samen.’ Celia schrok. ‘Pas over heel veel jaren, toch?’ vroeg ze.
‘Over hoeveel jaren, dat weet de goede God alleen.’
Celia zag hoe haar twee trouwringen de namiddagzon weerkaatsten. Ze had een blaar op haar hiel, maar klagen deed ze niet. Het snoepje in haar mond was vliesdun geworden, met scherpe randjes. De terugweg was nu eenmaal altijd minder leuk dan de heenweg.
Schuldbewust liep ze naar huis. Haar moeder vond het maar niks dat ze meeging naar Woudenberg. Toch had ze het niet verboden.
‘Heb je je voeten geveegd? Heeft het mens je soms weer verteld hoe geweldig je grootvader was?’ zei ze toen Celia binnenkwam. Ze stond overhemden te strijken, daar werd ze nu eenmaal kwaad van.
‘Nee, gewoon, wat ik al wist. Dat hij ziek was en altijd grapjes...’
‘Ze maakt een heilige van hem,’ zei de moeder. ‘Dat gepraat over tbc is niks voor een kind van zeven.’
‘Bijna acht,’ corrigeerde Celia en rende naar haar kamer.
Omdat tbc in de jaren vijftig nog geregeld voorkwam, kregen de Nederlandse schoolkinderen dat jaar een Mantouxprikje. Het prikje was zo goed als pijnloos, alleen de bangelijksten huilden van schrik. Het stelde niks voor, vonden Celia en haar vriendinnen. Trots toonden ze elkaar hun schone witte verbandgaasjes. Gebloed had het niet eens! Toch bleven ze dagenlang met hun gaasjes pronken. Alleen als je een huidreactie kreeg was je positief, had de schoolarts gezegd. Dan moest je worden doorgelicht.
Toen Celia 's avonds bij het wassen haar gaasje verloor zag ze dat ze een soort rode muggenbeet op haar linker onderarm had. Van schrik het ze haar natte washandje op de grond vallen, droogde zich vlug af, schoot haar pyjama aan en verstopte zich onder de dekens. Haar moeder mocht in geen geval zien dat ze positief was. Die zou het veel te erg vinden dat haar kind binnenkort zou sterven. Haar hart sloeg fel tegen haar ribben, het bloed gonsde in haar oren bij de gedachte: positief! Eerst zouden ze haar doorlichten en dan ontdekten ze dat ze doodziek was. Röntgenfoto's spraken de waarheid, daar was geen ontkomen aan. Ziek. Tbc. Moest ze dan naar een sanatorium? Er bestonden kindersanatoria, had ze gehoord, waar je lessen van school gewoon doorgingen. ‘Witte bedjes’ heette het, er waren collectes voor.