Utrechts zang-prieeltjen
(1649)–Anoniem Utrechts zang-prieeltjen– AuteursrechtvrijStemme: Soet lieve reyne Maeght.
F Oey u daedt! eerloose Meyt,
Laster moet ick van u spreecken:
Hebt ghy niet wel eer gheseydt
Dat een stale muer sou breecken,
Eer ghy breecken soud' u woordt?
Valsch werd' ick nu rechte voort
Van u uyt-gestreecken.
| |
[pagina 77]
| |
2 Cupido hadd' my geblint:
Nu den doeck is van mijn Oogen,
Sien ick wien ick heb gemint,
En van wien ick ben bedroogen;
Prijs noch eer en is sy waert:
Want sy is van sulcker aert
Als die niet en doogen.
3 'k Meend, het Hilick was al klaer,
Ick ginck wedden op mijn trouwen,
Dat ick minder als een Iaer
Met mijn Lief sou Bruyloft houwen:
'k Wouw al met de mont in 't gras,
Eer ick in de Wey eens was,
Door de Lust van trouwen.
4 'k Hadd' al reed mijn Bruyloffs Goedt,
Bef en Hembden laten maken,
Met een fijne Bruylofts-hoedt,
En een Kleet van 't beste Laecken;
Veeltijts dacht ick; Alst Gebraet
Op mijn Bruylofs-tafel staet,
| |
[pagina 78]
| |
Heer hoe sal dat smaken.
5 'k Was al Bruygom in mijn hart,
'k Hielt de Bruyloft in mijn zinnen,
Foey dat ick, ô groote smart,
Oyt bestondt om haer te minnen:
Nou scheyt dese Prooy daer uyt
Bruygom ben ick sonder Bruyt:
Wat mocht ick beginnen.
6 't Is geen noot, ick weet noch raet,
Al stoot sy my voor de Scheenen,
Als de blauwigheyt vergaet
Sal de pijn oock sijn verdweenen;
Dan sal ick eens leggen an,
Of ick haer bedriegen kan,
En dan reys ick henen.
Sus doet ghy dit, soe siet toe Wat ick u eens weder doe. Jan Janssen van Asten. |
|