Het inzicht, de levenswijsheid bepaalt de waarde van deze literatuur.
In ‘Amor Fati’ de analyse van wat mensen beweegt die anderen tot hun prooi maken. Leegte (Scharführer X), volslagen zelfzucht (De Capo), oppervlakkig sentiment (De Griet). Daartegenover de kracht van de geest in het schitterende verhaal van Labi, de jonge schoolmeester, die weigerde soep te eten waarin paardevlees zat: ‘Om één zin’. Het is de ene zin die weer het kernprobleem weergeeft, waarover het Dagboek op 5 september 1944 zo uitvoerig was. De zin, door Labi uitgesproken, luidt: ‘Omdat er verschil is tussen rein en onrein.’
‘Er is verschil tussen rein en onrein en wij weten, al weet Labi het zelf misschien niet eens, dat het niet gaat om soep of paardevlees, hetwelk ook Labi alleen maar verwerpt als laatste symbool, maar om de eerste zin uit de menselijke beschaving. Om de erkenning, dat er iets is, dat mag en iets, dat niet mag.
En ter wille van die eerste zin, die eens door het Joodse volk is uitgesproken, of tenminste mede daarom, heeft Adolf Hitler hen gehaat en vervolgd en gedood. Hij was daarin de eerste niet en hij zal niet de laatste zijn.’
Amor fati betekent liefde tot het lot. Amor is meer dan berusting of aanvaarding. Herzberg verklaart zijn liefde voor het jood-zijn in het slothoofdstuk, waarin hij de strijd tussen Hitler en de joden nogmaals in het perspectief zet van het wereldhistorische conflict tussen de heiden, de mens die geen enkele band verdraagt en alleen de sterkste wil zijn - en degenen die een God erkennen, één God. Deze erkenning is bepalend voor het jood zijn en het lot dat de jood ondervindt is met de keuze hiervoor gegeven. Deze keuze is een liefdesdaad: amor fati.
Tegenover de verwerping van de zijde der mensen, die eeuwen lang het lot van de joden geweest is, staat een onbegrijpelijk troostwoord uit Leviticus 26, dat Herzberg als motto aan het boekje doet voorafgaan.
Aan het slot komt hij, zij het vaag, terug op de ‘onvermijdelijke beslissingen’ waarvan hij in het Voorwoord sprak. Bij andere gelegenheden is hij hier verder op ingegaan, b.v. in het boek ‘Pro Deo’ (1970). In een interview metWim Ramaker, NCRV-Literama 21 oktober 1974, pleit hij voor ‘een andere menselijkheid’. ‘Onze beschaving is eigenlijk maar een heel klein vliesje. In wat er in de wereld gebeurt zie je weer precies dezelfde redeloosheid en wreedheid die ik Bergen-Belsen meegemaakt heb.... Op het ogenblik kun je natuurlijk wel wat doen. Je kunt proberen tegenover de barbarij een andere menselijkheid te stellen, dat is denkbaar en dat zal op den duur invloed moeten hebben.... Ik heb me niet verdiept in de vraag hoe we die mensen moeten straffen, maar ik heb me veel meer verdiept in de vraag: waar komt het vandaan, waarom is het zo geweest en waar moeten we het plaatsen? Dan zie ik de wreedheid als de averechtse werking van het geweten. Men zegt vaak dat die mensen geen geweten hadden, maar dat is natuurlijk niet zo, iedereen heeft een geweten. Als dat geweten gaat spreken moet je het tot zwijgen brengen en als je het tot zwijgen wilt brengen moet je aantonen dat je sterker bent dan het geweten. Dan ga je van het een naar het ander. Bij al deze dingen moet je altijd zeggen: het is de eerste stap die de gevaarlijkste is.’