onder het daverend gejuich en de plagerijen der kinderen in het water. Hij was spoedig als een goed zwemmer aan land, en terwijl hij zich aan de boosheid zijner moeder niet veel liet gelegen leggen, besloot hij zich eens duchtig te wreken, op de jongens, die hem hadden uitgejouwd.
Zijn voornemen onder een vrolijk gelaat verbergende, hield hij zich groot, en beloofde voor den volgenden dag veel ongeloofelijker dingen, dan de toeren, die hij verrigt had.
Den volgenden dag (het was maandag) kwam hij terug, spande eenige huizen verder weder zijne koord over het water, en nadat hij een aantal luchtsprongen gemaakt had, zeide hij tot de kinderen, die hem stonden aan te gapen:
- ‘Nu zult gij eene verwonderlijke kunst zien, maar daartoe moet ieder mij een' schoen leenen.’
Men voldeed zonder argwaan aan zijn verzoek; hij verzamelde honderd en twintig kleine schoentjes, reeg die alle aan een lang touw, en danste eenigen tijd met dezelverond. Toen nu evenwel de menigte begon ongeduldig te worden, en de kin-