De vrouw ging heen, stak de hand in den zak van hare schort en rammelde met de guldens.
- ‘Dat is zonderling,’ zeiden de officieren. - ‘Nu ziet gij mijne helden, dat dit kleine hoedje zoo bespottelijk niet is; ook zoude ik wel een' kop van goud kunnen laten maken, voor al het geld, dat men er mij reeds voor heeft geboden.’ - ‘Maar zoudt gij hetzelve evenwel niet afstaan, indien men u eens eene aanzienlijke som gelds aanbood?’ vraagde de eene, die geheel verleid was door hetgeen hij gezien had. ‘Zulk een tooverding zoude voor ons arme officieren regt passen; daarmede zouden wij zeker zijn nimmer van honger te zullen sterven.’
Om kort te gaan, Uilenspiegel liet zich uit vriendschap voor die heeren verleiden; hij ontving vier honderd gulden en gaf hun het kleine hoedje. De kooper, die zeer daarmede in zijnen schik was, wilde er den volgenden dag reeds de proef van nemen; hij ging naar de herberg, verzocht al zijne vrienden, gaf hun een regt goed maal en beproefde daarop door het draaijen van het hoed-