| |
| |
| |
Nichtjes
Joyce Carol Oates (Vertaling Peter Verstegen)
Lake Worth, Florida
14 september 1998
Beste professor Morgenstern,
Wat zou ik u graag aanspreken als ‘Freyda’! Maar op zoveel vertrouwelijkheid heb ik geen recht. Ik heb net uw Herinneringen gelezen. Ik heb reden om aan te nemen dat wij nichtjes zijn van elkaar. Mijn meisjesnaam is ‘Schwart’ (niet mijn vaders eigenlijke naam, ik denk dat hij hem aannam op Ellis Island, in 1936), maar mijn moeders meisjesnaam was ‘Morgenstern’ en haar hele familie kwam uit Kaufbeuren, net als de uwe. We zouden elkaar hebben leren kennen in 1941, toen we kleine kinderen waren; u zou met uw ouders, broer en zus bij mijn ouders, mijn twee broers en mij intrekken in Milburn, New York. Maar het schip dat u en andere refugiés vervoerde, de Marea, werd door de Immigratiedienst in de haven van New York teruggestuurd.
(In uw Herinneringen spreekt u hier zo kort over. U lijkt zich een andere naam te herinneren dan Marea. Maar ik weet zeker dat het Marea was, want die naam leek me zo mooi als muziek. U was natuurlijk zo jong. Daarna is er zoveel gebeurd dat u dit niet meer weet. Volgens mijn berekening was u zes, ik was vijf.)
Al deze jaren wist ik niet dat u in leven was! Ik wist niet dat er overlevenden waren in de familie. Mijn vader had me verteld van niet. Ik ben zo blij dat u er bent en zoveel succes hebt. Het is een schok voor me te bedenken dat u sinds 1956 in de Verenigde Staten woont. Dat u in New York studeerde terwijl ik (pas getrouwd, niet gelukkig) woonde in de Newyorkse provincie! Neemt u me niet kwalijk, ik wist niets van uw vorige boeken, hoewel ‘biologische antropologie’ mij geïntrigeerd zou hebben, denk ik! (Ik heb niets van uw academische scholing, tot mijn schande. Ik heb niet gestudeerd en zelfs de middelbare school niet afgemaakt.)
Enfin, ik schrijf in de hoop dat we elkaar eens kunnen ontmoeten. O heel gauw toch, Freyda! Voor het te laat is.
| |
| |
Ik ben niet langer je vijfjarige nichtje dat droomde van een nieuwe ‘zus’ (zoals mijn moeder had beloofd) die bij me in bed zou slapen en altijd bij me zou zijn.
Uw ‘verloren’ nichtje,
Rebecca
Lake Worth, Florida
15 september 1998
Beste professor Morgenstern,
Ik heb u gisteren een brief een brief geschreven. Nu zie ik tot mijn verlegenheid dat ik de brief misschien verkeerd geadresseerd heb. Als u met ‘sabbatsverlof’ bent van de Universiteit van Chicago, zoals op het omslag van uw boek staat. Ik probeer het hiermee opnieuw, p./a. uw uitgever.
Ik sluit dezelfde brief bij. Al kon ik daarin naar mijn gevoel niet goed genoeg zeggen wat er in mijn hart is.
Uw ‘verloren’ nichtje,
Rebecca
P.S. Natuurlijk kom ik naar je toe, waar en wanneer je maar wilt, Freyda!
Lake Worth, Florida
2 oktober 1998
Beste professor Morgenstern,
Ik heb u vorige maand geschreven, maar nu ben ik bang dat ik mijn brieven verkeerd had geadresseerd.
Ik zal die brieven hier bijsluiten nu ik weet dat u in Palo Alto bent, in California, aan het ‘Instituut voor Hoger Onderzoek’ van Stanford University.
Het is mogelijk dat het lezen van mijn brieven u onaangenaam heeft getroffen. Ik weet dat ik geen erg goeie brievenschrijfster ben. Ik had niets moeten schrijven over uw overtocht naar Amerika in 1941, alsof u die feiten zelf niet weet. Het was niet mijn bedoeling u te corrigeren, professor Morgenstern, inzake de naam van het schip waar u en het gezin op zaten in die nachtmerrietijd.
| |
| |
Ik schaamde me wel toen ik las in een interview met u, overgenomen in de krant van Miami, dat u zoveel post had gekregen van ‘familie’ sinds uw boek. Ik moest wel glimlachen toen ik las wat u schreef: ‘Waar was al die Amerikaanse familie toen we die nodig hadden?’
We waren er echt, Freyda! In Milburn, New York, aan het Eriekanaal.
Je nichtje,
Rebecca
Palo Alto, CA
1 november 1998
Beste Rebecca Schward,
Veel dank voor uw brief en uw reactie op mijn Herinneringen. Ik ben diep geroerd door de vele brieven die ik heb ontvangen sinds de verschijning van Terug van de doden: een meisjestijd, zowel in de Verenigde Staten als daarbuiten, en ik zou echt willen dat ik de tijd had om op elk ervan afzonderlijk en uitvoerig in te gaan, Vriendelijke groet,
FM Freyda Morgenstern Universiteitsprofessor
Hoogleraar Antropologie
University of Chicago
Lake Worth, Florida
5 november 1998
Beste professor Morgenstern,
Ik ben zo opgelucht dat ik nu het goede adres heb! Ik hoop dat u deze brief gaat lezen. U heeft vast een secretaresse die uw post openmaakt en antwoord stuurt. Ik weet dat het u amuseert (irriteert?) dat zo veel mensen nu claimen familie te zijn van ‘Freyda Morgenstern’. Vooral sinds uw televisie-mterviews. Maar ik weet heel zeker dat ik echt uw nicht ben. Want ik was de (enige) dochter van Anna Morgenstern. Ik geloof dat Anna Morgenstern de (enige) zus was van uw moeder, Sara, een jongere zus. Mijn moeder heeft er wekenlang over gepraat dat haar zus Sara bij ons zou komen wonen, met je vader en jouw Elsbjeta die drie, vier jaar ouder was dan jij en je broer, Leon, die ook ouder was dan jij, maar niet zo veel.
| |
| |
We hadden foto's van jullie. Ik herinner me zo duidelijk dat je die mooie vlechten had en hoe knap je was, een ‘stuurs meisje’, zei mijn moeder over jou, net als ik. We leken toen op elkaar, Freyda, al was jij natuurlijk veel knapper. Elsbjeta was blond, met een mollig gezicht. Leon leek op de foto heel vrolijk, een jongen van misschien acht jaar met een lief gezicht. Het was zo triest te lezen dat ze op zo'n vreselijke manier gestorven zijn in ‘Theresienstadt’. Mijn moeder is nooit over de schok van die tijd heen gekomen, geloof ik. Ze had zo gehoopt haar zuster terug te zien. Toen de Marea in de haven werd teruggestuurd, heeft ze de hoop opgegeven. Mijn vader vond het niet goed dat ze Duits praatte, alléén Engels, maar ze kon het Engels niet goed spreken en als er iemand over huis kwam verborg ze zich. Veel praten deed ze daarna niet meer, tegen niemand van ons, en ze was vaak ziek. Ze stierf in mei 1949.
Ik lees net over wat ik heb geschreven en zie dat ik heel verkeerde accenten leg, echt! Ik denk nooit aan die dingen van lang geleden.
Ik heb in de krant je foto gezien, Freyda! Mijn man was de New York Times aan het lezen en riep me bij zich; of het niet vreemd was, zei hij, dat hij hier een vrouw zag die genoeg op zijn vrouw leek om een zus te zijn, maar eigenlijk lijken jij & ik niet meer zo veel op elkaar, volgens mij, maar het was een schok om je gezicht te zien want het lijkt erg op mijn moeders gezicht, zoals ik het me herinner.
En toen je naam, Freyda Morgenstern.
Ik ben meteen Terug van de doden: een meisjestijd gaan kopen. Ik heb nooit boeken over de Holocaust gelezen uit vrees voor wat ik te weten zou komen. Ik heb je Herinneringen gelezen terwijl ik in de auto zat, op de parkeerplaats van de boekhandel, zonder te weten hoe laat het al was, tot mijn ogen de bladzijden niet meer konden zien. ‘Het is Freyda,’ dacht ik. ‘Zij is het! Het zusje dat mij beloofd was.’ Ik ben nu tweeënzestig en zo eenzaam in dit plaatsje vol rijke renteniers die mij aankijken en denken dat ik een van hen ben.
Ik ben niet iemand die gauw huilt. Maar bij heel wat bladzijden van je boek heb ik moeten huilen, al weet ik (uit je interviews) dat je zulke berichten van lezers niet wilt horen & dat je alleen maar minachting hebt voor ‘goedkoop Amerikaans medelijden’. Ik weet dat ik net zo zou denken. Je hebt gelijk dat je er zo over denkt. In Milburn had ik een hekel aan mensen die met me te doen hadden als ‘dochter van een grafdelver’ (mijn vaders beroep), een ergere hekel dan aan anderen die het geen zier kon schelen of de Schwarts leefden of doodgingen.
| |
| |
Ik sluit mijn foto bij, genomen toen ik een meisje van zestien was. Het is de enige die ik heb uit die jaren. (Ik zie er nu heel anders uit, ben ik bang!) Hoe graag had ik je een foto gestuurd van mijn moeder, Anna Morgenstern, maar ze zijn in 1949 allemaal vernietigd.
Je nicht,
Rebecca
Palo Alto, CA
16 november 1998
Beste Rebecca Schwart,
Excuus dat ik niet eerder heb geantwoord. Ik denk, ja, dat het heel goed mogelijk is dat wij ‘nichtjes’ zijn, maar zo verre nichten dat het eigenlijk iets abstracts is, vindt u niet?
Ik zal niet veel op reis zijn, dit jaar, omdat ik probeer een nieuw boek af te maken voor het eind van mijn sabbatsjaar. Ik doe niet zoveel ‘causerieën’ meer en mijn promotietournee is goddank afgelopen. (Mijn poging tot memoires was de eerste en laatste keer dat ik me aan niet-academische schrijverij heb gewaagd. Het was veel te makkelijk, als het openen van een ader.) Dus lijkt het mij niet goed doenlijk om elkaar binnen afzienbare tijd te ontmoeten.
Dank voor het sturen van de foto die ik hierbij retourneer.
Hartelijke groet,
FM
Lake Worth, Florida
20 november 1998
Beste Freyda,
Ja, ik weet zeker dat we ‘nichtjes’ zijn! Al weet ik net zo min als jij wat je onder ‘nichtjes’ moet verstaan.
Ik heb geen directe familie nog in leven, denk ik. Mijn ouders zijn dood sinds 1949 & en ik weet niets van mijn broers die ik al jarenlang niet meer gezien heb.
Ik denk dat je me minacht als je ‘Amerikaanse nichtje’. Ik wou dat je me dat vergeven kon. Ik weet niet precies hoe ‘Amerikaans’ ik ben, al ben ik niet geboren in Kaufbeuren zoals jij maar in de New Yorkse haven in mei 1936. (De preciese datum is niet meer bekend. Er was
| |
| |
geen geboorteakte of die is verdwenen.) Ik ben geboren op de vluchtelingenboot! In verschrikkelijke smerigheid, is me verteld. Het was een andere tijd toen, in 1936. Er was nog geen oorlog en mensen van ons soort kregen toestemming om te ‘emigreren’ als ze geld hadden.
Mijn broers, Herschel & Augustus, zijn geboren in Kaufbeuren net als natuurlijk onze beide ouders. Mijn vader heeft in dit land de naam ‘Jacob Schwart’ aangenomen. (Het is een naam die ik nooit genoemd heb tegen mensen die me nu kennen. Natuurlijk niet tegen mijn man.) Ik wist weinig van mijn vader behalve dat hij drukker was geweest in de oude wereld (zoals hij het smalend noemde) en ook ooit wiskundeleraar op een jongensschool. Totdat de nazi's zulke mensen verboden om onderwijs te geven. Mijn moeder, Anna Morgenstern, trouwde heel jong. Als meisje speelde ze piano. We luisterden soms naar de radio als Pa niet thuis was. (De radio was van Pa.)
Vergeef me, ik weet dat dit je allemaal niet interesseert. In je Herinneringen zeg je over je moeder dat ze administratief werk deed voor de nazi's, een van die Joodse ‘medewerksters’ die hielpen bij jodentransporten. Je bent niet sentimenteel over familie. Daar is iets zo lafs aan, vind je niet. Ik respecteer de wensen van de auteur van Terug van de doden, dat zo kritisch is over familie & Joden en de Joodse geschiedenis en het geloof en ook over het naoorlogse ‘geheugenverlies’. Ik zou je nooit af willen brengen van zulke diepe gevoelens, Freyda!
Ik heb zelf geen diepe gevoelens, ik bedoel die ik anderen kan laten weten.
Pa zei dat jullie allemaal weg waren. Als vee teruggestuurd naar Hitler, zei Pa. Ik hoor nog hoe hij zijn stem verhief: negenhonderd-zesenzeventig vluchtelingen, ik word er nog steeds akelig van als ik die stem hoor.
Pa zei dat ik moest stoppen met denken aan mijn nichten en neef! Ze zouden niet komen. Ze waren weg.
Heel wat pagina's uit je Herinneringen ken ik nu uit mijn hoofd, Freyda. Ook je brieven aan mij. In jouw woorden kan ik je stem horen. Ik hou van die stem die zo lijkt op die van mij. Ik bedoel mijn geheime stem, die niemand kent.
Ik neem het vliegtuig naar California, Freyda. Wil je mij dat toestaan? ‘Spreek één woord & mijn ziel zal genezen worden.’
Je nicht,
Rebecca
| |
| |
Lake Worth, Florida
21 november 1998
Beste Freyda,
Ik schaam me zo, ik heb je gisteren een brief gestuurd met een woord verkeerd gespeld: ‘preciese’.
En ik had het over geen familie in leven, ik bedoelde dat er niemand over was van de Schwart-familie. (Ik heb een zoon uit mijn eerste huwelijk, hij is getrouwd en heeft twee kinderen.)
Ik heb andere boeken van je gekocht. ‘Een geschiedenis van de biologie’, ‘Een geschiedenis van ras en racisme’. Hoe diep onder de indruk zou Jacob Schwart zijn geweest, het kleine meisje van de foto was helemaal niet weg maar heeft het zo veel verder gebracht dan hij!
Zul je me naar Palo Alto laten komen, Freyda? Ik zou voor één dag kunnen komen, we zouden samen kunnen eten & ik zou de volgende ochtend vertrekken. Dat beloof ik.
Je (eenzame) nicht,
Rebecca
Lake Worth, Florida
24 november 1998
Beste Freyda,
Een hele avond van je tijd is te veel gevraagd, denk ik. Een uur? Een uur zou toch wel kunnen? Misschien kun je me wat vertellen over je werk, alles wat ik dankzij jouw stem zou horen zou waardevol voor me zijn. Ik zou echt niet gaan proberen om je de beerput van het verleden in te sleuren, zoals jij het zo krachtig formuleert. Het is waar, een vrouw als jij die in staat is tot zulke intellectuele arbeid & die zo hogelijk gerespecteerd wordt op jouw vakgebied heeft geen tijd voor huilerig sentiment.
Ik ben je boeken aan het lezen. Ik zet strepen en zoek woorden op in het woordenboek. (Ik ben dol op het woordenboek, het is een vriend.) Het is zo opwindend om na te denken over Hoe bewijst wetenschap de genetische basis van gedrag?
Ik heb een kaart bijgesloten waar je op reageren kan. Vergeef me dat ik er niet eerder aan gedacht heb.
Je nicht,
Rebecca
| |
| |
Palo Alto, CA
24 november 1998
Beste Rebecca Schwart,
Uw brieven van de 20ste en 21ste november zijn interessant. Maar de naam ‘Jacob Schwart’ zegt mij, vrees ik, niets. Er zijn talrijke overlevenden met de naam ‘Morgenstern’. Enkelen van hen zijn misschien ook neven of nichten van u. U kunt naar ze op zoek gaan als u eenzaam bent.
Zoals ik geloof ik heb uitgelegd is dit een heel drukke tijd voor me. Ik werk een groot deel van de dag en heb 's avonds weinig behoefte aan gezelschap. ‘Eenzaamheid’ is een probleem dat primair wordt teweeggebracht door de te directe nabijheid van anderen. Een uitnemende remedie is werken.
Met vriendelijke groet,
FM
P.S. Ik meen dat u een telefonische boodschap voor me hebt achtergelaten bij het Instituut. Zoals mijn assistente u heeft uitgelegd heb ik geen tijd om zulke telefoontjes te beantwoorden.
Lake Worth, Florida
27 november 1998
Beste Freyda,
Onze brieven hebben elkaar gekruist! We schreven allebei op de 24ste nov., misschien is het een teken. Het was in een opwelling dat ik gebeld heb. ‘Als ik haar stem maar kon horen’ - dat was wat ik dacht.
Je hebt je hart verhard tegen je ‘Amerikaanse nichtje’. Het was dapper om in je Herinneringen zo duidelijk te stellen dat je tegen zoveel dingen je hart moest verharden om te overleven. In Amerika denken we dat lijden ons tot heiligen maakt, wat bespottelijk is. Evengoed begrijp ik dat je in je leven nu geen tijd voor me hebt. Mijn persoon is niet ‘relevant’ voor je.
Ook al wil je me in deze periode niet ontmoeten, wil je me toestaan je te schrijven? Ik accepteer het als je niet antwoordt. Ik zou alleen maar willen dat je las wat ik je schreef, het zou me zo blij maken (ja, minder eenzaam!), want dan zou ik in gedachten met je kunnen praten zoals ik deed toen we meisjes waren.
Je nichtje,
Rebecca
| |
| |
P.S. In je wetenschappelijke boeken heb je het zo vaak over ‘adaptatie van de soort aan de omgeving’. Als je mij, je nichtje, zou zien in Lake Worth, Florida, aan de oceaan even bezuiden Palm Beach, zo heel ver van Milburn, N.Y., en van de ‘oude wereld’, zou je moeten lachen.
Palo Alto, CA
1 december 1998
Beste Rebecca Schwart,
Mijn hardnekkige Amerikaanse nicht! Ik vrees dat het nergens een teken van is, niet eens toeval, dat onze brieven op dezelfde dag werden geschreven en elkaar hebben ‘gekruist’.
Die kaart. Ik geef toe dat ik geïntrigeerd ben door de keuze. Toevallig is het zo dat die kaart aan de wand van mijn werkkamer hangt. (Heb ik er iets over gezegd in mijn boek? Ik geloof het niet.) Hoe ben jij toch in bezit gekomen van die reproductie van Caspar David Friedrichs Sturzacker - je bent vast nooit naar het Hamburgse Museum geweest. Het is zeldzaam als iemand in Amerika zelfs maar de naam kent van deze kunstenaar die in Duitsland een grote reputatie heeft.
Met vriendelijke groet,
FM
Lake Worth, Florida
4 december 1998
Beste Freyda,
De briefkaart van Caspar David Friedrich kreeg ik, met andere kaarten uit het Hamburgse Museum, van iemand die daar op zijn reizen was geweest. (Mijn zoon om precies te zijn, die pianist is. Zijn naam zou je wel kennen, hij lijkt helemaal niet op de mijne.)
Ik heb de kaart gekozen omdat ik er iets in zag van je ziel. Zoals ik die zie in wat je schrijft. Misschien zie ik er ook iets in van mezelf. Ik ben benieuwd wat je vindt van deze nieuwe kaart, die ook Duits is maar lelijker.
Je nichtje,
Rebecca
| |
| |
Palo Alto, CA
10 december 1998
Beste Rebecca,
Ja die lelijke Nolde bevalt me wel. Rookzwart als pek en de Elbe als gesmolten lava. Je kijkt wel in mijn ziel! Niet dat ik mezelf heb willen maskeren.
Ik retourneer dus Sleepboot op de Elbe aan mijn hardnekkige Amerikaanse nicht, bedankt maar schrijf me nu alsjeblieft niet meer. En bel niet op. Ik heb genoeg van je.
FM
Palo Alto, CA
11 december 1998, 2 uur 's nachts
Lieve ‘nicht’!
Ik heb een kopie gemaakt van je foto als meisje van 16. Die ruige vracht haar en die zo stevige kaken bevallen me. Misschien was er schrik in je ogen, maar dat weten we te verbergen, is het niet, nichtje?
In het kamp leerde ik voor mezelf opkomen. Ik leerde om mezelf groot te maken. Zoals dieren zich groter maken, het kan gezichtsbedrog zijn dat echt wordt. Ik denk dat jij je ook ‘groot’ kon maken.
Ik heb altijd de waarheid gezegd. Ik zie geen reden om dingen achter te houden. Ik veracht gefantaseer. Ik heb vijanden gemaakt ‘onder mijn eigen soort’, geloof me. Als je terugkomt ‘van de doden’ heb je schijt aan de mening van anderen & geloof me, dat heeft me kwaad gedaan op dat zogenaamde ‘vakgebied’, waar promotie maken afhangt van het likken van reten en soortgelijke seksuele uitingen die doen denken aan wat de ons verwante mensapen doen.
Erg genoeg dat ik mij in mijn carrière niet wist te gedragen als smekend wijfje. In mijn Herinneringen spreek ik op lacherige toon over post-doctorale studies op Columbia in de late jaren vijftig. Maar destijds lachte ik niet zo vaak. Toen ik mijn oude vijanden terugzag die een ongelovig vrouwspersoon aan het begin van haar carrière hadden willen vermorzelen, niet alleen een vrouwspersoon maar ook nog een Jodin & een Joodse refugié uit de kampen, keek ik ze recht in de ogen. Ik knipperde niet, maar zij wel, de rotzakken. Ik heb wraak genomen waar & wanneer ik maar kon. Nu die generatie aan het uitsterven is, heb ik geen piëteit voor hun nagedachtenis. Op congressen die be- | |
| |
doeld zijn om bij te dragen tot hun eredienst is Freyda Morgenstern degene die op ‘dodelijk geestige wijze’ de waarheid zegt.
In Duitsland, waar de geschiedenis zo lang ontkend is, is Terug van de doden al vijf maanden een bestseller. Het is al genomineerd voor twee belangrijke prijzen. Als dat niet om te lachen is!
In dit land is de receptie heel anders. Misschien heb jij de ‘goede’ recensies gelezen. Misschien heb je de pagina-grote advertentie gezien die mijn vrekkige uitgever tenslotte heeft geplaatst in de New York Review of Books. Ik ben behoorlijk aangevallen. Erger zelfs dan in de stupide polemieken waaraan ik gewend ben geraakt in mijn ‘vakgebied’.
In de Joodse pers & de Joodsvriendelijke tijdschriften is men geschokt/ontsteld/vervuld van afkeer. Een Joodse vrouw die zo zonder gevoel schrijft over haar moeder & andere familieleden die ‘tenonder zijn gegaan’ in Theresienstadt. Een Joodse vrouw die zo koud & klinisch spreekt over haar ‘erfgoed’. Alsof de zogeheten Holocaust een ‘erfgoed’ is. Alsof ik niet mijn recht heb verdiend om de waarheid te zeggen zoals ik die zie en de waarheid te blijven zeggen, want ik ben voorlopig nog niet van plan me terug te trekken uit het wetenschappelijk onderzoek, het schrijven, het lesgeven & het begeleiden van promovendi. (Ik ga met vervroegd emeritaat in Chicago, met al die leuke bonussen, & installeer mij elders.)
Die piëteit voor de Holocaust! Ik moest lachen, je gebruikte dat woord zo eerbiedig in een van je brieven. Ik gebruik nooit dat woord dat nu als olie zo glad van Amerikaanse tongen rolt. Een van die vlijmscherpe kritici noemde Morgenstern een verraadster die de vijand troost biedt (welke vijand, er zijn er vele) door eenvoudig te verklaren en nog eens te verklaren dat de ‘holocaust’ een toevalligheid van de geschiedenis was, zoals alle historische gebeurtenissen dat zijn. Er is geen lijn in de geschiedenis zoals in de evolutie, er is geen doel of vooruitgang. Evolutie is de term die we geven aan wat er is. De fantasten met hun piëteit willen beweren dat de uitroeiingscampagne van de nazi's een op zichzelf staande gebeurtenis is geweest in de geschiedenis die ons boven de geschiedenis heeft uitgetild. Dat is quatsch, heb ik gezegd & zal ik blijven zeggen. Er zijn vele genocides geweest, zolang het mensdom heeft bestaan. De geschiedenis is een uitvinding van boeken. In de biologische antropologie hebben we geconstateerd dat ‘betekenis’ willen zien één trek onder vele is van onze soort. Maar daarmee wordt geen ‘betekenis’ geïntroduceerd in de wereld. Als de geschiedenis
| |
| |
echt bestond, dan is het als een grote vuilverwerkende rivier waarin talloze andere stroompjes en zijrivieren samenkomen. In één richting. In tegenstelling tot het riool kan die rivier niet verstopt raken. Er is niets te ‘toetsen’ - niets te ‘bewijzen’. De geschiedenis is er gewoon. Wanneer de afzonderlijke stroompjes opdrogen, verdwijnt de rivier. Er is geen ‘rivier-bestemming’. Er zijn alleen maar toevalligheden in de tijd. De wetenschapper neemt daar nota van zonder sentiment of spijt.
Misschien stuur ik je dit geraaskal, mijn hardnekkige Amerikaanse nicht. Ik ben dronken genoeg, en in een feestelijke stemming!
Je (trouweloze) nicht,
FM
Lake Worth, Florida
15 december 1998
Beste Freyda,
Wat was ik blij met je brief, mijn handen trilden ervan. Ik heb in tijden niet zo gelachen. Ik bedoel, op onze speciale manier.
Het is een vorm van haat. Ik hou er wel van. Al vreet het je vanbinnen op. (Denk ik.)
Hier is het een koude nacht, met Atlantische wind. Florida is vaak vochtig-koud. Lake Worth/Palm Beach is heel mooi en heel slaapverwekkend. Ik wou maar dat je hier op bezoek zou komen & je zou hier de rest van de winter kunnen blijven, want het is vaak zonnig natuurlijk.
Ik neem je kostbare brieven mee als ik 's morgens vroeg een strandwandeling maak. Hoewel ik de woorden uit mijn hoofd ken. Tot een jaar geleden liep ik hard, kilometers lang liep ik hard! Aan de rand van een orkaan, gestriemd door de wind, liep ik hard. Als je me zo had gezien, mijn gespierde benen & rechte rug, zou je nooit denken dat ik geen jonge vrouw was.
Zo vreemd dat we allebei in de zestig zijn, Freyda! Onze meisjesbabypoppen zijn geen dag ouder geworden.
(Vind jij het vreselijk, oud worden? Op je foto's ben je zo'n krachtige vrouw. Zeg bij jezelf: ‘Elke dag dat ik leef was niet bedoeld’ & daar schuilt blijdschap in.)
Freyda, in ons huis van grotendeels glas dat uitziet over de oceaan zou je je eigen ‘vleugel’ hebben. We hebben meerdere auto's en er is er ook voor jou een. Geen vragen als je ergens naartoe ging. Je zou mijn
| |
| |
man niet hoeven ontmoeten, je zou mijn kostbare geheim zijn.
Zeg me dat je komt, Freyda! Na Nieuwjaar zou een goede tijd zijn. Als je klaar bent met je werk gaan we elke dag samen een strandwandeling maken. Ik beloof je dat we niet zouden hoeven praten.
Je liefhebbende nicht,
Rebecca
Lake Worth, Florida
17 december 1998
Beste Freyda,
Vergeef me mijn brief van eergisteren, zo opdringerig & familiair. Natuurlijk zou je niet op bezoek gaan bij een vreemde.
Ik moet het mezelf inprenten: we zijn dan wel nichtjes, maar we zijn vreemden.
Ik ben ‘Terug van de doden’ weer aan het lezen. Het laatste deel, in Amerika. Je drie huwelijken - ‘onbezonnen experimenten in intimiteit/waanzin’. Je bent heel scherp en heel geestig, Freyda! Even genadeloos voor anderen als voor jezelf.
Mijn eerste huwelijk was ook blinde liefde & ‘waanzin’, denk ik. Maar daarzonder had ik mijn zoon nooit gehad.
In je Herinneringen heb je geen spijt van je ‘onzalige foetussen’, wel van de ‘pijn en vernedering’ van de toen nog illegale abortus. Arme Freyda! Dat je in 1957 bijna bent doodgebloed op een morsig kamertje in Manhattan, in die tijd was ik een jonge moeder die zo van het leven hield. Toch zou ik naar je toe gekomen zijn als ik het geweten had.
Al weet ik dat je niet hierheen komt, toch heb ik nog wat hoop dat opeens, ja dat je toch komt! Voor een bezoek en om te blijven zo lang je zou willen. Je privacy zou gegarandeerd zijn.
Ik blijf je hardnekkige nicht,
Rebecca
Lake Worth, Florida
Nieuwjaarsdag 1999
Beste Freyda,
Ik heb niets van je gehoord en vraag me af of je ergens heen bent gegaan? Maar misschien lees je dit briefje. ‘Als Freyda dit leest, ook al gooit ze het weg...’
| |
| |
Ik ben blij & hoopvol. Jij bent wetenschapper & natuurlijk heb je gelijk dat je je neus optrekt voor zulke gevoelens, als ‘magisch’ en ‘primitief’, maar ik denk dat er iets nieuws op stapel staat in het nieuwe jaar. Daar hoop ik op.
Mijn vader, Jacob Schwart, geloofde dat in de dierenwereld de zwakken snel worden opgeruimd, we moeten onze zwakheden altijd verbergen. Jij & ik wisten dat als kinderen. Maar er is zoveel waarin wij van dieren verschillen, dat wisten we ook.
Je liefhebbende nicht,
Rebecca
Palo Alto, CA
19 januari 1999
Rebecca,
Ja, ik was ergens heen. En ik ga weer ergens heen. Wat heb jij daarmee te maken?
Ik was gaan denken dat jij een bedenksel van mij moest zijn. Mijn ergste zwakheid. Maar hier op mijn vensterbank staat ‘Rebecca 1952’ mij aan te staren. Met pony en hongerige ogen.
Nichtje, je bent zo trouw! Ik word er moe van. Ik weet dat ik gevleid zou moeten zijn. Weinig anderen zouden de ‘moeilijke’ professor Morgenstern zo achtervolgen nu ik een oude vrouw ben. Ik gooi je brieven in een la en dan ben ik zo zwak dat ik ze openmaak. Pas zat ik te rommelen in het huisvuil en vond een van je brieven terug. Toen was ik zo zwak om die open te maken. Je weet hoe ik zwakte haat!
Geen nicht meer.
FM
Lake Worth, Florida
23 januari 1999
Beste Freyda,
Ik weet het! Het spijt me.
Ik zou niet zo gretig moeten zijn. Ik heb het recht niet. Toen ik pas ontdekt had dat je leefde, afgelopen september, dacht ik alleen maar ‘Mijn nicht Freyda Morgenstern, mijn verloren zus, ze leeft! Ze hoeft niet van me te houden of me zelfs maar te kennen of ooit een gedachte
| |
| |
aan me te wijden. Het is genoeg te weten dat ze niet tenonder is gegaan en haar leven heeft geleefd.’
Je liefhebbende nicht,
Rebecca
Palo Alto, CA
30 januari 1999
Lieve Rebecca,
We maken ons belachelijk met die emoties op onze leeftijd, als meisjes die elkaar hun borsten laten zien. Bespaar het ons alsjeblieft!
Ik heb net zo weinig zin om jou te ontmoeten als ik zou hebben om mezelf te ontmoeten. Hoe kom je erbij dat ik een ‘nicht’ - een ‘zuster’ - zou willen op mijn leeftijd? Ik zou liever geen levende familie meer hebben, dan ben je niet verplicht te denken: Leeft hij /zij nog?
Hoe dan ook, ik ga weg. Ik ben heel het voorjaar op reis. Ik haat het hier. Die slaapsteden in California zijn zielloos & smoorvervelend. Mijn ‘collega's/vrienden’ zijn oppervlakkige opportunisten die denken dat ze iets aan me kunnen hebben.
Ik haat zulke woorden als ‘tenondergaan’. Gaat een vlieg ‘tenonder’, gaan dingen die rotten ‘tenonder’, gaat je vijand ‘tenonder’? Ik word moe van zulke hoogdravende taal.
Niemand ging ‘tenonder’ in de kampen. Velen ‘gingen dood’ - ‘werden gedood’. Dat is alles.
Kon ik je maar verbieden een cultus van me te maken. Voor je eigen bestwil, lieve nicht. Ik begrijp dat ik ook jouw zwakheid ben. Misschien wil ik je ontzien.
Maar als je een promovenda van mij was! Dan zou ik je met een snelle schop voor je kont op je plaats zetten.
Opeens zijn er prijzen & huldigingen voor Freyda Morgenstern. Niet alleen voor de auteur van mijn Herinneringen, maar ook voor de ‘eminente antropoloog’. Ik ga dus op reis om me te laten fêteren. Dit komt allemaal te laat natuurlijk. Maar net als jij ben ik gretig, Rebecca. Soms denk ik dat mijn ziel in mijn darmen zit! Ik ben iemand die zich volpropt zonder er genoegen aan te beleven, omdat ik het anderen misgun.
Ontzie jezelf. Geen emoties meer. Geen brieven!
FM
| |
| |
Chicago, IL
29 maart 1999
Lieve Rebecca Schwart,
Ik moest aan je denken de laatste tijd. Al een poos niets van je gehoord. Ik was spullen aan het uitpakken hier & kwam je brieven & foto tegen. Wat hadden we allemaal een felle ogen in zwart-wit! Als röntgenblikken van de ziel. Mijn haar is nooit zo prachtig dik geweest als het jouwe, Amerikaanse nicht van me.
Ik zal je wel ontmoedigd hebben. En nu mis ik je, eerlijk gezegd. Het is bijna twee maanden sinds je laatste brief. Die prijzen en huldigingen zijn niet zo speciaal als het niemand iets kan schelen. Als niemand je in zijn armen neemt om je te feliciteren. Bescheidenheid heeft hier niets mee te maken & ik ben te trots om me ergens op voor te laten staan tegen vreemden.
Natuurlijk zou ik eigenlijk blij moeten zijn met mezelf: ik heb je weggejaagd. Ik weet dat ik een ‘moeilijke’ vrouw ben. Ik zou niets van mezelf moeten hebben. Ik zou mezelf niet kunnen uitstaan. Het lijkt erop dat ik een paar van je brieven kwijt ben, hoeveel weet ik niet, ik herinner me vaag dat je schreef dat je ouders & jij woonden in de New Yorkse provincie, hadden mijn ouders geregeld dat ze bij jullie in zouden trekken? Dat was in 1941? Je hebt me feiten geleverd die niet in mijn Herinneringen staan. Maar ik herinner me nog goed met hoeveel liefde mijn moeder praatte over haar jongere zuster Anna. Je vader had zijn naam veranderd in ‘Schwart’ - maar hoe heette hij daarvoor? Hij was wiskundeleraar in Kaufbeuren? Mijn vader was een gerespecteerd arts. Hij had veel niet-joodse patiënten die hem op handen droegen. Als jongeman had hij in het Duitse leger gediend, in de eerste oorlog, hij had een gouden medaille gekregen voor betoonde moed en ze hadden hem beloofd dat een dergelijke onderscheiding hem zou vrijwaren toen de andere joden op transport gingen. Mijn vader verdween zo abrupt uit ons leven, we gingen zo onmiddellijk op transport naar die plaats, dat ik jaren gedacht heb dat hij ontsnapt moest zijn & ergens nog in leven was & contact met ons zou opnemen. Ik dacht dat mijn moeder dingen van hem wist die ze voor ons verborgen hield. Ze was niet helemaal de Amazone-moeder uit Terug van de doden... Ach, genoeg hierover! De evolutionaire antropologie moet wel steeds het aankoeksel op het verleden wegschuren, onbarmhartig, maar mensen hoeven dat niet te doen.
| |
| |
Het is een verblindend zonnige dag hier in Chicago, vanuit mijn arendsnest op de 51ste verdieping van mijn sjieke nieuwe appartementencomplex kijk ik uit over de enorme binnenzee van Lake Michigan. Mede door de royalties voor mijn Herinneringen kon ik dit betalen, met een minder ‘controversieel’ boek had ik het geld niet verdiend. Meer is niet nodig, ja?
Je nicht,
Freyda
Lake Worth, Florida
3 april, 1999
Lieve Freyda,
Je brief betekent veel voor me. Het spijt me zo dat ik niet eerder kon antwoorden. Ik ga me niet excuseren. Toen ik deze kaart zag, dacht ik ‘Voor Freyda!’
Volgende keer schrijf ik meer. Gauw, dat beloof ik.
Je nicht,
Rebecca
Chicago, IL
22 april 1999
Lieve Rebecca,
Kreeg je kaart. Weet niet wat ik ervan denken moet. Amerikanen zijn even verzot op Joseph Cornell als op Edward Hopper. Wat is ‘Lanner Waltzes’? Twee speelgoedmeisjes die rijden op de top van een golf & op de achtergrond een ouderwets zeilschip met gebolde zeilen? ‘Collage’? Ik haat kunst die raadseltjes opgeeft. Kunst is om te zien, niet om te denken.
Is er iets mis, Rebecca? De toon van je brieven lijkt veranderd. Ik hoop dat je niet moeilijk gaat doen, als revanche voor mijn kijverige brief van januari. Ik heb een promovenda, een pientere jonge vrouw maar niet zo pienter als ze zich verbeeldt, die op het ogenblik zulke spelletjes met me speelt waar ze alleen zichzelf mee heeft. Spelletjes haat ik ook.
(Behalve mijn eigen spelletjes.)
Je nicht,
Freyda
| |
| |
Chicago, IL
6 mei 1999
Lieve nicht,
Ja, je moet wel boos op me zijn! Of je bent ziek.
Ik denk liever dat je boos bent. Dat ik je gekwetst heb in je zachte Amerikaanse hartje. Als dat zo is, spijt het me.
Ik heb geen kopieën van mijn brieven aan jou & herinner me niet wat erin stond. Misschien zat ik fout. Als ik broodnuchter ben, ga ik vaak de fout in. In dronken toestand doe ik meestal minder fout.
Ingesloten hierbij een gefrankeerde antwoordkaart. Je hoeft alleen maar een van de hokjes aan te kruisen:
[ ] boos [ ] ziek.
Je nicht,
Freyda
P.S. Joseph Cornells ‘Vijver’ deed me aan je denken, Rebecca. Een speelgoedmeisje dat viool speelt naast een sombere baai.
Lake Worth, Florida
19 september, 1999
Lieve Freyda,
Wat was je mooi & sterk tijdens de prijsuitreiking in Washington! Ik was er, in de zaal van de Folger Library. Alleen voor jou erheen gereisd.
Al de gehuldigde auteurs spraken heel goed. Maar niemand zo onverwacht & geestig als ‘Freyda Morgenstern’, die zo'n succes was.
Ik schaam me om het te zeggen, maar ik kon me er niet toe brengen om je aan te spreken. Ik heb in de queue gestaan met zo vele anderen, voor een handtekening in ‘Terug van de doden’ & toen het mijn beurt was begon je juist moe te worden. Je keek me nauwelijks aan, ergerde je aan een assistente die iets onhandigs deed met het boek. Ik heb alleen maar ‘Dankuwel’ gemompeld & ben er vandoorgegaan.
Ik ben één nacht in Washington gebleven en toen weer naar huis gevlogen. Ik word gauw moe de laatste tijd, het was idioot om te doen. Mijn man had het niet toegestaan als hij had geweten waar ik heen ging.
Tijdens de toespraken zat je er onrustig bij op het toneel, ik zag je ogen dwalen. Ik zag ze ook op mij gericht. Ik zat op de derde rij van het theater. Dat prachtige theatertje in de Folger Library. Ik denk dat er
| |
| |
zoveel moois moet zijn in de wereld dat we niet gezien hebben. Nu is het bijna te laat om ernaar te verlangen.
Ik was de doodskop-vrouw met het stekeltjeshaar. Met de zonnebril die mijn halve gezicht bedekte. Andere vrouwen in mijn toestand dragen een opzichtige tulband of een glanzende pruik. Ze maken dapper hun gezicht op. In Lake Worth/Palm Beach zijn we met een heleboel. Ik geneer me niet voor mijn kale kop als het warm is & onder vreemden, want hun ogen kijken gewoon door me heen alsof ik onzichtbaar ben. Je hebt me eerst aangestaard en toen snel je blik afgewend & achteraf kon ik mezelf er niet toe brengen om je aan te spreken. Het was het verkeerde moment, ik had je er niet op voorbereid hoe ik eruit zag. Ik kan niet tegen medelijden en zelfs meegevoel is een last. Ik had pas die ochtend besloten tot de roekeloze reis, want zo veel hangt af van hoe ik me voel elke morgen, het is niet te voorspellen.
Ik had een presentje voor je, maar kwam erop terug & nam het weer mee al voelde dat stom. Toch was het een heerlijk uitstapje voor me, dat ik mijn nicht zag van zo nabij! Natuurlijk heb ik spijt van mijn lafheid nu het te laat is.
Je vroeg naar mijn vader. Ik heb niets meer te vertellen dan dat ik mijn vaders echte naam niet weet. Hij had zichzelf de naam ‘Jacob Schwart’ gegeven & dus was ik ‘Rebecca Schwart’, maar die naam ben ik al lang kwijt. Ik heb een andere Amerikaanse naam die meer past, & ik heb ook mijn mans achternaam, alleen aan jou, mijn nichtje, heb ik me kenbaar gemaakt als ‘Rebecca Schwart’.
Ja, ik zal je nog één ding vertellen: in mei 1949 heeft mijn vader, de grafdelver, jouw tante Anna vermoord en hij wilde mij vermoorden maar dat lukte niet, toen heeft hij het geweer op zichzelf gericht & zichzelf doodgeschoten toen ik 13 was en met hem vocht om het geweer & mijn sterkste herinnering aan die tijd was zijn gezicht in die laatste seconden & wat er overbleef van zijn gezicht, zijn schedel en hersens & hoe warm het bloed was dat over me heen spatte.
Ik heb dit nog nooit aan iemand verteld, Freyda. Zeg er niets over tegen me, alsjeblieft, als je nog schrijft.
Je nicht,
Rebecca
(Ik was niet van plan zoiets afschuwelijks te schrijven toen ik aan deze brief begon.)
| |
| |
Chicago, IL
23 september 1999
Lieve Rebecca,
Ik ben verbijsterd. Dat je zo dichtbij me was - en niets hebt gezegd.
En wat je me vertelt over -. Wat er gebeurd is toen je 13 was.
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Behalve dat ik verbijsterd ben. Ik ben boos, & gekwetst. Niet door jou, ik denk niet dat ik boos ben op jou maar op mezelf.
Ik heb geprobeerd je te bellen. Er is geen ‘Rebecca Schwart’ in de telefoongids van Lake Worth. Natuurlijk had je me gezegd dat er geen ‘Rebecca Schwart’ bestond. Waarom heb je me in vredesnaam nooit verteld hoe je heet sinds je huwelijk? Waarom doe je zo moeilijk? Ik haat spelletjes, ik heb geen tijd voor spelletjes.
Ja, ik ben boos op je. Ik ben in de war & boos dat je ziek bent. (Je hebt mijn kaart nooit geretourneerd. Ik heb gewacht & gewacht & niks.)
Kan ik je geloven over ‘Jacob Schwart’! We kunnen concluderen dat de afschuwelijkste dingen meestal waar zijn.
In mijn Herinneringen is dat niet zo. Toen ik het schreef, 54 jaar later, was het een tekst bestaande uit woorden die ik koos om het ‘effect’. Ja er zijn feiten in Terug van de doden die waar zijn. Maar feiten zijn pas ‘waar’ als ze zijn verklaard.
Mijn Herinneringen moesten concurreren met andere Herinneringen en van hetzelfde soort & moest ‘origineel’ zijn. Ik ben gewend aan controverses, ik weet hoe ik iemand aan zijn oren moet trekken. De Herinneringen doen luchtig over de pijn & vernedering van de verteller. Het is waar dat ik het gevoel had niet tot degenen te behoren die dood zouden gaan; ik was te jong & onwetend, & vergeleken bij de anderen was ik gezond. Mijn grote blonde zus Elzbjeta die zo bewonderd werd in de familie, die er uitzag als een Duitse meisjespop, was al dat haar al gauw kwijt en haar ingewanden veranderden in bloederige prut. Leon is onder laarzen vertrapt, hoorde ik later. Wat ik vertel over mijn moeder, Sara Morgenstern, is alleen in het begin waarheidsgetrouw. Ze was geen kapo maar iemand die met de nazi's hoopte samen te werken om haar gezin te helpen (natuurlijk) & andere joden. Ze kon goed organiseren en de mensen vertrouwden haar maar ze was niet zo sterk als de Herinneringen haar laten zien. Ze zei die wrede dingen niet, ik herinner me niets dat me ooit is gezegd behalve de orders die
| |
| |
gebruld werden door het gezag. Al de zacht gesproken woorden, de levensadem van ons leven samen, ben ik kwijt. Maar Herinneringen moeten gesproken tekst hebben & en Herinneringen moeten leven ademen.
Ik ben zo beroemd nu dat ik berucht word! In Frankrijk ben ik deze maand een nieuwe bestseller. In Engeland (waar ze uitkomen voor hun antisemitisme, wat verfrissend is!) wordt natuurlijk getwijfeld aan mijn verhaal maar het boek verkoopt.
Rebecca, ik moet met je praten. Ik sluit mijn nummer bij. Ik wacht je telefoontje af. Elke avond na tienen is het best, dan ben ik niet zo broodnuchter & onaangenaam.
Je nichtje,
Freyda
P.S. Krijg je nu chemotherapie? Hoe is de status van je ziekte? Geef alsjeblieft antwoord.
Lake Worth, Florida
8 oktober
Lieve Freyda,
Wees niet boos op me, ik was van plan je te bellen. Er zijn redenen waarom het niet kon maar misschien ben ik binnenkort sterker & ik beloof je dat ik dan bel.
Het was belangrijk voor me dat ik je heb gezien en gehoord. Ik ben zo trots op je. Het doet me pijn als je scherpe dingen over jezelf zegt, doe dat toch niet. ‘Ontzien’ - toch?
De helft van de tijd verdroom ik & ben heel gelukkig. Zo-even heb ik slangenwortel geroken. Misschien weet je niet wat slangenwortel is, omdat je altijd in de stad hebt gewoond. Achter het kleine stenen huis van de grafdelver in Milburn was een moerassig stuk land waar die hoge plant groeide. In het wild werden ze wel anderhalve meter hoog. Ze hadden kleine witte bloempjes die eruit zagen als rijp. Heel poederachtig, met een vreemde sterke geur. De bloemen waren vol leven van bijen die zo luid zoemden dat het iets levends leek. Ik moest eraan denken dat ik twee poppen had toen ik wachtte tot jij van overzee zou komen - Maggie, de mooiste pop, voor jou en mijn pop, Minnie, die niet mooi was en gehavend, maar van wie ik heel veel hield. Mijn broer Herschel had de poppen gevonden op de vuilstort van Milburn.
| |
| |
(We vonden veel nuttige dingen op de vuilstort!) Urenlang speelde ik met Maggie & Minnie & jou, Freyda. En maar kwebbelen. Mijn broers lachten me uit. Vannacht heb ik gedroomd van de poppen die zo levend voor me waren en die ik in 57 jaar niet had gezien. Maar het was vreemd, Freyda, jij was niet in de droom. Ik ook niet.
Ik schrijf je een andere keer. Heel veel liefs.
Je nichtje,
Rebecca
Chicago, IL
12 oktober
Lieve Rebecca,
Nu ben ik kwaad! Je hebt me niet gebeld & niet je telefoonnummer gegeven & hoe kan ik je bereiken?
Ik heb je huisadres maar alleen de naam ‘Rebecca Schwart’. Ik heb het zo druk, dit is een vreselijke tijd. Ik voel me of er met een moker op mijn hoofd is geslagen. O, ik ben zo kwaad op je, nichtje!
Toch vind ik dat ik naar je toe moet komen in Lake Worth.
Zal ik?
|
|