| |
| |
| |
Vijfduizend-en-één nacht
Penelope Lively (Vertaling René Kurpershoek)
U hebt zich vast wel eens afgevraagd hoe het verder is gegaan met het huwelijk van Sheherazade en de sultan. Leefden ze nog lang en gelukkig? Welnee - dat gebeurt alleen in verhalen, en verhalen waren Sheherazades métier. Zij zelf was het verhaal: de symmetrieën en ontknopingen van de literatuur met een grote L zeiden haar niets. En de arme sultan ook niet. De arme sultan? Met zíjn verleden? Jawel, maar hij was tot inkeer gekomen, getemd door de vertelkunst. De angel uitgetrokken, de vuren toegedekt. Hij had zijn oordeel over de vrouw herzien. Hij hield van Sheherazade. Hij stelde een welwillend belang in zijn kinderen. Hij had al in geen jaren iemand onthoofd. Hij was al aardig dik en leek allang niet meer zo op Omar Sharif als in zijn glorietijd. Hij dronk veel koffie, draaide video's, en besteedde plichtmatig aandacht aan het olieconcern van de familie. Soms reisde hij met zijn zusters en zijn oude moeder mee naar Londen of Parijs voor het winkelseizoen. Het leven was niet kwaad, dat zeker niet. Alleen misschien wat aan de kalme kant - heel af en toe knaagde even een schuldbewust verlangen naar weleer - maar al met al heel aangenaam. En hij was, vergeet dat niet, getrouwd met de mooiste, meest getalenteerde vrouw van de oosterse wereld.
Er was echter één probleempje.
Sheherazade was zoals u weet een ontwikkelde jonge vrouw, ook al vóór haar gevolgrijke ontmoeting met de sultan. Ze was afgestudeerd in filosofie, medicijnen, geschiedenis en beeldende kunst, een collectie waaraan ze inmiddels vergelijkende literatuurwetenschap en filologie had toegevoegd. Ze was docent prozaschrijven, ze runde kinderdagverblijven en centra voor geboorteregeling, ze adviseerde overheden over vrouwenzaken. Op haar tweeënveertigste was ze nog even mooi als altijd, zo niet mooier en, toegewijd echtgenote als ze was, regelde ze haar verplichtingen zo dat ze nooit lang bij de sultan weg was. Een nacht, soms twee, nooit langer. Hun huwelijk had immers zijn eigen traditie, zijn innerlijke structuur, zijn verhaal, dat niet onderbroken mocht worden.
Want Sheherazade was blijven vertellen. Na de eerste duizend nachten was een tweede duizendtal gevolgd, en een derde en vierde. De sultan had geen idee meer hoe ver ze inmiddels waren; hij wist alleen dat,
| |
| |
terwijl hij de ouderdom al begon te naderen, Sheherazades zachte, betoverende stem nog steeds verder vertelde over het kussen heen, nacht na nacht na nacht. Soms klonk in de hypnotiserende woordenstroom een vermanende ondertoon door en in geen geval was het hem geoorloofd in slaap te vallen; dan schudde hij zichzelf weer wakker en ontmoette de granieten blik in Sheherazades onvergelijkelijke ogen die hem aanstaarden van over de damastsatijnen lakens van Harrods, waarbij haar elegante vinger geërgerd op de mouw van zijn pyjama tikte. ‘Het spijt me, liefste,’ zei hij dan. ‘Ik ben zeker even mgedommeld. Niets ten kwade van jou. Het is schitterend, zoals altijd. Fascinerend. Alleen.’
‘Alleen wat?’ informeerde Sheherazade ijzig.
‘Alleen raak ik af en toe de draad een beetje kwijt,’ zei de sultan verontschuldigend. ‘Je gebruikt de laatste tijd soms van die onduidelijke woorden. Wat is nu weer sensibiliteit? En de plaats van handeling is me vaak duister. Waar ligt Devonshire?’
Sheherazade keek hem kil aan. ‘Als je uitgegaapt bent,’ zei ze, ‘zal ik verdergaan.’
De kwestie was dat de verhalen al maar langer waren geworden en naar het oordeel van de sultan ook veel minder boeiend. Het decor was steeds exotischer geworden, en het tempo, vond hij, steeds trager. Uit de personages kon hij niet wijs worden: al die Eliza's en Janes en Catherines. En ze praatten en praatten maar door terwijl er nauwelijks iets gebeurde, behalve een keurig partijtje af en toe, of een trouwerij. Hij vroeg zich heimelijk af of Sheherazade over haar hoogtepunt heen was. Aan hem lag het zeker niet; hij had een mooi verhaal altijd weten te waarderen. Waarmee anders had ze hem immers in haar macht gekregen, destijds? Behalve uiteraard met haar lichamelijke bekoringen, en die waren er niet minder op geworden - daar hoorde men hem niet over. Alleen... nu ja, de geest was gewillig, maar het vlees was misschien niet meer helemaal zo springerig als in zijn beste tijd.
De sultan zuchtte en concentreerde zich. ‘Het is,’ declameerde Shererazade, ‘een algemeen aanvaarde stelregel dat een vrijgezel in het bezit van een solide vermogen op zoek is naar een vrouw. En gaap niet zo!’
De tijd verstreek. De vertellingen duurden voort. De sultan had veel te veel ontzag voor zijn vrouw om nog te protesteren. Hij had een hekel aan huiselijke onmin (dit zal misschien verbazing wekken gezien zijn verleden, maar men bedenke dat we hier te maken hebben met een opmerkelijk geval van karakterontwikkeling). En trouwens, hij wilde niet dat
| |
| |
het vertellen ophield, hij wilde alleen dat het weer werd zoals vroeger.
Op een middag zat hij over dit alles te peinzen toen Dinarzade langskwam. Dinarzade was zoals u weet de jongere zuster van Sheherazade, die nog een cruciale rol had gespeeld in het verloop van de huwelijksnacht. Maar de laatste tijd waren de twee zusters ietwat uit elkaar gegroeid. Dinarzade, die sociologie studeerde, was toegetreden tot een fundamentalistische sekte.
Dinarzade nestelde zich in een berg kussens vlak naast de sultan en begon honderduit te vertellen over een feest waar ze was geweest, onderwijl stevig snoepend uit een doosje Turks fruit. Ze was bijna net zo mooi als haar zuster, maar had zich geheel anders ontwikkeld. Dinarzade was gekleed naar het voorschrift van haar geloof (of althans van iets). Ze droeg een chador, inclusief sluier; haar donkere, glanzende ogen waren het enige dat de sultan van haar gezicht kon zien. Ook haar lichaam was bedekt. Het algehele effect was echter niet dat van zedigheid, vrouwelijke deemoed en vroomheid. Haar enkellange gewaad was van donkerroze satijn; haar fraaie voetjes piepten eronderuit, gestoken in hooggehakte muiltjes van garnaalroze zijde. Haar sluier flonkerde van de lovertjes en zilveren kraaltjes. Ze droeg licht lila kanten handschoenen. Tussen sluier en halslijn was een flink stuk van haar boezem te zien. In de islamitische traditie geldt de boezem niet als een seksueel uitdagende zone: wat doet ontvlammen zijn het haar en de handen. De sultan had bij vrouwen de boezem altijd zeker zo aanlokkelijk gevonden als enig ander lichaamsdeel, en had bijgevolg nooit geweten of hij nu pervers was of de wijsheid van eeuwen abuis.
Hij wendde zijn blik van de weelderige contouren van Dinarzades borsten af en zuchtte. De zucht had overigens niets te maken met gefrustreerde wellust, maar alles met zijn meer urgente beslommeringen.
‘Wat is er toch?’ vroeg Dinarzade. ‘Je kijkt zo sip.’
‘Ik ben een beetje down,’ biechtte de sultan.
‘Ach arme schat,’ koerde Dinarzade. ‘Ik weet waar jij behoefte aan hebt: een paar armen om je heen...’ Ze schoof dichter naar de sultan toe.
‘Het is heel aardig van je, lieve kind,’ zei de sultan, wederom zuchtend. ‘Maar of je het gelooft of niet, zelfs op dat gebied ben ik wat lusteloos tegenwoordig.’
‘Krijg je hem niet overeind?’ informeerde Dinarzade meelevend.
Het gezicht van de sultan vertrok van gêne. Niet om hemzelf, maar om zijn schoonzuster. Hij was ouderwets waar het vrouwen betrof (nu
| |
| |
ja, we kennen zijn antecedenten, nietwaar) en hij hoorde dat soort taal niet graag uit de mond van een jongedame.
‘Dat is nog niet zozeer het probleem,’ zei hij waardig. ‘Het is meer geestelijke malaise. Heel eerlijk gezegd zijn het de verhalen. Je zuster... nu ja, ik vind haar compleet doorgeschoten. Ze wordt steeds experimenteler. Er komt al jaren geen djinn of boze reus of jongste zoon of arme visser meer voorbij. Je weet nooit meer waar het heen gaat. En lang dat ze zijn. En de personages zijn ook zo saai. Al die juffrouwen die worstelen met hun geestesgesteldheid.’
‘Geen liefde?’
‘Liefde speelt doorgaans wel een rol,’ gaf de sultan toe. ‘Maar het is allemaal zo vergezocht dat je er geen touw meer aan vast kunt knopen. Laatst hadden we er een, dat ging wekenlang door over mensen die voortdurend tegen elkaar schreeuwen in een oord dat Yorkshire heet en waar het afschuwelijk weer is. En we hadden het nog niet uit of er kwam er een over een uitermate vermoeiende jonge vrouw die een veel oudere man trouwt en hem vervolgens de horens opzet. Ik sta langzamerhand op afknappen. Voor het jaar om is stort ik echt in.’
‘Jammer hoor,’ zei Dinarzade, en nam nog een brokje Turks fruit. ‘Vroeger kon ze echt prachtige romances vertellen.’
‘Romances...’ zei de sultan schamper. ‘Romances zijn niet wat ik mis. Wat we tegenwoordig nooit meer hebben is actie. Ik wil af en toe actie. Avontuur. Bravoure. Heroïek en volharding. Misdaad. Seks. Geweld.’
‘Ik heb misschien een idee,’ zei Dinarzade. ‘Waarom probeer je het zelf niet eens?’
De sultan keek haar verbluft aan. ‘Ik? Ik? Wat een eigenaardig idee! Dat is toch niets voor mij! Ik bedoel, dat is vrouwenwerk. Als man is men daar... nu ja, is men daar niet voor toegerust. Verhaaltjes vertellen!’ Hij lachte even.
‘O, nou ja,’ zei Dinarzade. ‘Als je er niet toe in staat bent...’
De sultan keek gepikeerd. ‘Och, in staat zijn, dat zal nog wel gaan. Het is meer dat de gedachte eraan nooit is opgekomen...’
Op dat ogenblik kwam Sheherazade de kamer binnen. De sultan pakte haastig de krant en begon de olieprijzen te bestuderen. Zijn vrouw keek afkeurend naar haar zuster en zei: ‘Wat moet die belachelijke outfit voorstellen, Dinarzade?’ Dinarzade wipte met een van haar roze satijnen muiltjes en blikte over de rand van haar sluier.
Sheherazade droeg een crèmekleurig wollen mantelpak van Armani
| |
| |
met een rokje dat haar fraaigevormde benen in volle glorie deed uitkomen. Haar zwarte haar hing in glanzende golven over haar schouders. Ze ging zitten, schopte haar Kurt Geiger-schoenen uit, viste haar bril uit haar tas en zette hem op. Ze had zich een bril met enorme glazen en dunne schildpad-randen laten aanmeten, al was ze voorzover de sultan wist niet bijziend. Het stond haar uiterst charmant maar intimiderend tegelijk. De sultan was meteen geïntimideerd; hij griste een zakcalculator te voorschijn en loerde fronsend naar de olieprijzen. ‘Leuke dag gehad, liefste?’ informeerde hij.
‘Interessante dag,’ zei Sheherazade. ‘En al met al productief, geloof ik. Ik ben bezig met de eerste fase van een ambitieus plan voor cursussen prozaschrijven in de Sahara. Reuze spannend. Wel nog wat aanloopprobleempjes met analfabetisme, maar daar komen we wel uit. Wat heb jij vandaag gedaan?’
‘Gewerkt,’ zei de sultan energiek.
Hij had Dinarzades absurde voorstel natuurlijk verworpen. Sterker nog, was een ander ermee gekomen, dan had hij het als een belediging van zijn mannelijkheid opgevat en passende maatregelen genomen. Maar Dinarzade... dat gansje was altijd al wat vrijer gelaten, en optreden was niet nodig.
En toen kwam de crisis. Die nacht startte Sheherazade een nieuw verhaal. ‘Vandaag,’ zei ze, ‘beginnen we aan iets speciaals. Het is een vertelling die handelt over het innerlijk leven van een vrouw. Het is niet een doorsnee vrouw, maar we kunnen haar misschien zien als de essentie van de vrouw, of eigenlijk de mens. Haar naam is Clarissa. Misschien komen de ambiance en het exposé je aanvankelijk wat wezensvreemd voor, dus je moet extra goed opletten. En trouwens... je hebt de laatste tijd erg de gewoonte om te liggen bewegen. Dus lig stil. Dit soort proza is uiterst cerebraal en als ik daar recht aan wil doen, moet ik me concentreren. Ben je er klaar voor?’
Na drie nachten was de sultan mentaal kapot. Hij kon er niet langer tegenop, besefte hij. Hij moest iets doen. En nu kwam de suggestie van Dinarzade hem in herinnering. Hm, dacht hij, zou ik misschien...
De hele volgende dag liep hij de paleistuin op en neer, alleen. In zijn voorhoofd stonden diepe rimpels van het nadenken; zijn blik was glazig. Van tijd tot tijd bewogen zijn lippen. Af en toe liet hij zich in het gras vallen en tuurde omhoog, de lucht in. En toen de nacht kwam, legde hij zijn plan aan zijn vrouw voor. Waardig en stellig.
| |
| |
Sheherazade was totaal verbijsterd. Sprakeloos, zowaar. Voor het eerst sinds hij zich kon herinneren zag de sultan haar geheel vergeefs naar woorden zoeken. Ten slotte begon ze te lachen.
‘Jouw beurt? Nu ja, natúúrlijk, als je dat per se wilt... Maar... Neem me niet kwalijk hoor...’ - even werd ze totaal overmand door hilariteit - ‘Ik bedoel het is zo volstrekt absurd... Maar nee, natuurlijk - ik sta erop, zelfs. Ga vooral je gang.’ En Sheherazade plantte haar hand onder haar hoofd en keek naar de sultan, toegeeflijk en geamuseerd.
Twee uur later beëindigde de sultan zijn verhaal. Beducht keek hij zijn vrouw aan.
Sheherazade onderdrukte een geeuwtje. ‘Lang niet kwaad. Het heeft zijn sterke momenten, als je van het genre houdt. Mooi stuwende verteltrant. Beetje basale karaktertekening. Veel te veel heen- en weergedraaf op rossen en gehouw met zwaarden.’
‘Daar ging het juist om,’ protesteerde de sultan. ‘Het is een oorlogsverhaal.’
‘Tiens,’ zei Sheherazade. ‘Maar het geeft niet.’ En ze gaf hem een goedgunstig kusje op de wang, draaide zich om en sliep in.
De sultan volhardde. En het was eigenlijk niet eens zozeer een kwestie van volharding, merkte hij - nu hij eenmaal begonnen was, werd hij er geheel door in beslag genomen. Hier zat meer aan vast dan hij had gedacht - het kon wel eens een ware obsessie worden. Hij wist zelf niet eens wat er ging gebeuren. Men kon het op zoveel verschillende manieren aanpakken. Hij sprak in tongen, nacht na nacht.
‘...een Colt .45 leek in zijn hand een klapperpistooltje. “Geen poepelegeintjes, capito?” zei hij poeslief. “Jatten op de bar en houwen zo.”’
Sheherazade kermde zacht. De sultan onderbrak zichzelf. ‘Wat is er nou?’
‘Alwéér zo'n... Het heeft een zekere stilistische panache, dat wel - maar waar gaat het om?’
‘Nou er wordt verderop iemand vermoord...’ legde de sultan uit.
‘Ja, lieverd, dat besef ik.’
‘...en dan moet je erachter zien te komen door wie en waarom.’
‘En wat dan nog?’ wilde Sheherazade weten.
De sultan negeerde haar. Hij luisterde liefderijk naar zijn eigen stem: ‘De indiaan paste een heupworp toe en nog voordat ik lag had hij me in een beenklem. Ik kon geen kant meer uit. Zijn handen gingen naar mijn hals...’
| |
| |
Hij experimenteerde. Hij weidde steeds verder uit.
‘Wat is een lasergeweer?’ zei Sheherazade met een zucht. ‘En waarom hebben ze het voortdurend over een melkwegstelsel?’
‘Het speelt in een ruimteschip. Onderbreek me niet steeds.’
‘Neem me niet kwalijk. Maar nogmaals, je vraagt je af waar het nu eigenlijk over gaat.’
‘Het is een allegorie,’ zei de sultan in een vlaag van inspiratie. Hij grijnsde triomfantelijk. Sheherazade, overbluft, keek hem geërgerd aan. ‘Pats! Vroemm! Knal! Hebbes!’ vervolgde de sultan. Sheherazade sloot vermoeid haar ogen.
De sultan leefde helemaal op. Zijn bestaan kreeg weer zin; hij voelde zich jonger en krachtiger. Hij dankte de hemel dat hij zijn potentieel op tijd had ontdekt - niet langer zou hij zijn talenten verkwisten aan onbenulligheden zoals zaken en financiën. Dat kon elke idioot. Hij ging op dieet, liet zijn snor knippen en pommaderen, deed zijn pakken weg en ging door het leven in golvende gewaden waarin, zo vond hij, zijn artistieke temperament veel beter tot uitdrukking kwam.
‘Schiet je op?’ vroeg Dinarzade. ‘Mooi, trouwens, dat kamerjas-ding. Reuze sexy. Helemaal Clark Gable.’ Ze streek met haar hand langs de zijden plooien van zijn gewaad.
De sultan draaide een snorpunt op. ‘Ik denk dat ik, zonder mezelf op de borst te kloppen, wel mag zeggen dat het heel aardig gaat. Het tempo zit er goed in. De essentiële vaardigheden zijn onder de knie.’
‘En wie had je ook weer op het idee gebracht?’ vleide Dinarzade.
Maar de sultan was het stadium van erkentelijkheid ver voorbij. ‘De kern,’ sprak hij, ‘is de actie. Als de actie goed zit, volgt de rest vanzelf. Je weet wel: jagen, stierenvechten, enorme vissen vangen, zuipen, en met superieure achteloosheid liggen doodbloeden. Ik heb de meest fantastische ideeën. Magnifiek. Kan niet missen.’
‘Klinkt geweldig, zei Dinarzade. ‘En komt er ook liefde in voor?’
‘Wat dacht je! Noodlottige liefde, uiteraard. Om eerlijk te zijn krijg ik er tranen van in mijn ogen.’
‘En wat vindt zij ervan?’
‘Je zuster,’ zei de sultan gepikeerd, ‘denkt maar aan één ding. Ik kom met een adembenemend stuk werk, een echte cliffhanger, en zij heeft het alleen maar over inhoud en relaties. Het heeft ook inhoud, zeg ik - er gebeurt toch van alles, of niet? En mijn figuren hebben heel interessante relaties - ze vermoorden elkaar, en ze redden elkaar uit de meest
| |
| |
akelige perikelen en beleven hartstochtelijke liefdes. Maar eindeloos zitten beppen, dat doen ze niet, nee.’
Toch trok hij zich meer van Sheherazades voorschriften aan dan hij wilde toegeven. Prima - als ze zo nodig inhoud wilde, relaties, diepgang, dan kon ze die krijgen.
De sultan wierp zich op zijn taak. Hij gaf zich over aan zijn muze en liet zijn proza-ader rijkelijk vloeien. Hij vertelde als een bezetene. Hij ontrolde zwalpende drama's over armoede en sociaal onrecht waarin het wemelde van de zinderende personages, met schrille evocaties van rumoer en stank in negentiende-eeuws Londen. Ze wilde toch karaktertekening? Sfeer? En toen hij hier genoeg van had, schiep hij vertellingen van hartstocht, macht en verraad in beemden en koestallen. Aangewakkerd door eigen woordenvloed was hij zich nog nauwelijks bewust van zijn publiek. Af en toe, even uithijgend, zag hij Sheherazade die lag te luisteren met inmiddels een heel andere blik in haar ogen. ‘Dat liegt er niet om, hè?’ zei de sultan.
Sheherazade snoof. ‘Dat van die man die zijn vrouw aan de meest biedende verkoopt zou ik maar binnen deze vier muren houden als ik jou was. De critici maken gehakt van je.’
Weer veranderde de sultan van tactiek. Hij dook in de donkere krochten van de geest; zijn mannen en vrouwen ziedden en ruzieden en betoogden. ‘Seks met het hoofd?’ zei Sheherazade. ‘Dat is nieuw voor me.’ ‘Voor mij ook,’ stemde de sultan in. ‘Maar wel intrigerend, vind je niet?’ Hij bevoer de zeeën; hij bezeilde alle vier de windstreken; hij verhaalde van liefde en oorlog en misdaad en straf. Het was alsof hij werd voortgedreven door een onweerstaanbare kracht, en als hij zo nu en dan naar zijn vrouw keek, zag hij op haar gezicht de smekende blik die hij herkende als die van hemzelf, ooit. Maar hij kon niet meer stoppen; er was hun geen genade gegund; hij leek voorbestemd om eeuwig door te gaan. En toen op een nacht, bij dageraad, kwamen de kinderen de kamer in stormen en stelden zich op aan het voeteneind van het bed. De sultan stokte. De kinderen schreeuwden om aandacht en een van hen riep, zoals kinderen doen: ‘We willen een verhaaltje!’
De sultan keek Sheherazade aan. Er blonk een ongewoon lichtje in haar ogen. ‘Goed,’ zei ze. ‘Als jullie stil gaan zitten, zal ik vertellen.’
De kinderen gingen zitten. De sultan maakte het zich gemakkelijk op de kussens.
‘Er was eens,’ zei Sheherazade, ‘een arme visser...’
|
|