| |
| |
| |
Wasverzachter
Jan Donkers
There is somebody in the room. Dat waren de woorden die Dost hoorde, vanuit het duister, op het moment dat hij de deur van zijn motelkamer openduwde na de magneetkaart door de sleuf te hebben geschoven. Het klonk niet bedreigend, merkwaardigerwijs ook niet panisch, het klonk als een kalme mededeling, tamelijk dwingend weliswaar maar niet onredelijk: er is iemand in de kamer, de kamer die je tot zo even voor een nacht gehuurd dacht te hebben, maar nu ben ik er al en je besluit zelf maar wat je met deze mededeling wilt doen. Omdat het zo weinig bedreigend klonk, eerder als een stelling in een theoretische discussie (wie heeft er nu eigenlijk recht op deze kamer, jij soms, omdat je dit nummer bij de balie hebt gekregen? of ik, die er al in bed ligt en misschien wel niet meer van plan is er nog uit te gaan?) reageerde Dost er ook helemaal niet verontrust op. Hij dacht even na, sloot de deur weer en liep terug, een trap omlaag, naar de balie van het Westward Ho Motel.
Net wat ik nodig heb, mompelde hij in zichzelf. De hele dag in de auto gezeten, 's ochtends vertrokken vanuit San Francisco, 800 fuckin' miles over de Interstate 5, een droomlandschap in zijn door liedjes en films en andere populaire Amerikaanse cultuur opgestookte fantasie, maar het was, zoals altijd in dit godvergeten land, een kwestie geweest van doorkachelen, tanken en af en toe iets in de mond proppen dat de honger wegduwde. Mijlen eentonig landschap, af en toe het even lonkende maar altijd schijnbare soelaas van een stadje, dat bijna onveranderlijk ver terzijde van de weg bleek te liggen, alleen in Oregon werd hij door Portland geleid, over een ouderwetse brug, het kwam hem ook meteen heel prettig, bijna ouderwets Europees voor.
Dost was blij dat de tocht er op zat, dus waarom heb ík dit nu weer, dacht hij, het was al laat, te laat om nog iets fatsoenlijks te eten te vinden, te laat ook misschien om nog een ander hotel te vinden dan dit onaanzienlijk ogende geval langs de weg waar hij lukraak had gereserveerd, om in elk geval zeker te weten dat hij een bed zou hebben. Morgen een lange dag, met eerst Raban, die niet mee wilde werken maar toch eigenlijk weer wel, daarna een afspraak, niet geheel risico- | |
| |
loos, met verre verwanten van moederskant die hier in de jaren vijftig waren neergestreken en bij wie enkele weken tevoren een bijna-sterf-geval had plaatsgevonden, als hij Oom Dirk nog wilde zien dan moest hij voortmaken was hem verzekerd... Ja hoor, precies wat hij nodig had, op dit moment, een seriemoordenaar die zijn gereserveerde kamer bezet hield.
Dost liep met zo luchtig mogelijke tred naar de balie, reistas in de hand. Het mollige meisje met de naam Chandelle op het plaatje op de revers van haar uniform keek hem voor de tweede keer binnen vijf minuten stralend aan.
‘Hi Mr. Dost! How may I assist you!?’
‘Er is iemand in mijn kamer.’
‘Er is iemand in uw kamer.’ Als Dost had gezegd: er is geen wc-rol op het toilet was haar reactie niet anders geweest. Maar onder het uiterlijk laagje van corporatieve training veranderde haar glimlach toch langzaam in een lichte paniek, ze rammelde wat op de computer waarvan het beeldscherm buiten Dosts blikveld was. Daarna verdween ze door de open zijdeur achter de balie en Dost hoorde onmiddellijk commotie, twee mannenhoofden verschenen om de hoek, kort na elkaar, keken hem snel en onderzoekend aan, verdwenen dan weer, en vanuit een deur een paar meter verderop, waarop het bordje Staff Only te lezen was, stapte met dreigende tred een zware zwarte man met een imponerende sleutelbos in de hand in de richting van het trappenhuis.
Chandelle (ze had kleine littekens op haar lip en haar linkeroor, Dost veronderstelde meteen dat ze om deze representatieve baan in de wacht te slepen nog onlangs haar piercings had moeten laten verwijderen) had haar glimlach inmiddels hersteld, ze ratelde weer op haar toetsenbord. ‘Excuses voor het ongemak, er moet een misverstand zijn... veel zakenmensen in de stad.... conventies ook... en de Marmers spelen vanavond... hahaha... Mr. Dost, dit is wat ik kan doen, ik kan u upgraden naar een suite voor dezelfde prijs, kamer 144, hier op deze verdieping, is dat OK voor u?’
Dost haalde zijn schouders op, besloot zijn nieuwsgierigheid niet in woorden om te zetten, pakte het nieuwe sleutelkaartje aan en liep naar zijn opgewaardeerde suite. Het bleek een grote L-vormige kamer met een zithoek, een groot bed, een bureau en een extra eenpersoonsbed om de hoek. Toen hij de gordijnen half openschoof zag hij de parkeerplaats, zijn eigen auto links in de uiterste hoek. Het interieur verraste
| |
| |
hem, leek eerder in de subtropen gesitueerd, met witte lambrizering, wit beddenovertrek, Caribisch ogende schilderijtjes. De zithoek bleek bij nadere inspectie van bamboe. Dost pakte wat toiletspullen uit, hing zijn jasje aan een haakje, en ging op het grote witte bed liggen met zijn telefoon. Op de tv stond geluidloos een baseballwedstrijd aan. Eerst belde hij Raban die niet opnam, maar wel zijn voicemail aan had staan waarop Dost een boodschap insprak waarvan hij, zo gauw hij afbrak, al weer spijt had: veel te dwingend. Daarna zijn tante Dora die opgewonden was over zijn aanstaande bezoek maar net een appeltaart in de oven aan het zetten was en beloofde, in bijna accentloos Nederlands, strakjes terug te bellen.
Dost had een kwartier naar de honkbalwedstrijd gekeken, telkens werd er een sensationeel dubbelspel herhaald dat hij in real-time had gemist en waarover de beide commentatoren niet uitgesproken raakten, toen er op de deur werd geklopt. Dost verwachtte niemand maar was nog steeds te naïef voor dit land om zelfs maar te overwegen niet te reageren. Misschien was het iemand van de bewaking die uitleg wilde geven over de situatie omtrent zijn oorspronkelijke kamer, misschien was het niet bestelde room-service. Maar in plaats daarvan stond daar een slanke Latino, ongeveer van zijn leeftijd, met een elleboog op ooghoogte tegen de deurpost geleund en een guitige blik op zijn gezicht. Hij zag er opvallend netjes gekleed uit, in een effen lichtblauw pak met een stropdas.
‘Hi Chuck!’ zei de man, met een jolige intonatie, zijn hoofd schuin, er sprak een jarenlange ervaring met sitcoms kijken uit. ‘Je verrassing zit in de auto te wachten! Ze is helemaal klaar voor je. Zal ik 'r halen?’
Dost keek hem verbaasd aan. Twee kinderen holden met grote ijslollies in hun hand langs hen heen in de richting van het trappenhuis. Op de tv achter hem riep de verslaggever uitbundig and it's another double play!!
‘Er moet een misverstand zijn, ik ben Chuck niet.’
‘Hee hee hee...! Toch niet bang geworden? Verlegen ineens? Dat was je vorige keer ook niet, Chuckie, weet ik nog heel goed. Geen kouwe voeten, toch?’ Hij gaf een speels porretje tegen Dosts schouder.
Dosts overwoog de situatie en zei: ‘Ik denk dat je een verdieping hoger moet zijn. Er was een misverstand over de kamers. Die Chuck, die zit in 226 op je te wachten.’
‘Hahaha... hee Chuck, geen geintjes met me, ik ben bij die kamer
| |
| |
geweest maar daar werd niet opengedaan. En bij de balie zeiden ze dat de gast van 226 was verplaatst naar 144... En ik mag dan niet de allerslimste zijn, maar ik kan nog best zien dat dit kamer 144 is. En een mooie kamer ook,’ vervolgde hij terwijl hij over Dosts schouder naar binnen keek. ‘Je hebt nog steeds een goeie smaak, Chuckie-boy.’ Alweer een klein porretje, nu tegen Dosts borst.
‘Moet je horen, ik ben Chuck niet, en jij hebt je nog helemaal niet voorgesteld.’ Een lichte irritatie maakte zich nu van hem meester. ‘Waarom klop je hier aan? Wat is die “verrassing”? Wat kom je doen?’
De Latino maakte een theatraal gebaar, zuchtte even diep en haalde zijn mobiele telefoon tevoorschijn. Hij toetste wat heen en weer en hield Dost het schermpje voor. ‘“Dinsdag 8 uur PM Westward Ho Motel, kamer 226. Ze moet jarretelles en hoge hakken dragen.” Dat is hetzelfde wat je vorige keer vroeg, Chuckie-boy, dus ga nou niet ontkennen dat jij het bent...’
Dost moest giechelen, ondanks zichzelf. ‘Hee, moet je luisteren, ik begin langzamerhand te begrijpen wat er aan de hand is, dit is een misverstand, ik betaal niet voor seks en...’
De Latino zoog theatraal zijn longen vol en blies vervaarlijk uit door zijn neus. ‘Hee Chuckie, we gaan niet beledigend worden nietwaar. Betalen? Wie heeft het over betalen? Heb je vorige keer moeten betalen, Chuck? Zeg 's eerlijk? Heb je vorige keer een cent moeten betalen? Waarom doe je dan zo moeilijk? Wij doen Jennifer er een plezier mee, je hebt haar vorige keer een mooie tijd gegeven, met een beetje hulp van mijzelf, als ik zo onbescheiden mag zijn. Ze heeft 't er nog steeds over. Ze wil je weer. Hee, kom op, ik ga d'r halen, ik heb genoeg van je gedrag.’ Op dat moment ging zijn telefoon over. ‘Ik kom eraan,’ siste hij kortaf in het apparaatje en liep weg, de parkeerplaats op.
Dost sloot de deur en keek de man tussen de half opengeslagen gordijnen na. Hij liep naar een oud model Impala aan de overkant van de parkeerplaats en opende de passagiersdeur. In het langzaam aanzwellend binnenlicht van de auto zag Dost een blonde vrouw. Ze droeg een dikke jas van namaakbont, vanuit de verte gezien. Nadat ze op een kalme toon overlegd hadden stiftte ze haar lippen in de binnen-spiegel, daarna stapte ze uit en liepen ze samen naar de deur van Dosts kamer. Daar aangekomen, onder de gang van de bovenverdieping, neeg ze haar hoofd naar de Latino die haar een zwart slaapmasker voordeed. Toen klopte de man aan. En Dost deed zwijgend open.
| |
| |
Eenmaal binnen nam de Latino als vanzelfsprekend de regie over. Hij deed haar jas uit, ze droeg inderdaad alleen zwarte lingerie. Hij duwde haar omlaag tot ze op haar knieën zat, maakte met een rap gebaar zijn stropdas los en bond daarmee haar polsen vast, die ze al gedwee achter haar rug hield. Toen ging hij op de rand van het bed zitten en zei, met een ineens gejaagder stemgeluid: ‘Ze is helemaal van jou, Chuck!’ De vrouw opende haar mond, als een vogeljong dat in het nest op zijn moeder wacht.
‘Ja, neuk haar gezicht,’ siste de Latino, en zijn stem had nu iets angstaanjagends gekregen. ‘Neuk haar hoerenmond, Chuck!’
Dost was een goedgebouwde maar verder niet opvallende veertiger. Sinds zijn pijnlijke scheiding zestien jaar geleden had hij een leven van incidentele one-night stands geleefd, ook nu, bij zijn tijdelijke overplaatsing naar San Francisco. Dat had tot verrassende situaties geleid soms, maar zo bizar als deze was hem nog niet overkomen. Maar toen hij snel een erectie voelde opklimmen, aarzelde hij niet, deed zijn broek open en duwde zijn lul voorzichtig in de geverfde mond van de vrouw. Er gebeurde echter iets vreemds: na een paar halen trok ze haar hoofd abrupt achteruit. Ze ademde diep uit, na nog een korte aarzeling proefde ze nog een keer voorzichtig, en trok haar hoofd toen nog gedecideerder helemaal terug.
‘Dit is Chuck niet. Chuck houdt me bij mijn haren vast. Deze niet. Chuck heeft een kromming vlak achter zijn eikel. Deze niet. Chucks onderbroek ruikt naar wasverzachter. Deze niet.... Maak me los, Carlo, godverdomme. En stuur hem weg.’
Carlo vloekte hartgrondig. ‘Goddammit Jennifer, maak niet zo'n heisa. We doen dit om jou een plezier te doen, toch? En ik kan Chuck niet wegsturen, dit is zijn kamer... Is een beetje lastig, om niet te zeggen onbeleefd, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘maak me los godverdomme en stuur hem weg.’
Carlo liep een paar keer geagiteerd heen en weer, gaf een trap tegen het bed, en maakte toen de stropdas los van de polsen van de vrouw.
‘Eh, Chuck, ik weet dat dit een rare vraag is, maar kun je heel even naar buiten gaan, dan kan ik het misverstand, eh, proberen op te lossen.’ Hij grinnikte een beetje onbeholpen, begon de stropdas weer om zijn nek te binden maar gooide hem met een luide vloek op de grond.
‘Ja zeg, dit is mijn kamer,’ zei Dost, maar hij merkte dat zijn stem wat minder overtuigend klonk dan hij bedoelde. De vrouw deed haar
| |
| |
slaapmasker af, ze had opvallende, lichtblauwe ogen waarmee ze Dost vernietigend aankeek. ‘Je bent Chuck niet,’ zei ze zacht.
‘Ik heb ook nooit beweerd dat ik...’ begon Dost, maar toen hij de paniekerige blik in de ogen van de man zag liep hij naar de deur, leunde tegen de buitenmuur en stak voor het eerst sinds maanden een sigaret op. Hij kon flarden horen van wat er werd gezegd.
‘Maar lieverdje, je hebt Chuck nooit gezien, hoe weet je nou...’
‘Omdat ik het weet, daarom. Dit is Chuck niet. Hij zegt 't zelf.’
‘Maar wat doet het ertoe? Je wil toch juist niet...’
‘Geef mijn jas hier en haal mijn jurk uit de auto. Kom op, schiet een beetje op, Carlo, godverdomme. Je schendt mijn vertrouwen, Carlo, en niet voor de eerste keer en je weet dat het daar allemaal om draait.’
Carlo stoof vloekend langs Dost heen naar buiten, in de richting van de auto. ‘Je kan wel weer binnenkomen hoor,’ klonk het vanuit de kamer, met een ineens rustiger stem. Ze zat op de rand van het bed, ze had haar jas aangetrokken die ze tegen haar hals hooggesloten vasthield, haar hoge hakken lagen voor haar op de grond. Ze keek Dost onderzoekend aan, niet langer boos of achterdochtig. Carlo kwam binnen met haar jurk, ze liep ermee naar de badkamer terwijl Carlo zwaar ademend door de kamer begon te ijsberen.
‘Sorry Chuck, ik wist ook niet dat het zo zou lopen. Ze is er nogal kieskeurig mee, met dit soort dingen. Neem het niet persoonlijk op, hee.... toch?’ Hij deed een poging Dost opnieuw een kameraadschappelijk duwtje op de borst te geven maar hield halverwege in. ‘Heb je wat te drinken in huis misschien?’ Zonder een antwoord af te wachten opende hij wat deurtjes in het kledingmeubel, zonder resultaat.
‘Geen minibar, hè? Ook dat nog. Zal ik wat halen, misschien kunnen jullie dan de zaak even uitpraten of zo...’ En met luidere stem: ‘Lieverd, waar is die 7/11 ook alweer. Woodward en?’
‘Woodward en 81,’ antwoordde ze door de gesloten deur.
Zonder een woord te zeggen stapte Carlo de kamer uit en gelijk met het geluid van een startende auto kwam Jennifer tevoorschijn uit de badkamer, in een gele zomerjurk met blauwe bloemen.
‘Doe je dit vaker?’ vroeg ze, terwijl ze haar schoenen weer aandeed.
‘Hoe bedoel je? Mensen op mijn kamer uitnodigen? Nooit. Zoals ik al zei: ik ben Chuck niet. Ik...’
‘Maar hoe kom je dan aan ons emailadres?’
‘Zoals ik al zei: ik weet van niets. Ik ken jullie niet en jullie adres
| |
| |
ook niet. Mijn kamer was bezet, en ik ben naar deze overgeplaatst, en toen klopte Carlo aan.’
‘Waar ken je Carlo dan van?’
‘Ik ken Carlo helemaal niet en ook geen Chuck! Ik woon in San Francisco! En dat ook maar tijdelijk! Ik woon eigenlijk in Nederland!’
‘Nederland...Waar is dat dan? In de Antillen, toch?’
‘Nee, over de oceaan. In Europa!’
Ze schudde vol onbegrip haar hoofd, stond op en ging in de deuropening staan roken. Dost ging naast haar staan en stak zijn tweede sigaret op van de dag. Hij keek opzij naar Jennifer die nog steeds af en toe, tussen twee trekken door, haar hoofd schudde. Haar haar was geblondeerd, zag Dost nu, en gekapt in een retro jaren vijftig stijl. Ze had iets gejaagds in haar motoriek en manier van om zich heen kijken, waarvan Dost zich afvroeg of het helemaal door de situatie van zoëven verklaard kon worden.
‘Carlo is een goeie gozer, maar soms laat-ie de zaken helemaal in de soep lopen. Dit is niet de eerste keer,’ zei ze, en ze keek Dost weer aan. ‘Hij weet wat ik wil. Ik zal het je eerlijk vertellen: met twee mannen, dat windt me op, zeg maar, ik kick er echt op, weet je, maar ik wil die andere nooit zien. Dat is heel essentiëel, begrijp je? Als dat...’ Ze zweeg, en vervolgde: ‘Je vat het toch ook niet persoonlijk op, hè, hoe heet je eigenlijk?’
‘Boudewijn.’
‘Bowdewehn?’
‘OK. Noem me dan maar Chuck,’ zuchtte Dost. Ze grinnikte even.
‘Ik bedoel, je bent een aardige goser, ik heb niks tegen je, en je ziet er helemaal niet slecht uit, maar dit is niet wat we hadden afgesproken. Nu ik je heb gezien wil ik niet meer. Maar dat vat je toch niet persoonlijk op, hè?’
‘Zijn Carlo en jij getrouwd?’
Ze knikte. ‘We hebben een kind maar die is weggelopen. Ik zit er vreselijk mee. Hij is pas veertien. Het laatste dat we van hem hoorden was dat hij in New Mexico was, bij vrienden, schreef hij. Veertien jaar!’ Ze trapte haar sigaret met hevige kracht uit.
Jennifer was, bij nadere beschouwing, een mooie vrouw. Ze had volle lippen met een natuurlijk cupido-boogje, lichtblauwe ogen die, naarmate ze rustiger werd, iets donkerder leken te worden. Haar bovenlijf was sterk en rond en contrasteerde met de smalle heupen en
| |
| |
slanke benen eronder. Maar ze had ook iets vermoeids over zich, iets op de rand van verwaarlozing, en was dat niet merkwaardig, bij een afspraak als deze? Ze zag er ook niet uit alsof ze zich ervan bewust was hoe aantrekkelijk ze was, misschien was Carlo niet het soort man dat een vrouw dat graag liet merken.
Terwijl ze nog in de deuropening stonden kwam Carlo aanrijden en stopte recht voor de deur, stapte uit met een bruine papieren zak met drie flessen Yellow Tail Merlot erin. ‘Kijk, met schroefdoppen, want er zal ook wel geen kurkentrekker in deze kamer te vinden zijn.’
Dost pakte drie plastic bekertjes uit de badkamer en Carlo schonk ruim in. Ze dronken, snel, de eerste fles was binnen tien minuten leeg en naarmate ze verder dronk richtte Jennifer het restant van haar ergernis op Carlo. ‘Another fine mess you've got me into, Bozo...’
‘Jennifer, alsjeblieft, laten we dit als beschaafde mensen oplossen, met een drankje en een goed gesprek.’
‘Oh, ik wist niet dat beschaafd een ander woord was voor eh, jeweetwel. Waarom laat je Chuck hier niet je teenie weenie zien, Carlo, jij hebt die van hem gezien.’
Terwijl de tweede fles wijn nu ook in snel tempo zijn einde naderde besloot Carlo blijkbaar met zijn laatste nuchtere krachten de regie over de situatie te hernemen.
‘Hey Chuck, weet je nog wat ik je vorige keer vertelde over Sal, die van McKinley & Rodriguez? Weet je wat er met Sal gebeurd is? Die is gepakt met dertig dooie wetbacks in zijn truck. Je hebt het vast wel in de krant gelezen.’
‘Carlo, dit is Chuck niet, hij komt uit Nederland,’ onderbrak Jennifer hem, maar Carlo leek het niet te horen.
‘En nu blijkt dat twee van die Mexicanen het overleefd hebben, en hem hebben aangewezen als de chauffeur die ook de centen incasseerde.’
‘Dus dat betekent...?’
‘Dat we Sal nooit meer terug zien. Adios Amigo!’ Hij lachte hard.
‘Hey, Jennifer, wat zei je, Nederland? Is dat zo, Chuck? Ik heb een idee, zullen we Chuck hier morgen de stad laten zien, je weet wel de haven, Jimi Hendrix Museum...?’
‘Nee, ik heb twee afspraken,’ onderbrak Dost hem haastig, ‘daarna rijd ik weer terug naar San Francisco.’
‘Twee afspraken! Hahaha! Hoe heten de meisjes? Hee, Chuckie-boy!’
| |
| |
Terwijl hij zei: ‘Nee, met een zakenpartner, daarna met verre familie,’ ging zijn telefoon. Het was Tante Dora, wist Dost en hij liep met de telefoon naar buiten. Ze herhaalde dat ze helemaal opgewonden was dat ze haar neef na al die jaren weer zou zien. En dat hij een beetje gepreoccupeerd klonk, of er iets was? Nee, zei Dost, een onverwacht weerzien met wat oude kennissen, dat is alles. Ze bespraken het schema voor morgen, lunchen in de oude vismarkt, daarna het huis bezoeken dat al meer dan een halve eeuw van de familie was. ‘Can you imagine?’ en als Dost nog tijd had zou Tante Dora het enorm op prijs stellen als hij nog even een half uurtje meeging naar Oom Dirk, in het verpleegtehuis. ‘Hij zal wel met meer weten wie je bent, maar voor mij betekent het heel veel, begrijp je? Oh, je bent zo'n schat en ik ben zo blij dat je er bent!’
Toen Dost terugkeerde in de kamer lag Carlo op het grote bed, de laatste van de flessen Yellow Tail in zijn hand. Hij nam niet meer de moeite de wijn in een glas te schenken. Jennifer kroelde met ruwe hand door haar haar, maar haar blik op Dost bleef standvastig.
‘Zaken, zei je. Wat doe je?’
‘Ik ben advocaat,’ loog Dost. ‘Ik ben gespecialiseerd in patent-claims. Ik heb morgen een gesprek met een klant die een speciaal soort aluminium panelen voor mobile homes heeft gemaakt.’ De fantasie beviel hem wel, maar voor hij verder kon gaan onderbrak Jennifer hem met een overdreven cynisch: ‘How exciting.’
‘En je familie?’
‘Die zijn hier na de oorlog naartoe geëmigreerd.’
‘Na de oorlog? Irak? Waarom, ben je Irakees? Zo zie je er niet uit. Net zei je nog dat je uit... waar ook alweer...’
‘Nee, schatje, dat was onze oorlog,’ bromde Carlo vanaf het bed. ‘Chuck hier heeft het over de Big War, nietwaar Chuck? Wij kennen ook Nederlanders hier in Tacoma, hoe heten die aardige lui op de hoek van Madison en 34 ook alweer?’
‘Van Garderen.’
‘Ja maar dat zijn Denen. Klinkt Van Garderen niet als Deens, Chuck?’
‘Nee, dat klinkt als Nederlands.’
‘Hebben jullie baseball in ... wat was het, de Antillen?’
‘Ja ja, we zijn zelfs wereldkampioen.’
‘Haha... In een fantasy league zeker.’
‘Nee, echt waar. We hebben Cuba verslagen in de finale. Vorig jaar.’
| |
| |
‘Waarom heb ik er dan nooit van gehoord?’
‘Omdat jullie yanken niets weten van wat er zich buiten jullie land afspeelt,’ zei hij met een heftigheid waar hij zelf van schrok. ‘Omdat jullie...’ Hij hield zich in. Er viel een lange stilte.
‘Carlo is een groot baseball-kenner, Chuck, ik bedoel Bowde... whatever. Er is weinig dat hij niet weet. Vraag hem maar naar het, ik noem maar wat, slaggemiddelde van A-Rod.’
‘Three-o-five lifetime, three-o-nine hier bij de Mariners,’ antwoordde Carlo zonder een seconde na te denken. Jennifer pakte de laatste fles Yellow Tail uit Carlo's hand, schonk Dost en zichzelf een laatste bodem in.
‘Chuck hier is een verdomd interessante gozer, vind je niet, baby?’ De opmerking bleef een beetje hangen, Carlo zocht met zijn ogen de kamer af naar de laatste fles. Toen hij zag dat die ook leeg was ging hij op zijn zij liggen.
‘Vertel 'ns wat meer over jullie jochie,’ verbrak Dost de stilte. ‘Hoe oud zei je dat hij was?’
‘Ach wat aardig dat je dat vraagt, niemand vraagt me daar ooit naar. Carlo, godverdomme, daar heeft nog nooit iemand me naar gevraagd...’ Ze begon zachtjes te huilen.
‘Je bent dronken, Jennifer, laten we gaan. We hebben Chuck lang genoeg opgehouden.’
‘Nee jij bent dronken, Carlo, je bent te dronken om te rijden. Vraag Chuck maar of we hier kunnen, eh, logeren.’ Ze verdween naar de badkamer, Dost hoorde stromend water maar al snel werd dat overstemd door een luid geronk, ten teken dat Carlo in slaap gevallen was. Jennifer snoof even toen ze hem zag, schudde haar hoofd en ging opnieuw in de deuropening staan roken. Op het moment dat Dost naast haar kwam staan steeg uit Jennifers ingewanden een gerommel op dat aanzwol, het klonk als het gemoffelde gevloek van een Franse boer. Ze keken elkaar aan en lachten tegelijk, Jennifer raakte even zijn schouder aan en keek hem in de ogen.
‘Het is langzaam een beetje uit de hand gelopen. Ik ontmoette Carlo toen ik nog getrouwd was, op een parenclub. Ik vond 'm een leuke gast, en dat is-ie ook. Hij maakt me aan 't lachen. Toen mijn man ervandoor ging, was Carlo wel in voor een avontuurtje. Maar ik was al heel snel zwanger. Hij ontdekte dat ik van anonieme seks bleek te houden. Had ik nooit vermoed, maar Carlo pusht me af en toe te ver...’
| |
| |
Dost wilde iets zeggen maar keek op toen hij Jennifer achter haar hand hoorde lachen. ‘Je begrijpt er echt niks van, hè? Het gaat om vertrouwen, ik moet weten dat ik Carlo vertrouwen kan, dat-ie me beschermt als er iets misgaat... Besef je hoe kwetsbaar ik ben als ik me geblinddoekt een kamer binnen laat voeren?’ Opnieuw rommelde haar maag. Ze lachte, een beetje dronken nu, haar linkermondhoek begon wat scheef te hangen, haar ogen leken dichter bij elkaar te staan dan eerder op de avond. Ze duwde haar voorhoofd tegen zijn schouder. ‘Sorry, sorry, we hebben niks gegeten vanavond, ik had gedacht dat Carlo en ik, nou ja, na onze grote vertoning met zijn tweeën iets zouden gaan eten, maar dat liep dus anders...’
‘Zal ik even naar die 7/11 rijden of zo, kijken of er ergens een sandwich te vinden is?’
‘Nee, jij hebt ook te veel gedronken. Ga je echt morgen weer naar San Francisco terug?’
‘Ja.’
Ze keek wat dromerig voor zich uit, voorbij de parkeerplaats raasde opeens veel verkeer langs. ‘Mariners game is afgelopen. Ik heb 't altijd fijn gehad in Frisco,’ mompelde ze. ‘Jezus, wat moet ik nou doen, ik krijg die vent vast niet meer wakker.’ Ze zuchtte diep. ‘Als-ie eenmaal slaapt slaapt-ie ook echt. En dan bedoel ik écht. Hee, het spijt me van daarnet. 't Is niet dat ik iets tegen je heb. Je lijkt me best een aardige gozer. Ik wil je, nou ja, best pijpen als je dat wilt, om 't goed te maken...’ Ze keek over haar schouder naar het bed waar Carlo nu in diepe slaap was. ‘Hij daar merkt er toch niks meer van.’ Dost grinnikte en schudde zijn hoofd.
Het was op dat moment, toen hij haar aanbod afsloeg, dat hij de controle over de avond helemaal kwijt was, besefte Dost een uur later, toen hij tevergeefs de slaap probeerde te vatten in het eenpersoonsbed. Af en toe zakte hij weg in een lichte, droomloze slaap, en telkens als hij wakker werd hoorde hij een zuchtend, vrouwelijk snurkje aan de andere kant van de muur. Toen hij na enkele uren licht door de gordijnen zag stond hij stil op, schoor zich, douchte, kleedde zich aan, zachtjes, om het stel niet te wekken. Jennifer had zich ergens in de loop van de nacht uitgekleed, ze sliep met een arm over Carlo's borst en haar hoofd half op zijn schouder. Dost pakte zijn reistas, kon zich niet weerhouden even haar strakke naakte lichaam te bewonderen en trok toen voor- | |
| |
zichtig de deur achter zich dicht. Toen bedacht hij zich, opende de deur opnieuw en hing het Do not disturb-kaartje aan de knop aan de buitenkant. Achter de balie wachtte Chandelle hem al opmerkelijk fris op. Hij betaalde en het meisje overhandigde hem met een gulle lach een envelop.
‘Dit is nog een aardige verrassing voor u, vanwege het ongemak gisteravond. Kijk eens hier, een voucher voor $25 korting op uw volgend verblijf. Wat vindt u daarvan?’
Dost dankte haar overdreven en liep met zijn reistas naar zijn auto. Halverwege bedacht hij zich en liep terug naar de Impala voor zijn deur, tuurde naar binnen op zoek naar details die hem meer konden vertellen over het echtpaar dat in zijn kamer lag te slapen. Een lege fles Mountain Dew, een half verfrommelde folder van Staples, een paar comfortabele damesschoenen op de vloer voor de achterbank. CD's van Toby Keith en John Mellencamp in het zijvak.
De lucht was onbewolkt, de zon scheen laag en glorieus over de stoppelige velden aan de overkant van de weg. Er was alleen nog wat grondmist rond Mount Rainier, even naar het zuiden. Met de zon in de rug reed Dost weg van de parkeerplaats, wetend dat het nog uren zou duren voor hij Raban met goed fatsoen zou kunnen bellen.
|
|