KortVerhaal. Jaargang 33
(2012)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
De sluipschutter
| |
[pagina 65]
| |
over de balustrade heen kon kijken. Er was niets te zien - alleen de vage omtrek van het huis aan de overkant, die afstak tegen de blauwe hemel. Zijn vijand lag in dekking. Juist op dat moment kwam er een pantserwagen over de brug die langzaam de straat door reed. Hij stopte aan de andere kant van de straat, vijftig meter verderop. De sluipschutter kon het eentonige puffen van de motor horen. Zijn hart ging sneller kloppen. Het was een pantserwagen van de vijand. Hij wilde vuren, maar hij wist dat het zinloos was. Zijn kogels zouden nooit het staal doorboren waarmee het grijze monster was beschut. Op dat moment kwam er een oude vrouw uit een zijstraat, met een haveloze sjaal om haar hoofd. Ze begon te praten tegen de man in de geschutskoepel van de pantserwagen. Ze wees naar het dak waar de sluipschutter lag. Een verklikster. De geschutskoepel ging open. Schouders en hoofd verschenen van een man die in de richting van de sluipschutter keek. De sluipschutter legde zijn geweer aan en vuurde. Het hoofd viel zwaar op de rand van de geschutskoepel. De vrouw schoot weg naar de zijstraat. De sluipschutter vuurde opnieuw. De vrouw draaide om haar as en viel gillend in de goot. Plotseling klonk er een schot van het dak aan de overkant en de sluipschutter liet vloekend zijn geweer los. Het kletterde op het dak. Het geluid leek de sluipschutter oorverdovend. Hij boog zich voorover om het geweer op te pakken. Hij kon het niet optillen. Zijn onderarm was dood. ‘Ik ben geraakt,’ mompelde hij. Hij liet zich plat op het dak vallen en kroop terug naar de balustrade. Met zijn linkerhand betastte hij zijn gewonde rechter onderarm. Het bloed sijpelde door de mouw van zijn jas. Hij voelde geen pijn - eerder een soort gevoelloosheid, alsof de arm was afgezet. Snel haalde hij zijn mes uit zijn zak, duwde het lemmet eruit op de bovenkant van de balustrade en reet zijn mouw open Er zat een gaatje op de plaats waar de kogel was binnengedrongen. Aan de andere kant zat geen gaatje. De kogel was blijven steken in het bot. Dat moest versplinterd zijn. Hij boog zijn arm onder de wond, de arm boog makkelijk terug. Hij knarsetandde om de pijn te overwinnen. Hij pakte zijn verbandset en reet het pakje open met zijn mes. Hij sloeg de hals van de jodiumfles kapot en liet de bittere vloeistof in de wond druppelen. Er ging een stuip van pijn door hem heen. Hij bedekte de wond met een wattencompres en wikkelde er verband om. De uiteinden knoopte hij dicht met zijn tanden. | |
[pagina 66]
| |
Daarna bleef hij roerloos tegen de balustrade liggen; hij sloot zijn ogen en probeerde de pijn door wilskracht te overwinnen. In de straat beneden hem was het stil. De pantserwagen had zich haastig teruggetrokken op de overkant van de brug, terwijl het hoofd van de schutter levenloos over de geschutskoepel hing. Het lijk van de vrouw lag nog in de goot. De sluipschutter bleef een hele poos onbeweeglijk liggen, om zijn gewonde arm rust te gunnen en een ontsnapping te plannen. Hij moest zorgen dat hij voor de ochtend van het dak af was. De vijand op het dak aan de overkant hield zijn ontsnappingsroute onder schot. Hij moest die vijand doden en hij kon zijn geweer niet gebruiken. Hij had alleen een revolver om het te doen. Hij bedacht een plan. Hij deed zijn pet af en hing die over de mond van zijn geweer. Vervolgens tilde hij het geweer langzaam omhoog over de balustrade tot de pet vanaf de overkant van de straat zichtbaar was. Bijna onmiddellijk volgde een knal en doorboorde een kogel het midden van de pet. De sluipschutter liet het geweer naar voren zakken. De pet zeilde omlaag, naar de straat. Vervolgens pakte hij het geweer in het midden vast, bracht zijn linkerhand over de balustrade en liet hem daar levenloos hangen. Na een poosje liet hij het geweer in de straat vallen. Daarna liet hij zich op het dak zakken, zijn hand met zich mee trekkend. Hij krabbelde snel overeind en tuurde naar de hoek van het dak. Zijn list was geslaagd. De andere sluipschutter, die de pet en het geweer had zien vallen, dacht dat hij zijn man had gedood. Hij stond nu voor een rij schoorstenen en keek naar de overkant. Zijn hoofd stak duidelijk af tegen de westelijke hemel. De Republikeinse sluipschutter glimlachte en bracht zijn revolver boven de rand van de balustrade. De afstand was ongeveer 50 meter - een moeilijk schot bij het zwakke licht, met een rechterarm die hem een haast ondraaglijke pijn bezorgde. Hij nam de tijd om zijn wapen te richten. Hij was zo gretig dat zijn hand ervan trilde. Hij perste zijn lippen op elkaar, ademde diep in door zijn neusgaten en vuurde. Hij werd bijna verdoofd door de knal en zijn arm schudde van de terugstoot. Toen de rook was opgetrokken tuurde hij naar de overkant en slaakte een kreet van vreugde. Zijn vijand was getroffen. Hij hing in zijn doodsstrijd slap over de balustrade. Hij worstelde om overeind te komen, maar hij viel langzaam voorover, als in een droom. Het geweer ontglipte hem, raakte de balustrade, viel omlaag, stuiterde tegen de paal | |
[pagina 67]
| |
van een kapperszaak beneden en viel kletterend op het wegdek. Vervolgens zakte de stervende man op het dak in elkaar en viel voorover. Het lichaam draaide om en om in de ruimte en raakte de grond met een doffe klap. Bewegingloos bleef het daar liggen. De sluipschutter keek naar zijn vallende vijand en huiverde. Zijn strijdlust was verdwenen. Wroeging ging aan hem knagen. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. Verzwakt als hij was door zijn wond en de lange zomerdag dat hij zonder eten de wacht had gehouden, walgde hij bij het zien van de kapotte massa van zijn dode vijand. Zijn tanden klapperden en hij begon in zichzelf te mummelen, verwenste de oorlog, verwenste zichzelf, verwenste iedereen. Hij keek naar de rokende revolver in zijn hand en smeet hem vloekend op het dak voor zijn voeten. De revolver ging met een schok af en de kogel suisde langs het hoofd van de sluipschutter. De schok bracht hem weer bij zijn positieven. Zijn zenuwen kwamen tot rust. De angst verdween uit zijn brein en hij lachte. Hij haalde de flacon whisky uit zijn zak en dronk hem in één teug leeg. Onder invloed van de alcohol voelde hij zich roekeloos. Hij besloot het dak nu te verlaten en op zoek te gaan naar zijn compagnie-commandant om rapport uit te brengen. Rondom was alles rustig. Je kon zonder veel gevaar door de straten lopen. Hij pakte zijn revolver op en stopte hem in zijn zak. Vervolgens kroop hij door het dakraam naar het huis eronder. Toen de sluipschutter het steegje op de begane grond bereikte werd hij plotseling nieuwsgierig naar de identiteit van de vijandelijke sluipschutter die hij had gedood. Hij stelde vast dat het in ieder geval een goede schutter was geweest. Hij vroeg zich af of hij hem kende. Misschien had hij in zijn eigen compagnie gezeten voor het leger in tweeën was gespleten. Hij besloot het risico te nemen en een blik op hem te werpen. Hij tuurde om de hoek van het steegje O'Connell Street in. Er werd zwaar geschoten in het hoger gelegen deel van de straat, maar hier was alles rustig. De sluipschutter schoot de straat over. Een mitrailleur reet de grond om hem heen open met een kogelregen, maar hij ontkwam. Hij wierp zich met zijn gezicht omlaag naast het lijk op de grond. De mitrailleur zweeg. Vervolgens draaide de sluipschutter het dode lichaam om en keek in het gezicht van zijn broer. |
|