Utrechts zang-prieeltjen
(1649)–Anoniem Utrechts zang-prieeltjen– Auteursrechtvrij
[pagina 96]
| |
Toon: Repicava las Campanillas.
O P-gehoopte, my, traantjes zonder tal,
Ten oog', uytbarsten, door het ongeval,
Ten oog', uytbarsten, door het ongeval,
De tegenspoeden, mijn zinnen, verwinnen,
En overromp'len, met deirlik geschal,
En overromp'len,
En overromp'len, met deirlik geschal.
2 O Lucella! pronk aller Maagden-stoet,
Bandt ghy de Minne nu uyt u gemoed?
Bandt ghy de Minne nu uyt u gemoed?
Ghy die altijdt hebt, voor desen bewesen,
V Dienstb're Slaave wederliefdens zoet,
V Dienstb're Slaave,
V Dienstb're Slaave wederliefdens zoet.
3 Ach wat vreugde! was 't voor mijn hete smert
| |
[pagina 97]
| |
Doen gy verligte, mijn verliefde hert,
Doen gy verligte, mijn verliefde hert,
Als ick mocht laaven, mijn lusjes, door kusjes,
Mijn grage Lipjes, vast, aan d' uw', verwert
Mijn grage Lipjes,
Mijn grage Lipjes, vast aan d' uw', verwert.
5 Maer verstooten, van deze zoetigheyt
In duisend kwalen, uwen minnaer, leyt,
In duisend kwalen, uwen minnaer, leyt;
Want daar gy eertijds my placht te verachten,
Met zoet verlangen, op gezette tijd,
Met zoet verlangen,
Met zoet verlangen, op gezette tijd.
5 Soo verandert is, dat de hete gloet
Van Minne-vlammen, daar mijn ris in wroet,
Van Minne-vlammen, daar mijn ris in wroet
Noch bange klagten, en smeecken, kan breecken,
V yzig hert, en diamants gemoed,
V yzig hertje,
V yzig hert, en diamants gemoed.
Daak. |
|