| |
| |
| |
Bio- en bibliografische gegevens
door: Fred de Swert
Toelichting
Bij de samenstelling werd in de eerste plaats uitgegaan van de idee: welke essays, artikelen, enz. werden door de diverse medewerkers bij hun beschouwingen betrokken; een tweede uitgangspunt was: die artikelen, essays, monografieën e.d. op te nemen, die bij de bestudering van één of andere auteur, noodzakelijk, zo niet onmisbaar zijn. Een derde principe spitste zich vooral toe op het praktische feit of de literatuuropgaven gemakkelijk terug te vinden zijn voor de leerling, zonder dat daartoe gespecialiseerde instituten ingeschakeld moeten worden. Tenslotte mag ook niet uit het oog verloren worden dat het in bepaalde gevallen alleen maar gaat om de behandeling van één of meerdere titels, in andere gevallen om het volledige oeuvre. Ook daar werd bij de samenstelling rekening mee gehouden. Tegen deze achtergrond ging het meer om het signaleren van informatiemateriaal rond het besproken werk, dan om het streven naar volledigheid. Verschillende medewerkers aan Uitgelezen 2 hebben mij door hun op- en aanmerkingen goede diensten bewezen.
| |
Gerrit Achterberg
Gerrit Achterberg werd geboren op 20 mei 1905 te Neerlangbroek bij Doorn (prov. Utrecht). In 1924 behaalde hij zijn onderwijzersdiploma. Op 1 juli 1924 werd hij benoemd aan de hervormde Lagere school te Opheusden. In 1925 debuteerde Achterberg met de bundel ‘De zangen van twee twintigers’ (i.s.m. Arie Jac. Dekker). In datzelfde jaar kwam hij in contact met Roel Houwink. In 1930 verscheen ‘Afvaart’.
In 1946 huwt hij. De poëzie van Achterberg werd vaak bekroond (o.a. Poëzieprijs van de stad Amsterdam (1949); P.C. Hooftprijs (1949); De C. Huygensprijs (1959). Hij overleed op 17.1.1962 aan een hartaanval.
1925 |
De zangen van twee twintigers (i.s.m. Arie Jac. Dekker) |
1931 |
Afvaart |
1939 |
Eiland der ziel |
1940 |
Dead end |
1941 |
Osmose |
|
Thebe |
1943 |
Huis |
|
Reiziger ‘doet’ Golgotha |
1944 |
Kleine kaballistiek voor kinderen |
|
Schaatsenrijder |
|
Meisje |
|
Sintels |
|
Morendo |
|
Eurydice |
1945 |
Limiet |
1946 |
Stof |
|
Radar |
|
Sphinx |
| |
| |
|
Energie |
|
Existentie |
|
Cryptogamen, waarin opgenomen Eiland der Ziel, Dead end, Osmose, Thebe. |
1947 |
En Jezus schreef in 't zand |
|
Doornroosje |
1949 |
Hoonte |
|
Sneeuwwitje |
1950 |
Herschepping |
|
Woord |
|
Mascotte |
1951 |
Oude cryptogamen, waarin opgenomen Afvaart, Morendo Inertie (voor het eerst gebundeld), Sintels, Radar, Stof, Sphinx 1951 |
|
Matière |
1953 |
Cenotaaf |
|
Ode aan Den Haag |
|
Ballade van de gasfitter |
1954 |
Autodroom |
|
Cryptogamen III, waarin opgenomen Eurydice, Limiet, Energie, Existentie, Zestien, Hoonte, Doornroosje, en Jezus schreef in 't zand. |
1955 |
Voorbij de laatste stad, bloemlezing door Paul Rodenko |
1957 |
Spel van de wilde jacht |
1959 |
Cryptogamen, compositie door Peter Schat, partituur Donemus |
1961 |
Hayula, vertaling van Matière (Stof) in het Arabisch door Sa'ad Sa'ib, Mansurat Dar at Tagafa fi Dimasq Cryptogamen 4, waarin opgenomen Sneeuwwitje, Mascotte, Cenotaaf, Ode aan Den Haag, Ballade van de gasfitter, Autodroom, Spel van de wilde jacht. |
|
Vergeetboek |
1963 |
Verzamelde Gedichten. |
1964 |
Malière, compositie door Karel Crow, partituur Donemus |
1965 |
Het weerlicht op de kimmen, bloemlezing door V.C. Achterberg-van Baak |
1968 |
Zestien (uit Existentie, 1946) |
|
Zestien kwatrijnen (uit Osmose, 1941) |
|
Dertig verzen van Gerrit Achterberg, bloemlezing door Ru van Rossum en Chr. Leeflang |
1969 |
Blauwzuur |
1972 |
Verzoendag, planodruk |
Literatuur
|
Bertus Aafjes: Achterberg. Aantekeningen (Criterium 1ste jg.; 10 okt. 1940). Gerrit Achterberg en het a-poëtische woord (Den Gulden Winckel 40 jg.; juni-juli 1941). De dichter van de sarcophaag (De Boekenschouw; 15 nov. 1941). |
Hans Andreus: De dichter Achterberg en zijn werk (Het nieuwe boek 2e jg.; 2 febr. 1964) |
Bert Bakker/Andries Middeldorp: Ter inleiding. Bibliografie van G. Achterberg (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
Peter Berger: Medeplichtig met Achterberg (Kentering, 6e jg.; dec. 1964). |
Martien Beversluis: Moderne verzoekingen (De Nieuwe Gids; 1940). |
D.A.M. Binnendijk: Gerrit Achterberg: Osmose (Groot Nederland; mei 1941). |
C. Bittremieux: Bij de dood van Gerrit Achterberg (Jeugd en cultuur 7e jg.; 1962). Over Achterberg (Hollands weekblad; 26 juli 1961). |
J.C. Bloem: Vermoeide dichters (Den Gulden Winckel; 1931). |
Gerrit Borgers: De verdwaalde medicijnman (onder ps. Jaap Mulder en onder titel Moderne Magie) (Podium; 1947 - Criterium; 1947). Kommentaar op Gerrit Achterberg; 1948.... om te getuigen van mijn bewondering. Documenten over Achterbergs werk (Maatstaf; 1964). |
Menno ter Braak: De Pythia duiden (Verzameld werk; 1952). |
Willem Brandt: Drie dichters (Het Nieuwe Boek; 1963). Vergeetboek (Keurschrift; 1965) |
James Brockway: Walking Gable (De Gids; 1962) . |
W.J.C. Buitendijk: Achterberg op het podium (Op de keper beschouwd; 1951). |
Piet Calis: Verstarring en vernieuwing bij Gerrit Achterberg (De Gids; 1962). Bij de dood van Gerrit Achterberg (De Gids; 1962). Gerrit Achterberg. Topkonferentie (Maatstaf; 1963). |
Remco Campert: Uit een schrijversleven (Podium; 1962). |
J.B. Charles: De derde dichter van de achtste dag (Commentaar op Gerrit Achterberg; 1948). |
A. de Longie: G. Achterberg: Brugge, Orion Desclee De Brouwer, 1969). |
C.J.E. Dinaux: Spel van de wilde jacht (Boek van nu; 1957). Gerrit Achterberg (Gegist Bestek I; 1958). Gerrit Achterberg, zoals ik hem kende en las (Maatstaf; 1964). |
Anthonie Donker: Afvaart (De Stem; 1932). Poëziekroniek (De Stem; 1934). De jongste generatie en de werkelijkheid. Gerrit Achterberg (De Stem; 1940). Gerrit Achterberg (Hannibal, over den Helicon; 1940). Vragen bij Achterbergs dichterschap, stof (critisch Bulletin; 1946). Misbruik van poëzie (Commentaar op Achterberg. Critisch Bulletin; 1948). In den beginne, nadien hiernamaals (Critisch Bulletin; 1949). Achterbergs bekroning (Critisch Bulletin; 1950). Het geloof der muzelmannen (Critisch Bulletin; 1954). Expressionisme in de Nederlandse literatuur (Het expressionisme; 1954). Het experiment van de gasfitter (Critisch Bulletin; 1954). De dichter Gerrit Achterberg. Het spel van de wilde jacht (De Nieuwe Stem; 1957). Het volstrekte op aarde (De Gids; 1962). |
J. van Doorne: En Jezus schreef in 't zand (Ontmoeting; 1947). |
S. Dresden: Existentie-philosophie en literatuurbeschouwing (A'dam, Meulenhoff, 1946) Horizontale poëzie (Nieuwe Kommentaar op Achterberg; 1966). |
Anton van Duinkerken: Over ‘Afvaart’ (De Gemeenschap; 1931). Helicon vernieuwd (De
|
| |
| |
Gemeenschap; 1940). |
Kees Fens: Micro- en macropoëzie (De eigenzinnigheid van de literatuur; 1964). In Memoriam Achterberg (De Tijd-Maasbode; 1962). Ballade van de gasfitter (Raster 1968) |
R.L.K. Fokkema: Het taboe rond Achterberg (De Gids; 1964). |
Th. Govaart: Gerrit Achterberg en zijn Cryptogamen III (Nieuwe eeuw; 1955). Spel van de wilde jacht, van magie tot mystiek? (Streven; 1958). Vrouw, woord en God, over de poëzie van Gerrit Achterberg (Kultuurleven; 1962). |
Jan Greshoff: In Singel 262 (Querido; 1948). Gerrit Achterberg (Verzameld Werk; Legkaart; 1948). |
Ch. d'Haen: Beschouwingen over Gerrit Achterberg (Dietsche Warande en Belfort; 1951). De paradox als een der centrale aspecten van Achterbergs barakstijl (Nieuwe Kommentaar op Achterberg; 1968). |
Wim Hazeu: Is er sprake van een verminkt dichterschap? (Diagram; 1964). Dichter bij Achterberg (Den Haag, Nijgh en Van Ditmar; 1965). |
F.W. van Heerikhuizen: Cryptogamen, Existentie, Doornroosje (Het boek van nu; 1947) Gerrit Achterberg. Beklemd tussen hemel en aarde (In het kielzog van de romantiek; 1948). Gerrit Achterberg als dichter van deze tijd (Wending; 1951). |
K. Heeroma: De derde réveil (Honderd verzen van jong-protestantse dichters; 1934). Reünie van Jong-Protestantse dichters (Holland; 1939). |
Ed. Hoornik: Eiland der Ziel (Groot Nederland; 1939). Gerrit Achterberg (Singel 262 Querido; 1949). Gerrit Achterberg (De Gids; 1950). Eiland der Ziel (Van jaar tot jaar, van boek tot boek; 1956). Het water uit de rots (Vrij Nederland; 1948). Aantekeningen bij ‘Schrijvers van nabij’ (Maatstaf; 1964). |
Roel Houwink: Het raadsel Achterberg. Brugge, Orion Desclée de Brouwer; 1973 H.V. Jessurun d'Oliviera: Gerrit Achterberg in literair Lustrum I (A'dam Atheneum- Polak & Van Gennep; 1968). Bericht uit het hiervoormaals (Merlyn; 1963). Commentaar (Merlyn; 1963). Gerrit Achterberg (Scheppen riep hij gaat van Au; 1965). |
Karel Jonckheere: Achterberg en het Sonnet (Nieuw Vlaams Tijdschrift; 1964). |
M. de Jong: Bewijzen uit het ongerijmde; het probleem Achterberg (Den Haag, Nijgh & Van Ditmar; 1971). Nogmaals inzake Achterberg (Den Haag, Nijgh & Van Ditmar; 1972). |
W.M.L.E. van Leeuwen: Drift en bezinning (Wereldbibliotheek; 1950).Wij kunnen alleen de doden schuldloos en volkomen beminnen (De Vlaamse Gids; 1963). De ‘gestorven geliefde’ van Gerrit Achterberg (De Vlaamse Gids; 1964). Gerrit Achterberg 1905-1962 (Nederlandse auteurs van vijf generaties; 1967). |
H. Marsman: Drievoudig verbond (Nieuwe Rotterdamse Courant; 1940). Gerrit Achterberg (Critisch proza 4; 1947). Gerrit Achterberg (Verzameld werk; 1963). Gerrit Achterberg. Afvaart. Eiland der Ziel (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
P.J. Meertens: Magie en folklore in Achterbergs spel van de wilde jacht (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). Zoon van zijn land (De Gids; 1962). Het debuut van Gerrit Achterberg (Maatstaf; 1964). |
R.P.M. Meijer: Contribution to the study of the poetry of Gerrit Achterberg. Proefschrift 1958. |
Bart Mesotten: De overkant van het gedicht (Brecht, De Roerdomp; 1968). |
A. Middeldorp: De tegenwoordige tijd van toen, Over de poëzie van Gerrit Achterberg en zijn komaf (De Gids; 1960). 't Woord heeft het laatste woord (De Gids; 1962). Het mysterie-Achterberg (De Haagse Post; 1963) Enkele aantekeningen bij het lezen van Achterberg (Maatstaf; 1964). De tragedie van de gasfitter (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). De consequentie van een keuze (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966) Het beeld van de dichter (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
A. Morriën: Spelen met woorden (Concurreren met de sterren; 1959). |
W.H. Nagel: Schrijvers van nabij. Over Gerrit Achterberg, de schijngestalten van de persoon en het encanaillement (Maatstaf; 1964). Aantekeningen bij ‘Schrijvers van nabij’ (Maatstaf; 1964). |
Martinus Nijhoff: Afvaart (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). Over Gerrit Achterberg en zijn poëzie (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
C. Ouboter: Redactioneel (Ontmoetingen; 1962). Grensoverschrijding in de poëzie (Ontmoeting; 1962). Herdrukken, nieuwe indrukken (Ontmoeting; 1964). |
J.J. Oversteegen: Haagse en andere post (Merlyn; 1963). |
E. de Perron: Verzameld werk, 6 (A'dam, Van Oorschot; 1958). |
Paul Rodenko: Don Quichot in het schimmenrijk (Commentaar op Achterberg; 1947). Nieuwe griffels, schone leien (Den Haag, B. Bakker/Daamen; 1954). Dichter in het huis des levens (Maatstaf; 1955). Met twee maten (Den Haag, Bakker/Daamen; 1956). Dichter en boer (De Gids; 1962). Jacht op de vonk der verzen en een vrouw (Maatstaf; 1964). Bij deze bloemlezing (Gerrit Achterberg, het weerlicht op de kimmen, samengesteld door J.C. Achterberg-van Baak; 1965). De duizend-en-één-nachten van Gerrit Achterberg (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
A. Roland Holst: Gerrit Achterberg 50 jaar (Maatstaf; 1955). Ontmoetingen binnen de tijd (Literair akkoord 7; 1963). |
A.F. Ruitenberg-De Wit: Formule in den morgenstond (A'dam, Querido; 1968). |
Nico Scheepmaker: Het mysterie-Achterberg (De Haagse Post; 1963). |
J.W. Schulte Nordholt: In memoriam Gerrit Achterberg (De Groenen Amsterdammer; 1962). Gerrit Achterberg (Wending; 1962).
|
| |
| |
Marsman en Achterberg (Maatstaf; 1964). Gerrit Achterberg en zijn voltooiing (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
Fokke Sierksma: Snelvuur tegen de dood. Schoonheid als eigen belang (Den Haag, Stols; 1948). Poëzie als ernst (Commentaar op Achterberg; 1948). Verantwoording (Commentaar op Achterberg; 1948). Stand van zaken (Podium; 1949). |
Gabriël Smit: Dank aan Gerrit Achterberg (Literair akkoord 7; 1963). |
Guus Sötemann: Notities bij het lezen van Achterberg (Commentaar op Achterberg; 1948) . Leren lezen (De Gids; 1962). |
Hedwig Speliers: Een profiel van de hedendaagse dichtkunst (Wij Galspuwers; 1965) |
G. Stuiveling: Literaire grapjes? (Nieuwe Taalgids; 1948). Neo-Menistendom (Commentaar op Achterberg, Boek van nu; 1948). Oude Cryptogamen (Boek van nu; 1951). De schoonheid van het onvoltooide (Triptiek; 1952). In memoriam Achterberg (Boek van nu; 1962). |
Simon Vestdijk: Humor van een hermetist (Literair akkoord 2; 1958). Het vastgevroren ringetje (Voor en na explosie; 1960). In memoriam Gerrit Achterberg (Maatstaf; 1962). Een verkenning in de tijd (De Gids; 1962). Bij twee gedichten van Gerrit Achterberg (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
Jan Veulemans: Poëet en Poëzie (Brugge, Desclée de Brouwer; 1963). |
Simon Vinkenoog: N.N.P. (Tijd en Mens; 1952). Verloren in de tijd (De Gids; 1962). Gerrit Achterberg, Dichter (Liefde; 1965) |
Bert Voeten: Cryptogamen III en Voorbij de laatste stad (De Gids; 1955). Drie momenten, drie facetten (Literair akkoord 7; 1963). |
Hendrik de Vries: Stof (Critisch Bulletin; 1946). Vragen bij Achterbergse dichterschap (Critisch Bulletin; 1948). Sierksma over Achterberg (Podium; 1949). Twee mozartportretten (Vers tegen vers; 1949). Twee Rousseau-schilderijen (Vers tegen vers; 1949) . Magie en analyse (De Gids; 1954). Verlokking vanuit het hierna (Nieuwe kommentaar op Achterberg; 1966). |
Victor E. van Vriesland: Het experiment van Gerrit Achterberg en dat van de jongeren (Onderzoek en Vertoog II; 1958). Mijn herinneringen aan Achterberg (Literair akkoord 7; 1963). |
Anne Wadman: Humor op leven en dood (Commentaar op Achterberg; 1948). Humor op lebben en dea (De Tsjerne; 1948). |
Albert Westerlinck: Achterberg (Dietsche Warande en Belfort; 1964). |
Daisy Wolters: Achterberg in kaart. Inleiding door P.J. Meertens, Den Haag, B. Bakker; 1971. |
| |
J.K. van Eerbeek
Pseudoniem voor Meinart Boss.
Werd geboren te Zwolle op 22 juli 1898 als zoon van een bakker. Studeerde voor onderwijzer. Tijdens zijn militaire dienst (1918) liep hij een ziekte op die zijn gezondheid aantastte en langdurige verpleging in een sanatorium noodzakelijk maakte.
Tussen 1920 en 1927 was hij, meestal voor korte duur, aan verschillende scholen als onderwijzer verbonden. Het werk op de lagere school viel hem echter zwaar en liet hem onbevredigd. In 1928 kreeg hij een baan die hem veel voldoening gaf: hij werd onderwijzer aan het Huis van Bewaring te Zwolle. Voor zijn vroegste publikaties bediende hij zich van het pseudoniem M. van Kempen (de bakkerij stond in de Thomas à Kempisstraat); later gebruikte hij het niet verklaarde pseudoniem Van Eerbeek.
In 1936-1937 woonde hij een half jaar in Zuid-Frankrijk. Enkele maanden na zijn terugkeer brak de oude kwaal weer in alle hevigheid door, waaraan hij op 5 november 1937 in zijn geboortestad overleed, amper 39 jaar oud.
1930 |
Verhalen. Pseudo-herdruk onder de titel: Burgers van Nijstad |
1932 |
Lichting '18 |
1934 |
Strooschippers |
1935 |
Gesloten Grenzen |
1937 |
Beumer 8 Co |
1938 |
Asuncion, het Spaansche Sprotje |
1938 |
De Doeve |
1942 |
Pontus en de Dieren |
Bijdragen in bundels
|
1929 |
Zesde Kerstboek, onder redactie van P.J. Risseeuw, pag. 201-228: J.K. van Eerbeek, De Koksiaan. (Herdrukt in Verhalen). |
1930 |
Zevende Kerstboek, onder redactie van P.J. Risseeuw, pag. 62-78: J.K. van Eerbeek, De Werkeloze. |
1931 |
Achtste Kerstboek, onder redactie van P.J. Risseeuw, pag. 135-144: J.K. van Eerbeek, S.O.S. |
1932 |
Negende Kerstboek, onder redactie van P.J. Risseeuw, pag. 151-180: J.K. van Eerbeek, De Strooschippers. (Fragment uit de gelijknamige roman). |
1932 |
Het is bij den avond, pag. 17-32: J.K. van Eerbeek, Egbert Hendrikus Blauw. |
1932 |
Groot-Nederlands Boerenboek, onder redactie van Anne de Vries, pag. 78-90: J.K. van Eerbeek, (Overijsel) Boeren uit den Vonderhoek. |
1932 |
Volk bij den weg, onder redactie van Roel Houwink; pag. 184-198: J.K. van Eerbeek, Verhaal van Jakob Kleinbentink (Herdruk uit De Spiegel). |
1932 |
De Tien Geboden, pag. 185-204: J.K. van Eerbeek, Het achtste gebod: Sander en zijn slachtoffer. |
1932 |
Het Heerlijk Ambacht. Eerste lustrumbundel van de Chr. Auteurskring, pag. 182-193: J.K. van Eerbeek, De Rapper bij de Transactie-Centrale. (Fragment uit Gesloten |
| |
| |
|
Grenzen). |
1932 |
Werk. Het boek der Jong-Protestantsche Letterkunde, onder redactie van Jan H. Eekhout; pag. 3-6: J.K. van Eerbeek, Rimbaud. (Herdruk uit Opw. Wegen). |
1932 |
Wolken, wind en water, pag. 192-200: J.K. van Eerbeek, Schets. |
1932 |
Jong Holland pak aan! Onderredactie van Bert Bakker en Leentje Hagen, pag. 38-45: J.K. van Eerbeek, Zonder middelen van bestaan. |
1938 |
Boeren en Burgers, onder redactie van P.J. Risseeuw, pag. 68-75: J.K. van Eerbeek, Dieks moet van de boerderij af. |
1939 |
Verzeild Bestek. Tweede Lustrumbundel van de Chr. Auteurskring, pag. 5-28: J.K. van Eerbeek, De Gast. (Herdrukt in Pontus en de Dieren). |
Jeugdlectuur
|
1930 |
De Jongensjaren van Egbert de Wilde |
1930 |
Bijdragen in: Hou Zee |
1930 |
Bijdragen in: Ferme jongens |
Schoolboeken
|
1930 |
J.K. van Eerbeek en F. van Westen, Van Verleden en Heden. Historisch Leesboek. Twee delen. |
1930 |
J.K. van Eerbeek, S.J. Matthijsse en F. van Westen, De Korenwan. Leesboek voor het Christelijk onderwijs. Twee delen. |
Literatuur
|
H.J. van Boekhoven: Cirkels om J.K. van Eerbeek. In: Ontmoeting I, 330-342. |
K. Heeroma: J.K. van Eerbeek. In: Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur, deel 2, 479-480. |
K. Heeroma: Van Eerbeeks laatste romans. In: Elckerlijc, januari 1939. |
G. Kamphuis: Over het werk van J.K. van Eerbeek. In: Opwaartsche Wegen XVI, 262-283. |
G.E. Mulder: Perspectieven in het werk van J.K. van Eerbeek. In: Ontmoeting VIII, 196-207. |
J. Vos: De schrijver J.K. van Eerbeek en de mensMeindert Boss. In: Overijsel, Jaarboek voor cultuur en historie 1958 (Zwolle 1958), 52-65. |
25 jaar na het overlijden van de auteur:
P.J. Risseeuw: Herinneringen aan J.K. van Eerbeek. In: De Rotterdammer, 3 november 1962. |
W.J. S(imons): Het talent van J.K. van Eerbeek. In: Trouw, 24 november 1962. |
| |
Willem Elsschot
Pseudoniem voor Alfons Jozef de Ridder. Werd geboren te Antwerpen op 7 mei 1882. Voortgezet onderwijs ontving hij aan het Koninklijk Atheneum. Vooral de lessen Nederlands van Pol de Mont hadden zijn aandacht.
Stichtte samen met een aantal medeleerlingen (o.a. Ary Delen) het literaire clubje ‘Flandria’. Op grond van baldadig gedrag werd hij op 16-jarige leeftijd van school verwijderd. Er volgde een periode van nietsdoen. Omstreeks de eeuwwisseling richtte hij samen met anderen het tweemaandelijks tijdschrift ‘Alvoorder’ op. Een jaar later liet hij zich inschrijven aan het Hoger Handelsgesticht. In datzelfde jaar werd zijn eerste zoon geboren.
In 1908 behaalde hij het diploma van licentiaat van de Hogere Graad in de Handels-, Consulaire en Koloniale wetenschappen.
Woonde in Parijs, Rotterdam, huwde met de moeder van zijn zoon. Begon verzen te schrijven. In 1912 richtte hij samen met Jules Valenpint en René Leclercq de ‘Revue continentale illustrée’ op. Een jaar later verscheen ‘Villa des Roses’, een werk dat hij op aandringen van een collega mej. A.C. van der Tak had geschreven.
Zijn pseudoniem Willem Elsschot, werd afgeleid van de buurtschap Helschot bij de Blauwberg in de Vlaamse gemeente Herselt. Na de oorlog (1914-18) richtte hij een nieuw reclamebureau op. Na tweemaal de prijs der Vlaamse Provinciën gekregen te hebben, werd hem in 1948 de Belgische Driejaarlijkse Staatsprijs voor verhalend proza toegekend. In 1951 verwierf hij de Constantijn Huygensprijs. In 1957 verscheen zijn ‘Verzameld werk’. Op 31 mei 1960 stierf hij. Eén dag later overleed zijn vrouw. W. Elsschot werd postuum gelauwerd met de 5-jaarlijkse Staatsprijs ter bekroning van een literaire loopbaan.
1913 |
Villa des Roses |
1921 |
Een ontgoocheling |
|
De verlossing |
1924 |
Lijmen |
1933 |
Kaas |
1934 |
Verzen van vroeger |
|
Tsjip |
1937 |
Pensioen |
1938 |
Het been |
1940 |
De leeuwentemmer |
1942 |
Het tankschip |
1946 |
Het dwaallicht |
1957 |
Verzameld werk |
1962 |
Vierspan (bloemlezing) |
Literatuur
|
F. Buyens: Willem Elsschot. Een inleiding tot zijn werk (Borgerhout, De Nevelvlek, 1951). |
S. Carmiggelt: Duiven melken (Arbeiderspers, 1968). |
| |
| |
S. Carmiggelt: We leven nog (Arbeiderspers, 1971). |
S. Carmiggelt: Notities over Willem Elsschot (Amsterdam, Peter Loeb, 1975). |
B. Kemp: Willem Elsschot (Brugge, Desclee de Brouwer, 1962). |
Kijk, Willem Elsschot (Amsterdam, Querido, 1962). |
F. Smits: Willem Elsschot, zijn leven, zijn werk en zijn betekenis als prozaschrijver en dichter. (Brussel, Manteau, 1953). |
G. Stuiveling: Willem Elsschot (Brussel, Monografieënserie, 1960). |
Artikelen, essays, etc.
|
L.P. Boon: Het dwaallicht (Geniaal maar met te korte beentjes). |
M. ter Braak: Willem Elsschot en de Idee (Groot Nederland, juli 1937). |
C.J. Dinaux: Willem Elsschot (Gegist bestek 2; 1961). |
P.H. Dubois: Willem Elsschot, een meester (Het boek van nu; juni 1957). |
K. Fens: Kaas contra fromage (De eigenzinnigheid van de literatuur; 1964). |
B. van Garrel: Willem Elsschot (Schrijversportretten; 1974). |
M. Gijsen: Willem Elsschot (De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830; 1945). |
J. Greshoff: Alfons de Ridder alias Willem Elsschot (De Gids; 1957). |
M. Janssens: Willem Elsschot (Tachtig jaar na tachtig; 1969). |
H. Lampo: Willem Elsschot (De ring van Möbius 1; 1967). |
R.F. Lissens: Willem Elsschot (De Vlaamse letterkunde van 1780 tot heden; 1954). |
B.F. van Vlierden: Het ‘cynisme’ van Willem Elsschot (Streven; 1951). |
P. de Vree: W. Elsschot (Schets der sociale achtergronden van de hedendaagse Vlaamse roman; 1952). |
A. Westerlinck: W. Elsschot (Dietsche Warande en Belfort; april-mei 1957). |
Andere literatuur
|
K. van Acker: Vlaamsche Temperamenten (Antwerpen, Standaard; 1944). |
R.A. Cornets de Groot: Labirintiek (Den Haag). |
A. Delen: Schooljaren met W. Elsschot (De Gids, 1957). |
J. Eeckhout: Literaire Profielen VIII (Antwerpen, Standaard; 1939). |
R. Herreman: Frans Smits e.a. Feestredenen (A'dam, Van Kampen; 1952). |
E. Janssen: Diagnose. Gestalten en Stilte (Brugge, De Kinkhoren; 1945). |
C.J. Kelk: Rondom 10 gestalten |
W.L.M.E. van Leeuwen: Naturalisme en Romantiek. Proza en Kritiek in Nederland sinds 1880, met bloemlezing. (Groningen, Wolters; 1935). |
M. Nijhoff: Een stoet van beelden zag ik langs mij gaan (Den Haag, Bakker/Daamen; 1970). |
U. van de Voorde: 'k Heb menig uur bij u (Brussel, Onze Tijd; 1937). |
V.E. van Vriesland: Over Willem Elsschot: ‘Kaas’ (Onder de Loupe; 1939). |
| |
Hella S. Haasse
Hélène Serafina van Lelyveld-Haasse werd geboren te Batavia op 2 februari 1918. Na eindexamen gymnasium en enkele jaren studie aldaar, studeerde zij Scandinavische letteren te Amsterdam, volgde daarna de toneelschool en was een tijd als actrice werkzaam. Zij huwde in 1944 met Mr. J. van Lelyveld. In 1939 debuteerde zij met verzen in het Vlaams-Nederlandse literaire tijdschrift ‘Werk’, onder redactie van o.a. Ed Hoornik. Na de oorlog publiceerde zij haar eerste verzenbundel ‘Stroomversnelling’, vertaalde en bewerkte Middeleeuwse verhalende gedichten (Balladen en Legenden; Lyriek der natuurvolken). In 1960 ontving zij de ‘Internationale Atlantische prijs voor de roman’ ‘De ingewijden’. Schreef ook toneel.
1945 |
Stroomversnelling |
|
Balladen en Legenden |
|
Kleeren maken de vrouw |
|
Lyriek der natuurvolken (met W. Muensterberger) |
1948 |
Oeroeg |
1949 |
Het woud der verwachting. Het leven van Charles d'Orléans 2dln |
1950 |
De verborgen bron |
|
Het versterkte huis. Kastelen in Nederland (met A.I.J.M. Schellart) |
1952 |
De scharlaken stad |
1953 |
Klein reismozaïek. Italiaanse impressies |
1954 |
Zelfportret als legkaart |
1957 |
De ingewijden |
|
Balladen en Legenden |
1959 |
Een kom water, een test vuur |
|
Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen in boek en verhaal |
1960 |
Cider voor arme mensen |
1961 |
Anna Blaman. Twee lezingen (met A. Kossmann) |
|
Je leest het zo (met J. Bernlef) |
1962 |
De meermin |
1963 |
Een draad in het donker. Toneelspel (3 bedr.) |
1965 |
Leestekens |
1966 |
Een nieuwer testament |
1967 |
Persoonsbewijs |
1968 |
De tuinen van Bomarzo |
1970 |
Krassen op een rots, notities bij een reis op Java |
|
Tweemaal Vestdijk (kort en goedserie) |
1971 |
Huurders en onderhuurders |
|
Geen bacchanalen. Toneelspel |
1972 |
Zelfstandig bijvoeglijk (zeven essays over schrijvers, schrijfsters en hun personages) |
1973 |
De meester van de neerdaling |
| |
| |
Literatuur
|
K. Fens: Roman vol romanschrijvers (NRC-Handelsblad; 17.12.1971). |
M. Ferguson: H. Haasse neemt tussenpositie in; verhalen tussen lectuur en literatuur. (Het Vaderland; 8.12.1973). |
W. de Moor: Prachtige roman van H. Haasse (De Tijd; 6.11.1971). |
J.J. Overstegen: Hella S. Haasse (Literair Lustrum 2 - A'dam, Athenaeum - Polak 8 van Gennep; 1973). |
A. Ruiten: Interview (De Tijd; 18.2.1972). |
F. de Swert: Als in een spiegel (Gazet van Antwerpen; 20.1.1972). Twee over Java (Gazet van Antwerpen; 11.5.1971). |
A. Visser: Confrontatie met het hiernamaals (Leeuwarder Courant; 13.10.1973). |
H. Wolf Catz: Interessante geschriften van Hella Haasse (Amersfoortse Courant; 31.8.1974). |
| |
Abel J. Herzberg.
Abel Jacob Herzberg werd geboren te Amsterdam op 17 september 1893. Hij studeerde aan de universiteit van zijn geboortestad, waar hij in 1918 promoveerde in de rechten. Hij vestigde zich als advokaat en procureur en bekleedde diverse funkties. Na zijn internering (1943-45) in Westerbork, Bergen-Belsen en Trobitsch begon hij te schriiven. In 1964 verwierf hij de Constantijn Huygensprijs, tien jaar later de P.C. Hooftprijs. Ook de Wijnaends Franckenprijs, de Jan Campertprijs, de toneelprijs van de stad A'dam, de Visser-Neerlandiaprijs en de zilveren penning van de stad A'dam vielen hem te beurt. De bekende dichteres Judith Herzberg is zijn dochter.
1931 |
Handboek voor de drankwet |
1934 |
Vaderland. Toneelstuk in 8 tonelen |
1946 |
Amor Fati. Zeven opstellen over Bergen-Belsen |
1950 |
Tweestromenland. Dagboek uit Bergen-Belsen |
1950 |
Onderdrukking en verzet, Kroniek der jodenvervolging |
1955 |
Herodes. De geschiedenis van een tyran. Toneelstuk |
1957 |
Sauls dood. Drama in 7 tonelen |
1962 |
Eichmann in Jeruzalem |
1964 |
Brieven aan mijn kleinzoon. De geschiedenis van een Joodse emigrantenfamilie |
1970 |
Pro Deo |
1972 |
Om een lepel soep |
1974 |
Dat het 's ochtends ochtend wordt - De deur stond open (Twee toneelstukken) |
1974 |
De memoires van koning Herodes |
Literatuur.
|
J.J. Buskes: De memoires van Koning Herodes (Literama; 5 september 1974). |
A.C. de Geus: Brieven aan mijn kleinzoon (De Christelijke Bibliotheek; 1965). 1 |
C.J. Kelk: Sympathie voor de wrede Herodes (De Groene Amsterdammer; 10.7.1974). |
J. Panhuijsen: Memoires van Herodes de Grote (Het Binnenhof; 10.8.1974). 1 |
P. Pirijns: Abel Herzberg, interview (Vrij Nederland; 5.10.1974). 1 |
F. de Swert: Herodes als vos, tijger en hond in één persoon (Het Volk; 10.10.1974). |
C. Troost: Mr. A.J. Herzberg, bewogen kroniekschrijver (Trouw; 12.10.1974). |
H. Warren: Pro Deo (Prov. Zeeuwse Courant; 23.5.1970). |
W. Zaal: P.C. Hooftprijs voor Abel Herzberg (Elsevier; 7.9.1974). |
| |
Ed. Hoornik
Eduard Jozef Antonie Marie Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. Doet in 1928 eindexamen HBS en tot 1929 is hij medisch student aan de Rijksuniversiteit van Leiden. In datzelfde jaar publiceert hij gedichten in het aprilnummer van het Roomsch Studentenblad, en verhalen in De Zondagscourant van De Maasbode.
A. van Duinkerken introduceert hem in de literaire wereld. Hoornik is dan journalist bij het dagblad De Tijd. In 1933 wordt hij redakteur Binnenland van het Algemeen Handelsblad. Hij huwt in 1934. In juni 1936 debuteert hij met de bundel ‘Het Keerpunt’. In 1938 verschijnt zijn door De Vrije Bladen bekroonde gedicht ‘Mattheus’. Werkt mee aan Het Hollandsch Weekblad te Brussel, publiceert i.s.m. G. den Brabander en Jac. van Hattum de bundel ‘Drie op één perron’ als repliek op de beschuldiging van epigonisme t.o.v. E. du Perron. In 1939 redigeert hij samen met J. Daisne, J. Schepens en A. van der Veen het tijdschrift ‘Werk’. In datzelfde jaar ontvangt hij de Van der Hoogtprijs voor ‘Mattheus’. Op 19 augustus 1943 wordt hij door de S.D. gearresteerd en overgebracht naar Vught, vervolgens naar Dachau. Op 20 mei 1945 is hij opnieuw in Nederland. Wordt redakteur van Cultureel Kompas, bijblad van het weekblad Vrij Nederland.
In 1950 verschijnt ‘Verzamelde gedichten’ met een voorwoord van J.C. Bloem. Begint ook toneel te schrijven. Treedt toe tot de redaktie van De Gids. Huwt met Mies Bouhuys. Ontvangt de Van der Vries-prijs voor zijn stuk ‘Het water’, de Jan Campert-prijs voor zijn bundel ‘De Vis’. Op 1 maart 1970 overlijdt hij in zijn woning te Amsterdam.
Gedichten
|
1936 |
Het keerpunt. Sociale en andere verzen |
1937 |
Dichterlijke diagnose |
1938 |
Mattheus? Een episch gedicht Geboorte. Een lyrische cyclus en andere gedichten |
| |
| |
|
Drie op één perron |
1939 |
Steenen |
|
Geboorte gevolgd door Mattheus en andere gedichten |
1940 |
De erfgenaam |
1941 |
Drie op één perron II |
|
Een liefde |
1942 |
Mijn dochter en ik |
1943 |
Tweespalt |
1948 |
Ex Tenebris |
1950 |
Verzamelde gedichten |
1952 |
Het menselijk bestaan |
1955 |
Na jaren |
|
Nederland |
|
Achter de bergen |
1957 |
Letters |
1960 |
Drie op één perron III |
1962 |
De vis gevolgd door in de vreemde |
|
De dubbelganger |
1965 |
De overweg |
|
Mattheus gevolgd door uit gemis |
1966 |
Vijf gedichten |
1972 |
Verzamelde gedichten |
Verhalend proza
|
1940 |
Joosje |
1941 |
Zal ik vertellen? Een boek voor jonge menschen |
1942 |
Tussen de anderen |
1952 |
De man in de stad |
1966 |
Voor altijd Dachau |
1968 |
De overlevende |
1969 |
De vingerwijzing |
1973 |
Verhalend proza |
Toneel
|
1952 |
De bezoeker |
1955 |
De zeewolf |
|
Kains geslacht |
1959 |
Het water |
Beschouwend proza
|
1939 |
J. Greshoff, dichter en moralist |
1940 |
Tafelronde. Studies over jonge dichters |
1945 |
Doodenherdenking in Dachau |
|
Dit is Walcheren |
1951 |
Toetssteen |
1962 |
Over en weer. Beschouwingen over poëzie |
1967 |
Het kind in de poëzie |
Bloemlezingen
|
1940 |
Nieuwe poëzie |
1941 |
Twee lentes. De beste gedichten uit ‘Werk’ 1939 en ‘Criterium’ 1940 |
1950 |
Curve. Een keuze uit de poëzie van Gerard den Brabander |
1955 |
Willem Brandt. Reizend achter het heimwee |
1956 |
De muze zwerft door Nederland |
1958 |
De donkere lier |
1966 |
Gerard den Brabander. Verzamelde gedichten |
Literatuur
|
J. van Doorne: Schuld als mysterie (Trouw; 23.6.1973) . |
P.H. Dubois: Het proza van een dichter de verhalen van Ed Hoornik (Het Vaderland; 9.6.1973). |
M. de Jong: Eén perron maar drie treinen (Leiden, Sythoff; 1970). |
W. de Moor: Thuiskomen na de dood (De Tijd; 15.9.1973). |
G. Smit: Dichter van ‘het moderne levensgevoel’ (De Standaard; 27.7.1972). |
K. Soudyn: Het Achterbergcomplex van E. Hoornik (NRC-Handelsblad; 14.4.1972). |
A. Visser: Verzameld proza van Ed Hoornik (Leeuwarder Courant; 26.10.1974). |
D. de Vries: Literatuur van een grensgebied (Friesch Dagblad; 16.11.1974). |
| |
Hubert Lampo
Werd geboren te Antwerpen (Het ‘Kiel’) op 1 september 1920. Woont momenteel in Grobbendonk. Studeerde aan de Stedelijke lagere kweekschool voor onderwijzers, nadien aan de Stedelijke Middelbare kweekschool voor leraars middelbaar onderwijs. Werkte een aantal jaren in het onderwijs, leidde tot 1947 het cultureel weekblad ‘Parool’ en werd later kunstredacteur bij het socialistische dagblad ‘Volksgazet’ te Antwerpen. In 1948 werd hij rijksinspecteur van de Vlaamse openbare bibliotheken.
Hubert Lampo debuteerde in 1943 met de roman ‘Don Juan en de laatste nimf’. Een jaar later richtte hij samen met o.a. August Vermeylen - het voor na de oorlog te verschijnen tijdschrift - ‘Diogenes’ op (later het Nieuw Vlaams Tijdschrift).
In 1946 nam hij het redaktiesekretariaat van dit tijdschrift waar.
In 1963 werd zijn roman ‘De komst van Joachim Stiller’ bekroond met de Belgische driejaarlijkse Staatsprijs voor het verhalend proza.
Als eerste Vlaming schreef hij in 1969 het geschenkboek van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels. (De goden moeten hun getal hebben).
Werk van Lampo werd vertaald in het Frans (Hélène Defraye), het Engels ‘De komst van Joachim Stiller’. Lampo zelf vertaalde in het Nederlands werk van F. Sagan, Jean Ray e.a. verzorgde een moderne editie van ‘Liefde’ een Vlaamse roman van de negentiendeeeuwse auteur P.F. van Kerkhoven. Voor de Nederlandse cineast Nico Crama schreef hij het scenario ‘Het oponthoud’ (1967), Jos Jacobs verfilmde van hem de novelle ‘De Madonna van Nedermunster’, terwijl de Franse scenarist Jean Ferry Lampo's roman ‘De komst van Joachim Stiller’ voor de film bewerkte. Harry Kümel voerde de regie. Hubert Lampo was ook geruime tijd voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen.
| |
| |
1943 |
Don Juan en de laatste nimf |
|
De jeugd als inspiratiebron |
1945 |
Hélène Defraye |
1946 |
Triptiek van de onvervulde liefde |
1949 |
De ruiter op de wolken |
1951 |
Idomeneia en de kentaur (i.s.m. Ben van Eysselsteijn) |
|
De roman van een roman |
1952 |
De belofte aan Rachel |
|
A. Marstboom (met John Trouillard) |
1953 |
Terugkeer naar Atlantis |
1955 |
De duivel en de maagd |
|
Jan Vaerten |
1957 |
Toen Herakles spitte en Kirke spon |
1958 |
Lode Zielens 1901-1944 |
1960 |
De komst van Joachim Stiller |
|
Joris Minne beeldhouwer |
1962 |
Hermione betrapt |
|
Felix Timmermans 1886-1947 |
1964 |
Dochters van Lemurië |
1966 |
Armand Boni. Van literair grisaille tot episch fenomeen |
1967 |
De draad van Ariadne |
|
De ring van Möbius |
1968 |
De heks en de archeoloog |
1969 |
De goden moeten hun getal hebben (later: Kosper in de Onderwereld) |
1970 |
Er is meer, Horatio, (samen met Robin Hannelore) |
1971 |
De zwanen van Stonehenge |
1972 |
De vingerafdrukken van Brahma |
|
De ring van Möbius II |
1974 |
Grobbendonkse brieven (samen met Robin Hannelore) |
1975 |
De neus van Cleopatra |
Literatuur. (Monografieen)
|
Paul Hardy: Hubert Lampo (Serie monografieën over Vlaamse Letterkunde, uitgegeven door het Belgische Ministerie van Nederlandse cultuur; 1966). |
H. Lampo: De draad van Ariadne (Brugge, Desclee De Brouwer; 1967). |
René Turkry: Hubert Lampo (Brugge, Orion-Desclee De Brouwer; 1975). |
J.G.M. Weck e.a.: Hubert Lampo (Amsterdam, Versluys; 1973). |
Artikelen, essays.
|
J.H.L.J.C. de Ceulaer: Te gast bij Vlaamse auteurs (Brugge, De Garve; 1962). Dit zei Claes, dit zegt Claus (Brugge, De Garve; 1968). |
C.J.E. Dinaux: Gegist bestek, deel II (Amsterdam, Contact, 1961). |
W.L.M.E. van Leeuwen: Nieuwe romanciers (Utrecht, Het Spectrum; 1961). |
M. Mooy & A. van der Veen: 100 schrijvers maakten een keuze uit eigen werk (Zeist, Nib; 1970). |
F. de Swert: H. Lampo (Den Haag, Lezerskrant 1975). |
B.F. van Vlierden: Van in 't Wonderjaer tot De Verwondering. Een poëtica van de Vlaamse roman (Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel; 1974). |
J. Weisgerber: Aspecten van de Vlaamse roman (A'dam-Athenaeum - Polak & Van Gennep; 1963). |
| |
Hans Lodeizen
Johan August Frederik Lodeizen werd geboren te Naarden op 20-7-1924 en overleed te Lausanne (Zwitserland) op 26-7-1950. Hij studeerde rechten te Leiden en biologie aan het Amherst College in Massachussetts (USA). In 1950 werd hem, posthuum, de Jan Campertprijs toegekend.
Lodeizen wordt beschouwd als de grote voorloper van de generatie der vijftigers.
1949 |
Het innerlijk behang |
1952 |
Het innerlijk behang en andere gedichten. |
1969 |
Nagelaten werk |
Literatuur
|
C.J.E. Dinaux: Nagelaten werk (Haarlems Dagblad; 12-4-1969). |
K. Fens: Gekleurde droevigheid in de verzen van Hans Lodeizen (De Volkskrant; 8-3-1969). |
A. Morriën: Concurreren met de sterren (A'dam, Van Oorschot; 1959). |
A. Morriën: H. Lodeizen: Ik schrijf omdat ik leven wil (Het Parool; 1-3-1969). |
P. Rodenko: Hans Lodeizen (Den Haag, B. Bakker; 1954). |
H. van Santvoort: Een kuip vol dromen (De Nieuwe Linie; 7-6-1969). |
G. van der Vegt: Nieuwe keus uit het werk van een vroeggestorven gangmaker (NCR; 27-9-1969). |
| |
Willem G. van Maanen
Willem Gustaaf van Maanen werd geboren te Kampen op 30 sept. 1920. Hij kreeg zijn vorming in de werkplaats van Kees Boeke te Bilthoven. Werkte als regisseur bij de Wereldomroep. Is literair medewerker van VARA's kunstrubriek ‘De Staalkaart’. Zijn roman ‘De onrustzaaier’ (die ook in het Tsjechisch werd vertaald) werd bekroond met de Van der Hoogtprijs (1955). In 1961 sleepte ‘De dierenhater’ de romanprijs van de gemeente Amsterdam in de wacht.
Willem G. van Maanen woont momenteel in Putten.
1953 |
Droom is 't leven |
1954 |
De onrustzaaier |
1956 |
Al lang geleden |
1960 |
De dierenhater |
|
Taal noch teken |
1964 |
De verspeelde munt |
1966 |
Een onderscheiding |
1970 |
Helse steen |
| |
| |
1973 |
De hagel is gesmolten |
1974 |
Hebt u mijn pop ook gezien? |
Literatuur
|
24 Biografieën, Singel 262 (A'dam, Querido; 1954). |
B. Bos: Interview (De nieuwe Linie; 28-3-1973). |
R. Bulthuis: W. van Maanen en de pop van Franz Kafka (Haagse Courant; 25-10-1974). |
B.A. Dijkstra & A.J. Schut: De onrustzaaier in ‘Boeken uit onze eeuw’ (Groningen, Wolters-Noordhoff; 1972). |
K. Fens: Triomf der kunstmatigheid in proza van W. van Maanen (De Volkskrant; 4-1-1975). |
J. Greshoff: De onrustzaaier (Het Vaderland; 19-3-1955). |
G. van Hoof: W.G. van Maanen (Boekengids, nr. 4; 1974). |
21 Jeugdindrukken, Singel 262 (A'dam, Querido; 1955). |
C.J. Kelk: De onrustzaaier (De Groene Amsterdammer; 25-6-1955). |
A. Kossmann: W.G. van Maanen, virtuoos romanschrijver (Het Vrije Volk; 14-12-1974). |
W.L.M.E. van Leeuwen: Nieuwe Romanciers (Utrecht, Het Spectrum, 1961). |
F. de Swert: Noordnederlandse Literatuur (Boekengids, nr. 9; 1973). |
J.F. Vogelaar: Fascisme wil wat meer dan ‘Liefde voor de dood’. (De Groene Amsterdammer; 2-5-1973). |
P. de Wispelaere: Boeiende roman van W.G. van Maanen (Het Vaderland; 6-10-1973). |
| |
Martinus Nijhoff
Werd geboren te Den Haag op 28 april 1894. Zijn overgrootvader Isaäc Anne werd oprichter-redakteur van ‘Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde’. Zijn grootvader Martinus stichtte een boekhandel en uitgeversmaatschappij en was ook één der oprichters van het Haagse dagblad ‘Het Vaderland’. Zijn vader, Wouter verwierf bekendheid als bibliograaf. Zijn moeder J.A. Seijn schreef toneelstukjes.
Na de lagere school ging Martinus naar het Haagse gymnasium. Vanuit de 5de klas deed hij staatsexamen en werd student in de rechten aan de Universiteit te Amsterdam.
In 1916 huwde hij met Antoinette Hendrika Wind (schrijfster van een paar psychologische romans), later met Georgette Marcelle Hagedoorn. De eerste gedichten van hem verschenen in 1914. De bundel ‘De wandelaar’ werd door zijn broer in 1916 in de uitgeverij als verjaardagsgeschenk uitgegeven. Vier jaar later begon hij zijn kritische proza te publiceren in het dagblad ‘Nieuws van den dag’.
Zijn tweede bundel ‘Vormen’ liet hij verschijnen in 1924 (bekroond met de Amsterdamse poëzieprijs).
Was redakteur van ‘De Gids’ (1926-1933 en 1941-1946). Zijn derde bundel ‘Nieuwe gedichten’ verscheen pas in 1934. Twee jaar nadat hij zich te Utrecht had laten inschrijven om Nederlands te studeren. Ondertussen had hij werk vertaald van C.F. Ramuz /Histoire du soldat); A. Gide (Paludes); Menander (Scheidsgerecht) en uit ‘Heine's Heimkehr’ liet hij een keuze kritieken verschijnen ‘Gedachten op dinsdag’.
In 1936 publiceerde hij een serie sonnetten: ‘Voor dag en dauw’. Geregeld werd Nijhoff door het koningshuis aangezocht teksten te schrijven. In 1939-40 bekleedde hij de funktie van Voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde. Tijdens de oorlog werd hij gekwetst aan de voet. In 1941 verscheen ‘Het uur U’. Ook als toneelschrijver bleef hij aktief (Het heilige hout, 1950). Na de oorlog werd Nijhoff letterkundig adviseur bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Hij was ook nog medewerker van ‘De Beweging’, ‘De vrije Bladen’ en ‘De Nieuwe Rotterdamse Courant’. Vertaalde werk van T.S. Eliott, Edgar Lee Masters, Euripiedes, Shakespeare; bewerkte P.C. Hoofts ‘Nederlandse Historiën’. Hij stierf op 26 januari 1953.
1916 |
De wandelaar |
1919 |
Pierrot aan de lantaren |
1924 |
Vormen |
1927 |
De pen op papier (proza) |
1930 |
De Vliegende Hollander |
1931 |
Gedachten op Dinsdag: Standpunt en getuigenissen |
1933 |
Heer Halewijn (dramatisch gedicht) |
1934 |
Nieuwe gedichten |
1942 |
Het uur U, gevolgd door een Idylle |
1950 |
Het Heilige Hout (3 godsdienstige spelen) |
1954 |
Verzameld werk: 1 Gedichten, 2 Proza, 3 Vertalingen. |
1958 |
Lees maar, er staat niet wat er staat |
1965 |
De veelkantige criticus |
Literatuur
|
Bloem J.C.: M. Nijhoff, Nieuwe Gedichten (Gulden Winckel; 1935). M. Nijhoff, Vormen (Nieuwe Rotterdamse Courant; 1924). Vorm of vent (Verzamelde Beschouwingen; 1932). |
Binnendijk, D.A.M.: Nijhoff's proza (Groot Nederland; 1937). |
Cauwelaert, August van: Vormen (Dietsche Warande en Belfort; 1925). |
Coster, Dirk: Korte karakteristieken: M. Nijhoff (De Stem; 1925). Nieuwe geluiden (Arnhem, Van Loghum Slaterus; 1924). |
Depoortere, J.: Martinus Nijhoff (Brugge, Desclee De Brouwer; 1966). |
Donker, Anthonie: De jongste generatie en de werkelijkheid (De Stem; 1939). Nijhoff, de levensreiziger (A'dam, De Arbeiderspers; 1954). De Stem (Critisch Bulletin; 1935). |
DuPerron, E.: Brief van 14 dec. 1931 aan A. Roland Holst (De Gids; 1958). |
| |
| |
Engelman, J.: Vormen (Dietsche Warande en Belfort; 1935). |
Eyck, P.N. van: Nijhoff's Wandelaar (De Beweging; 1917). Vormen (De Gids; 1925). |
K. Fens: ‘Het Veer’ van M. Nijhoff (Raster; 1967). |
Graft, G. van der: Nijhoff en de spreektaal (De Gids; 1955). Poëzie en Drama (Critisch Bulletin; 1951). |
Houwink, Roel: Vormen (De Witte Mier; 1925). |
Huizinga, J.: Brieven aan Nijhoff (Maatstaf; 1954). |
Jong. J.M. de: De Bijbelse Spelen van M. Nijhoff (Wending; 1949). |
Kloos, W.: Nijhoff Vormen. Een dichter bij de gratie van zijn innerlijk wezen. (Nieuwe Gids; 1925). |
Knuvelder, G.: Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse Letterkunde IV ('s Hertogenbosch, Malmberg; 1953). |
Leeuwen, W.L.M.E. van: Herinneringen aan M. Nijhoff (De Vlaamsche Gids; 1954). Over M. Nijhoff (Lezende onder de lamp; 1947). |
Lulofs, F.: Verkenning door varianten. De redacties van het uur U van M. Nijhoff stilistisch onderzocht (Den Haag, B. Bakker; 1955). |
Marsman, H.: Over den dichter Niihoff (Groot Nederland; 1925) Verzameld werk III. Critisch proza (A'dam, Querido; 1947). |
Meeuwesse, K.: Van voorstraat tot Herenstraat (De Gids; 1955). De man in de straat. Over het uur U (De Gids; 1958). De straat als symbool (De Gids; 1958). |
Minderaa, P.: Nijhoff en de eenvoud (Opstellen en voordrachten; 1953). |
Paap, W.: M. Nijhoff en de muziek (Mens en Melodie; 1953). |
Roland Holst, A.: Na jaren opgediept (Maatstaf; 1955). |
Schenkeveld, M.: Awater (Raam; 1970). |
Straat, E.: De Ifigenea van Nijhoff (Critisch Bulletin; 1951). |
Tegenbosch, L.: Het voltooide leven (Roeping; 1953). |
Verwey, A.: M. Nijhoff, Pierrot aan de Lantaarn, een Clowneske Rapsodie (De Beweging; 1919). De Wandelaar (De Beweging; 1917). |
Vestdijk, S.: Over plastische poëzie, Pierrot aan de Lantaarn (Groot Nederland; 1937). Door de bril van het heden (Den Haag, B. Bakker; 1956). Hedendaags Byzantinisme (‘De Poolse ruiter’ Den Haag, B. Bakker; 1958). |
Voorde, U. van de: Critiek en Beschouwing (De Stem; 1926). |
Vries, Th. de: M. Nijhoff, wandelaar in de werkelijkheid (Den Haag; 1946). |
Wenseleers, L.: Het wonderbaarlijke lichaam, M. Nijhoff en de moderne westerse poëzie (Den Haag, B. Bakker; 1966). |
| |
Ward Ruyslinck
Pseudoniem voor Reimond Karel Maria de Belser.
Werd geboreu te Berchem bij Antwerpen op 17 juni 1929. Studeerde aan de Gentse Universiteit Wijsbegeerte en Letteren. Is momenteel verbonden als bibliothecaris aan het Plantijn-Moretus museum te Antwerpen. Reeds op achtjarige leeftijd schreef hij gedichten à la Gezelle, vier jaar later publiceerde hij een reeks kinderverhalen in het dagblad ‘Het Vlaamsche land’. Zijn eerste roman ‘Vaargeul’ schreef hij toen hij 14 jaar oud was. Ruyslinck werd vaak bekroond: o.a. vijfmaal laureaat van het Referendum van de Vlaamse Letterkundigen, Romanprijs van de provincie Antwerpen (1958), romanprijs der Kempense Kultuurdagen van Hilvarenbeek (1958), Arkprijs van het Vrije Woord (1960), de prijs van de Vlaamse Lezer (1964), August Beernaertprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal & Letterkunde (1966), Provinciale prijs van Antwerpen voor het beste dramatisch werk (1966) en de prijs van de Vlaamse Provinciën (1967).
Werk van Ruyslinck werd vertaald in het Duits, Engels, Frans, Grieks, Deens, Russisch, Pools, Roemeens en Hongaars. Verhalen uit ‘De madonna met de buil’ werden verfilmd. Ook van ‘Golden Ophelia’ werd een film gemaakt. Ruyslinck vertaalde hoorspelen uit het Duits, Frans en Engels.
Poezie
|
1948 |
In memoriam fratris |
1951 |
De citer van Tijl |
1952 |
Het huis onder de beuken |
|
Pieter Aerts, het getemperde staal (essay) |
1953 |
De essentie van het zwijgen |
1956 |
Fanaal in de mist. Het epos van een paria |
Proza
|
1957 |
De ontaarde slapers |
1958 |
Wierook en tranen |
1959 |
De madonna met de buil |
1961 |
Het dal van Hinnom |
1962 |
De stille zomer |
1964 |
Het reservaat |
1965 |
De paardevleeseters |
1966 |
De oeroude vijver |
|
Golden Ophelia |
1969 |
Het ledikant van Lady Cant |
|
De Karakoliërs |
1970 |
De Apokatastasis, of het Apocriefe boek van Galax Niksen |
1971 |
Neozoisch, Parapoëtische montages |
1972 |
De heksenkring |
|
Uitspraken in opspraak (samengest. door W. van Dijk) |
1973 |
De verliefde Akela |
1974 |
Het ganzenbord |
| |
| |
Literatuur
|
F. Auwera: Schrijven of schieten? (Antwerpen-Utrecht, Standaard uitg.; 1969). |
W. Brandt: Keurschrift uit de hedendaagse Noord- en Zuidnederlandse letteren (Amsterdam, J.H. de Bussy; 1964). |
J. de Ceulaer: Te gast bij Vlaamse auteurs (Antwerpen, De Garve; 1962). Elf Twintigers (Den Haag, Nijgh & Van Ditmar; 1971). |
P. de Wispelaere: Het Perzische tapijt (Amsterdam, De Bezige Bij; 1966). |
C.J.E. Dinaux: Gegist bestek (Den Haag, Stols; 1961). Weerklank, Noordnederlandse honneurs voor Zuidnederlandse auteurs (Hasselt, Heideland; 1965). |
J. Geeraerts: Ward Ruyslinck de onredelijke mens (Elseviers Literair Supplement; 1970). |
Fr. Heymans: Ward Ruyslinck, de auteur en zijn werk (Boekengilde De Clauwaert, Leuven; 1971). Profielreeks. Ward Ruyslinck (Brussel Manteau; 1974). |
T. Schalken: 40+, literaire radioportretten (Uitgaven van de Vereniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels en van de Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse boek, Utrecht; 1969). Ward Ruyslinck (Brugge, Desclée de Brouwer; 1966). |
L. Scheer: Dossier tegen de God van de wormen (Dietsche Waranda en Belfort; 1962). Röntgens van Ruyslinck (Amsterdam-Brussel, Paris-Manteau; 1972). |
B. van Garrel: Ik wil een wit olifantje zijn (Haagse Post; 1968). |
B.F. van Vlierden: Van In 't Wonderjaar tot De Verwondering; een poëtica van de Vlaamse roman (Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel; 1969). |
J.G.M. Weck en W.C.M. Groutars-Poeth. In contact met het werk van moderne schrijvers, deel 5 (A'dam Uitg. W. Versluys; 1974). |
| |
Arthur van Schendel.
Werd geboren te Batavia op 5 maart 1874. Hij volgde een tijdje HBS te A'dam, liet zich in januari 1891 inschrijven aan de Toneelschool. Twee jaar later aanvaardde hij een betrekking als leraar aan een Engelse grammar school. In 1901 vestigde hij zich als leraar Engels te Haarlem. In 1902 huwde hij. Op 15 mei 1905 overleed zijn vrouw. Hij hertrouwde in 1908. Woonde lange tijd in Ede. Ondertussen had hij besloten zich geheel en al aan de literatuur te wijden. Hij reisde veel. In 1920 verhuisde het gezin naar Florence, later naar Loudon (Seine et Oise). Zes jaar later - nadat de kinderen hun studies hadden beëindigd - keerden de Van Schendels naar Italië terug (Sestri Levente) niet zo ver van Genua. In oktober 1945 woonden de Van Schendels opnieuw in Amsterdam. Arthur overleed er op 11 sept. 1946.
1896 |
Drogon. Middeleeuwsche roman |
1904 |
Een zwerver verliefd |
1907 |
Een zwerver verdwaald |
1908 |
De schone jacht, en andere verhalen |
1910 |
Shakespeare |
1913 |
De berg van dromen |
1916 |
De mensch van Nazareth |
1917 |
Verhalen |
1919 |
Pandorra, Drama in 4 bedrijven |
1920 |
Tristan en Isolde. Prozagedicht |
1921 |
Der liefde bloesems |
1922 |
Rosé Angélique, de droomers der liefde |
|
Safije |
1923 |
Angiolino en de lente |
|
Blanke gestalten |
1924 |
Oude Italiaanse steden |
1925 |
Verdichtsel van zomerdagen |
1927 |
Merona, een edelman |
|
Verlaine. Het leven van een dichter |
1928 |
Fratilamur |
1929 |
Florentijnse verhalen |
1930 |
Het fregatschip Johanna-Maria |
1931 |
Een eiland in de Zuid-zee |
1932 |
Bijbelse verhalen |
|
Jan Compagnie |
1933 |
De waterman |
1934 |
Herinneringen van een dommen jongen |
1935 |
Een Hollandsch drama |
1936 |
De rijke man |
1937 |
De grauwe vogels |
1938 |
Nachtgedaanten |
|
De wereld een dansfeest |
|
De zomerreis |
1939 |
Anders en eender |
|
De zeven tuinen |
1940 |
Bij het uitpakken van boeken |
|
Mijnheer Oberon en Mevrouw |
1941 |
De mensenhater |
|
De fat, de nimf en de nuf |
1942 |
Een spel der natuur |
|
De wedergeboorte van Bedelman |
1945 |
De Nederlanden. Een gedicht |
1946 |
Het oude huis |
1948 |
Menschen en honden |
|
Voorbijgaande schaduwen |
1950 |
Een zindelijke wereld |
1951 |
De pleziervaart |
1954 |
Over boeken |
Literatuur.
|
M. ter Braak: In gesprek met de vorigen (A'-dam; 1938). |
G.H. 's Gravesande: Arthur van Schendel (A'dam; 1949). |
J. Greshoff: Arthur van Schendel (A'dam; 1934) In alle ernst (A'dam 1938). |
F. W. van Heerikhuizen: Arthur van Schendel. Pessimist tegen wil en dank (Leiden, Sijthoff; 1969). Het werk van A. van Schendel, achtergronden, karakter, ontwikkeling (A'-dam 1961). |
Herdenkingen (zie ook Fratilamur) (A'dam; 1950). |
F. Jansonius: A. van Schendels nationale romantiek (Levende talen; 1954). |
| |
| |
W. Kramer: Het proza van A. van Schendel (De nieuwe Taalgids; 1933). |
R. Pulinckx: A. van Schendel (Diest; 1944). |
G. Stuiveling: A. van Schendels drie gestalten (A'dam, Steekproeven; 1950). |
| |
M. Vasalis.
Pseudoniem voor mevr. Margaretha Drooglever Fortuyn-Leenmans.
Zij werd geboren te Den Haag op 13 februari 1909. Studeerde geneeskunde te Leiden. Vestigde zich als zenuwarts te Amsterdam. Woont thans te Roden. In 1941 ontving zij de Van der Hoogtprijs voor ‘Parken en Woestijnen’. Zij behoorde samen met A. Morriën, C. Buddingh, H. Hoekstra, B. Aafjes e.a. tot de Criteriumgroep en ook tot ‘Libertinage’ (1948-53), gesticht door H.A.-Gomperts en W.F. van Leeuwen. Het blad bood een literatuurbenadering van de vijftigers. In 1963 verwierf zij de Culturele prijs van de Prov. Groningen in 1974 de Constantijn Huygensprijs van de Jan Campertstichting.
1940 |
Parken en Woestijnen |
1941 |
Onweer (novelle) |
1947 |
De vogel Phoenix |
1954 |
Vergezichten en gezichten |
Literatuur.
|
D.A.M. Binnendijk: M. Vasalis (Randschrift; 1941). M. Vasalis (Randschrift; 1947). |
K. Heeroma: M. Vasalis (Opwaartse wegen; juli/aug. 1940). |
P. Rodenko: Aan de wieg van een ‘nieuwe poëzie’. |
H. Schotten: Over de poëzie van Vasalis (Tirade; april 1975). |
M.G.J. Teerink: M. Vasalis (Ontmoeting; maart 1962). |
J. van de Woude: M. Vasalis: ‘Bedroefd zondagskind’ (Nieuwsblad van het Noorden; 18.11.1974). |
Th. Govaart: Lezen en Leven, pag. 11-22. (Ambo N.V. Utrecht 1967). |
| |
Judicus Verstegen
Judicus Marinus Pieter Jan Verstegen werd geboren te Den Helder op 8 oktober 1933. Hij bezocht de rijks-hbs-b te Velzen en de gemeentelijke universiteit te Amsterdam. Promoveerde tot doctor in de wis- en natuurkunde in 1960.
Werkte in Noorwegen en op een fellowship van het ‘Weiszmann Institute of Science’ in Israël. In 1968 verwierf hij de Debuutprijs van de Groot-Kempische Cultuurdagen met ‘Legt uw hart daarop’.
1967 |
Legt uw hart daarop |
1968 |
Een zon bij nacht |
1969 |
De koekoek in de klok |
1970 |
De vloek van het schema |
|
De koning van het puin |
1971 |
De revoluties |
1973 |
De regentijd |
|
De nieuwe vrijheid |
1974 |
Een bruine ring om de ziel |
1975 |
De noordelijke samenzwering |
Literatuur
|
J. Bernlef: Ga jij de klas maar uit! Informatie over de Nederlandse literatuur na 1945. (Groningen, Wolters-Noordhoff; 1970). |
J. van Doorne: Schorre schreeuw om genade (Trouw; 24-8-1974). |
Interview met J. Verstegen (De Nieuwe Linie; 10-2-1968). |
Wam de Moor: Een geboren schrijver (De Tijd; 15-11-1974). |
M. Nord: Imposant boek over oorlogstijd op eiland (Het Parool; 20-10-1973). |
W.J. Simons: Roman van Judicus Verstegen over 't individu in de revolutie. (Utrechtsch Nieuwsblad; 29-7-1972). |
K. Soudyn: Een eiland in de golven (NRC Handelsblad; 2-11-1973). |
A. Visser: Mozaiek van een eilandbevolking (Leeuwarder Courant; 27-10-1973). |
Wie schrijft daar? Zesenzestig auteurs fotografisch, biografisch en bibliografisch (A'dam, Querido; 1971). |
P. de Wispelaere: De twijfel van de intellectueel (Het Vaderland; 24-6-1972). Realistische romankunst van J. Verstegen, tegenstelling tussen denken en doen. (Het Vaderland; 31-8-1974). |
| |
Jan Hendrik Wolkers
Geboren te Oegstgeest op 26 oktober 1925. Na de lagere school volgt hij de Mulo, die hij nooit afmaakt. Hij is dierenverzorger, tuinman, werkt op een distributiekantoor en in een conservenfabriek. Ondertussen volgt hij lessen op een avondtekenschool, laat zich inschrijven op de Leidse schilderacademie ‘Ars Aemula Naturae’.
Na de oorlog gaat hij zich toeleggen op beeldhouwen. Hij studeert aan de Haagse Academie. Slaagt voor de Rijksacademie.
In 1957 werkt hij - met een beurs - bij Ossip Zadkine in Parijs. In 1961 debuteert hij met ‘Serpetina's Petticoat’. Dit werk verwerft twee jaar later de Literatuurprijs van de stad Amsterdam.
Werk van hem werd vertaald in het Engels, Duits, Zweeds. Paul Verhoeven verfilmde van hem ‘Turks Fruit’.
1961 |
Serpetina's Petticoat |
1962 |
Kort Amerikaans |
1963 |
Gesponnen suiker |
| |
| |
|
Wegens sterfgeval gesloten |
|
De babel |
|
Een roos van vlees |
1964 |
De hond met de blauwe tong |
1965 |
Terug naar Oegstgeest |
1966 |
18 Composities in Lood, Messing, Brons, Kunsthars, Zand en Hout met een inleiding van dr. H.L.C. Jaffé |
1967 |
Horrible Tango |
1969 |
Het afschuwelijkste uit Jan Wolkers |
|
Turks Fruit |
1971 |
Groeten van Rottumerplaat |
|
Werkkleding |
1974 |
De Walgvogel |
Literatuur
|
E. Popelier: Jan Wolkers (Brugge, Orion Desclee De Brouwer; 1975). |
J.H. Caspers, M.J.C.M. Krekels & J.G.M. Weck: Jan Wolkers (A'dam, Versluys; 1972). |
Artikelen, bijdragen
|
Bibeb: Bibeb en VIP's (A'dam, Polak & Van Gennep; 1965). |
N.L. Brugsma: Schrijversportretten (A'dam, Elsevier; 1974). |
M. Dupuis: Over het werk van Jan Wolkers (Tijdschrift voor Levende Talen; 1970). |
K. Fens: De Koolmees en het Aardmannetje (Merlijn; 1963). Het litteken van de dood (Eigenzinnigheid van de Literatuur; 1964). Jan Wolkers. Slachtoffers der Verbeelding (Literair Lustrum I; 1968). |
H.S. Haasse: Ogen om te zien (Leestekens; 1965). |
W. Hazeu: 40+, Literaire Radioportretten (Boekenweek; 1969). |
H. Hofhuizen: Klassiek hoofd van de schrijver (De Tijd; 1969). |
H. Hovinga: Wat kunst is (Raam; 1963). |
H.V. Jessurun d'Oliveira: Schepper riep hij gaat van Au (A'dam, Polak & Van Gennep; 1965). |
A. van der Mijn: Je ziet van alles om je heen (Het Parool; 1967). |
F. van der Molen & W. Zaal: Jan Wolkers (Elsevier' 1966). |
G. Rothuizen: Jan Wolkers en het Calvinisme (De oude man van Hoy; 1970). |
K. Soudijn: Portret van een Nederlander (Gandalf; 1970). |
H. Suer: Ik zou graag onzichtbaar willen zijn om met de mensen mee te lopen (De Tijd-Maasbode; 1963). |
D. Verspoor & A. Viruly: Pro en Contra Jan Wolkers (Het Nieuwe Boek; 1963). |
C. Vinkenburg: Het werk van Jan Wolkers. Wat vindt u ervan? Wat doet u ermee in de openbare bibliotheek? (De Openbare Bibliotheek; jg 7; nr. 1). |
P. de Wispelaere: Rechtlijnigheid en Paradox in het werk van Jan Wolkers (Het Perzische tapijt; A'dam, de Bezige Bij; 1966). |
|
|