T-shirt. Hij lachte. Ze had de kinderen aan het schrikken gemaakt. Spelletje. Achter ze aan rennen. Ze kon geweldig bekkentrekken, kon een totaal ander gezicht opzetten. Ze had ze aan het schrikken gemaakt, was achter ze aan gerend, gillend, haar armen in de lucht. Zo had ze ze de stuipen op het lijf gejaagd. Eerst eentje en toen de rest. Dat gezicht op dit moment. Ze speelde nog steeds een spelletje. Hij lachte en voelde dat hij boos werd. Hij had honger.
Haar lip. Hij was in tweeën gespleten.
De meisjes stonden in een rij en jammerden. ‘Mamm-mmie. Mamm-mmie.’ De jongen gooide steentjes in zijn emmer. De bovenlip van zijn vrouw was in tweeën gescheurd. Er zat een driehoek van bloed en niets waar de lip gescheurd was. Het roodste bloed dat hij ooit gezien had. Roodzwarte druppel voor druppel viel op haar shirt waarop het in een lichtere kleur veranderde. ‘Mamm-mmie Mamm-mmie.’ Een mooiere kleur. Haar ogen groot en verschrikt en levenloos. Hij holde naar haar toe. Zoveel bloed. ‘Wat is er gebeurd?’ Zo donker. Er stroomde zoveel uit. ‘Mammm-mmie. Mammm-mmie.’ Hij hield haar vast. Ontweek het bloed. Eikel. Hij hield haar netjes vast. ‘Lieverd?’ Ze keek door hem heen. ‘Wat is er gebeurd?’ Ze keek hem aan. Ze zag hem, verder niets. Hij was er niet. Hij deed er niet toe.
Jezus jezus jezus.
Kijk me aan, kijk me aan.
Hij wendde zich naar de meisjes. ‘Wat is er gebeurd?’ Het was zinloos, ze konden niet praten. Ze keken naar hun mamma. Ze wilden dat ze hen zag. Ze wilden haar terug. Zijn zoon. Nog steeds steentjes aan het gooien. ‘Hou daar eens mee op, alsjeblieft!’ Hij keek naar zijn vrouw. Ze wist niet dat hij haar vasthield. ‘Wat is er gebeurd?’
Het bloed was bijna zwart. Het was dik bloed. Ze begon te trillen. Jezus jezus. Iets iets. ‘Ga zitten lieverd.’ Hij móest iets doen. Hij moest iets regelen. ‘Ga hier even zitten, lieverd. Kom maar.’ Hij moest zorgen dat ze hem zag. Wat was er gebeurd? Hij keek om zich heen. Geen dieren. (Links van hen zat een boerderij, aan de overkant van de sloot en de heg. Ze hadden daar koeien gezien, hadden ze gedag gezegd. Ze hadden een tractor gehoord.) Ze waren hier pas een dag. Hij drukte zijn knie achter haar been en dwong haar op het gras te zitten. Hij hield haar goed vast. Bloed op zijn spijkerbroek. Het zag er goed uit. Eikel eikel eikel. En nu? Hij had honger. Hoe kon dat? Met z'n allen de auto in. Nee nee gekkenwerk. Ze rilde nu. Een trui of jas. Een tele-