen; in de verzekering dat zy ook hiervan, niet alleen als Burgers, maer tevens als Christenen, ten laetsten dage rekenschap zullen moeten geven; wanneer die laeg kruipende zielen, welken onze Vryheid gering geschat, of dezelve ondermynd hebben, (die elk rechtschapen Nederlander smaedlyk veracht,) het loon hunnes wanbedryfs zullen wegdragen. - Ten slot betuigt hy zyne blydschap over de vernieuwde poogingen veler Voorstanderen der Vryheid, in onze dagen; en vermaent hen, om daer in op ene behoorelyke wyze te volharden; in de verwachting dat dan de God der Vryheid, die Israël uit het diensthuis uitvoerde, en tot een Vry Volk maekte, die onze Voorvaderen in vroeger dagen, en onze Amerikaensche Broeders in onze dagen, gezegend heeft, ook ons zal zegenen! - Rechtschapen Nederlanders, nayverig over hunne Vryheid, zullen ongetwyffeld het zegel hunner goedkeuringe aen deze Leerreden hechten, en dezelve in een soortgelyken rang stellen als die van den Eerwaerden Suermond over de VaderlandsliefdeGa naar voetnoot(*), welke zy, ten bewyze van den tot nog heerschenden smaek der Natie, met gretigheid ontvangen hebben. |
|