vorderde, maar het schrijven van een brief aan zijn meisje liet hij gaarne aan mij over.
‘Ik wil oe wat vragen,’ zei hij.
‘Een gunst?’ vroeg ik, spottend (een ‘gunst’ was de organieke term voor verlof waarop geen ‘recht’ bestond). Hij knikte.
‘En, wat kan ik voor je doen?’
‘Wil je een brief schrijven van mijn meisje aan mij?’
Ik slikte.
‘Ze schrijft nooit terug,’ klaagde hij. ‘En we gaan drie weken op oefening.’
‘Maar ik ken haar helemaal niet.’ Waarom zei ik dat? Ik kende hém ook niet toen hij voor zijn eerste liefdesbrief kwam.
Hij tastte in zijn zak, haalde een forse portemonnee voor de dag en trok er een foto uit. Het hele meisje stond erop. Een rond meisje met stijl haar, een blozende toet; ze drukte een dikke poes tussen haar borsten, de rok boven de knieën. Ze lachte schalks.
Ik keek naar P. Hij kwijlde een beetje. Ik begreep het wel: ze kon vast goed neuken. Ik was jaloers.
We gingen naar het KMT en schoven aan mijn vaste tafeltje. Ik had de blocnote bij me.
‘Zeg het maar. Wat wil je horen?’
‘Jij moet het schrijven,’
‘Ik? Jóuw meisje!’
‘Jij kan dat soort dingen,’ zei hij smekend. ‘Je hebt haar foto gezien. Je kent haar nu. Ik wil ook wel eens een brief van mijn meisje krijgen. We gaan drie weken op Kleine oorlog.’ Hij zei het alsof het écht oorlog zou worden. Grote oorlog. Hij was bang.
Ik bedacht wat zij hem zou schrijven en schreef een brief vol geile verlangens. Hij was naar de bar gelopen en dronk een biertje. Ik wenkte hem en hield hem de brief voor. Hij schudde zijn hoofd. ‘Het is haar brief. Ik wil hem pas lezen als ik hem krijg.’
Ik vouwde de brief dicht. ‘Moet ik hem ook voor je op de bus doen?’ Hij griste de brief uit mijn handen. ‘Ben je gek, man.’ Hij stopte de brief meteen in een envelop, maar likte deze niet dicht. ‘Dat moet zij doen. En er een postzegel op plakten.’
Ik wilde opstaan, maar hij hield me tegen. ‘Ge moet er nog ene schrijven.’