den er in zouden zijn gestikt. Toen nu de arme kinderen rondom de tafel zaten, sloot hij de deur, en zeide den kinderen aan, dat zij zonder drinken al den brij, die in den ketel en zoo dik als stijfsel was, zouden hebben op te eten.
Hoewel de kinderen zich zaten op te proppen en alle moeite hadden om de spijs door de keel te krijgen, noodzaakte de boer hen door duchtige slagen met een' boonenstaak om tot aan den bodem toe den ketel te ledigen.
Vooral was hij op Uilenspiegel gebeten, en had hem zoo toegetakeld, dat de guit het hem hoogst kwalijk nam. Zonder evenwel iets van zijn voornemen te laten blijken, nam hij twintig lange touwtjes, knoopte dezelve in het midden bij el-