‘Bent u de chef hier?’ vraagt hij zonder omwegen.
De man kijkt hem onderzoekend aan en wisselt een snelle blik met de andere twee. ‘Jazeker, waarom wilt u dat weten?’ Naar de ober, die inmiddels achter Jumelet is aangekomen, gebaart hij dat alles in orde is, waarna deze meteen verdwijnt.
Met een geforceerde glimlach haalt Jumelet zijn opschrijfboekje uit zijn zak. ‘Ik werk voor het tijdschrift Gourmand en ik zou u graag een paar vragen willen stellen.’
‘Tja, dat kan nu moeilijk, ik ben bezig...’ begint de man.
Maar Jumelet onderbreekt hem snel. ‘Ik weet het. Maar dat is nu net de charme van ons blad. Een maal en een verhaal, begrijpt u wel. Meteen de maître aan het woord.’
Duidelijk gevleid antwoordt de man: ‘Nou ja, ik denk dat ik dan wel...’
‘Prima, zullen we dan maar even buiten praten?’ reageert Jumelet direct. Aarzelend kijkt de man even naar de twee anderen, maar die halen hun schouders op.
‘Oké,’ zegt hij dan, en gaat zijn gast voor door de achterdeur. Het schemert inmiddels. Jumelet kijkt om zich heen. Hier staan ze te veel in het zicht.
‘Zullen we daar bij die schuur gaan staan?’ stelt hij voor. ‘Daar worden we niet gestoord.’
De man heeft geen bezwaar en loopt voor hem uit.
Meteen als ze de hoek om zijn, heeft Jumelet hem te pakken. Met een voor zijn omvang en leeftijd opmerkelijke snelheid houdt hij het scherp van zijn mes vlak voor de keel van de hevig schrikkende kok.
‘Geen woord,’ waarschuwt Jumelet, ‘want dan snijd ik je open.’
De man ziet dat het hem ernst is en zwijgt wijselijk.
‘Dus jij noemt jezelf een chef?’ vraagt Jumelet sarcastisch, terwijl hij het witte kokshemd losscheurt van de schouder van de trillende man, zonder het mes bij zijn keel vandaan te halen. ‘Het is een godsschande! Maar ik zal je de sterren geven die je toekomen.’
Paniek is zichtbaar in de ogen van de man, als hij zijn hoofd naar Jumelet toedraait. ‘Nee! U bent toch niet...’
‘Ik ben de Keurmeester,’ bevestigt Jumelet met een haast vaderlijk knikje. ‘Iemand moet in dit klotenland de kwaliteitsnormen hoog houden.’ Hij zucht als de man zachtjes begint te jammeren. ‘Wat ik ge-