U bent de eerste
Jaap Scholten
‘Ik zal proberen het chronologisch te houden. Ik werkte bij de bontfokkerij in Târgu Mure - die bestaat niet meer. Ik moest de dieren voederen. Nertsen, vossen, wolven. Er werkten elf man. Na een jaar werd ik er uitgegooid. Ik heb een jonge wolf meegenomen. Op de laatste werkdag, onder mijn jas. Ze was twee weken oud. Ik noemde haar Ordas, naar de kleur van haar vacht. Ik heb mijn flat tot haar schoolplein gemaakt. Mijn schildersspullen heb ik weggedaan. Ik heb een voorraadje Milomi-melk en barack pálinka aangelegd. Ik weet waar de pálinka het goedkoopst is. Mijn vader is een alcoholist. Van mijn moeder kreeg hij elke dag zijn portie. Om hem in haar macht te houden.
Ik gaf Ordas en mezelf zes keer per dag de fles. Ik woonde in een blokflat. Kinga had een ander gevonden, een Italiaan twee keer haar leeftijd. De eerste weken gaf ik 50 milliliter per keer. Ik sliep op de vloer. Ordas sliep tegen mij aan. Ik dronk mijzelf in slaap. Zo leefden we maanden. Ik ging alleen de deur uit voor Milomi en pálinka. Na zeven weken gaf ik er rauwe kip bij, met botten en al. Ik kreeg het gratis waar ik het altijd had gekocht voor de fokkerij. Ik at het zelf ook.
Ik probeerde haar dingen te leren, maar haar aandacht was altijd elders. Als ik haar wilde laten zitten, bleef ze door mijn kamer heen en weer lopen. Als ik het met een stuk kip probeerde, dan was ze alleen op het vlees gefixeerd. Wel leerde ze te reageren op haar naam. Toen ze groter werd begon ze te grommen zodra ik ging liggen. Zij wist dat ik een mannetje was, toch probeerde ze te domineren. In de fokkerij zag ik hoe de vrouwtjes de mannetjes tot beleefdheid dwingen. Ze wensen als dames behandeld te worden. Ze bijten de mannetjes zacht en grommen. De mannetjes laten toe dat de vrouwtjes eerst eten.
In het donker liet ik haar uit. Ik wilde niet dat iemand wist dat ik een wolvin had. Zij was heel schuw. Bij de rivier buiten de stad liet ik haar los. Ze bewoog van bosje naar bosje. Soms waren er wandelaars. Dan raakte ze in paniek. Aan mensen is zij nooit gewend. 's Morgens was zij veel banger dan 's avonds. Ze hoorde elk geluid tien minuten eerder dan ik. Ze bleef stokstijf staan, oren omhoog, ik hoorde niets. Ze