- ‘En wat zult gij mij geven, indien ik het doe?’ zeide Uilenspiegel deftig.
- ‘Tien gulden, indien het noodig is.’
- ‘Dat is eene ordentlijke belooning, breng dezelve hier; geef mij zemelen en melk, en ga naar den tuin mij drie blaadjes zuring halen.’
Hij liet daarop aan het kind eenige teugen melk drinken, waarin hij zemelen had gemengd, en terwijl de vrouw naar den tuin liep, nam hij spoedig het kind uit den tafelstoel, waarin een gat was, waar onder eenen tinnen pot stond, zette zich in deszelfs plaats en was toen de weduwe terug kwam, weder behoorlijk gekleed.
- ‘Ik geloof,’ zeide hij op eene ernstige en deftige wijze, ‘dat het kind beter is en dat het eerste middel reeds heeftgewerkt, zoo doelmatig was de hoeveelheid te zamen gemengd.’
Het gezigt der moeder was opgehelderd, toen zij de lucht in het vertrek rook: groote tranen rolden uit hare oogen.
- ‘Zoude het mogelijk zijn, riep zij.’
- ‘Kijk maar.’ zeide Uilenspiegel, het kind op