De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel
(1972)–Anoniem Ulenspieghel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
zelschap voor te lezen, voorstellen op te lossen, en naar de regelen der logica te redeneren. De goede rector, die juist eenen zeer schoonen ezel van vier jaren bezat, ging het geding aan, niet meer twijfelende aan eenen man, die hij alszoo slim had leeren kennen. Hij gaf honderd gulden vooruit, en leverde den ezel. ‘De ezel,’ zeide Uilenspiegel deftig, ‘heeft eene groote gemakkelijkheid uit zijne natuur, | |
[pagina 97]
| |
om klinkers uit te spreken. Hij uit er twee op eene verwonderlijke wijze, de I en de A, hoewel hij op de laatste den toon wat door den neus laat gaan. Er is dus niets noodig dan hem lust tot lezen in te prenten.’ Hij zette den ezel in eenen kleinen stal en zich van een oud boek voorzien hebbende, plaatste hij tusschen de perkamente blâren korrels haver. Het dier dezelve geroken hebbende, begon de blâren met zijnen neus om te slaan en met zijnen tong behoorlijk af te likken. Na dit veertien dagen te hebben volgehouden, zeide Uilenspiegel aan den rector: ‘indien gij onzen leerling eens wilt komen bezoeken, zult gij zien, dat hij reeds lust tot de studie krijgt.’ De rector kwam en de onderwijzer van den ezel het boek voor den scholier met de lange ooren geplaatst hebbende, begon dezelve, gewend om zijne kleine smullerij, met zijnen neus te vinden, op eene verwonderlijke wijze het boek te doorbladeren. De goede man keerde hoogst verwonderd naar huis. | |
[pagina 98]
| |
Nu vraagt men, wat Uilenspiegel voorhad met deze proef. Hij rekende er op, dat in tien jaren of de ezel of de rector wel dood zoude zijn, en met den geleerden was dit nog hetzelfde jaar het geval. |
|