| |
| |
| |
De dwerg en de dictator
Constantin Abãlutã (Vertaling Jan H. Mysjkin)
Carletto is een spichtige dwerg met een verschrompeld gezicht. Hij woont in de helft van een ondersteboven gezette sloep. Hij had hem geplaatst op een fundering van cement en vervolgens een deur getimmerd uit een paar duigen. Als het regent, trommelen de druppels, zoals vroeger de trommelstokjes - wanneer Rilva zich voorbereidde op de dodensprong en hij zich vliegensvlug verborg onder het rode tapijt en deed alsof hij de daver op het lijf had. Het was zijn belangrijkste nummer geweest, maar de directie had het hem afgenomen na de avond waarop hij het in zijn broek deed, omdat Rilva in haar rode gympakje een beweging had gemist en hem met een laatste glimlach te kennen had gegeven dat hij daar, onder het rode tapijt, van nu af aan wees zou zijn.
Telkens wanneer het regent, komt hem weer die glimlach voor de geest, evenals zijn eigen angst die zo echt had geleken dat ze oversloeg op een aantal kinderen, die begonnen te gillen terwijl het tromgeroffel maar niet ophield, alsof men een wonder verwachtte.
Anselmo, de dwerg die allerlei talen sprak, verspreidde het gerucht dat Carletto een al te schrille kreet had geslaakt, zodat Rilva de cadans kwijt was en helemaal van de wijs raakte. Niemand had Carletto openlijk beschuldigd, maar velen meden hem liever. Hij werd ook niet de partner van het meisje dat Rilva kwam vervangen. Woedend saboteerde hij daarop de twee andere nummers die hij nog had. Hij plooide zich niet naar behoren in de toverdoos van Carnaglorio, en in plaats van in twee helften te verschijnen, zag je hem ineengedoken met twee duiven op zijn schouders en twee eendjes tussen zijn benen. Tijdens zijn nummer als muzikale clown, bij de finale als het orkest De golven van de Donau inzette, gutste het water niet in ritmische stralen uit zijn accordeon, maar doorweekte om een of andere reden zijn broek en zijn brede laarzen. Hoewel het om een staatscircus ging, werd hem een pensioen geweigerd vanwege professionele incompetentie. Carletto sloeg zich erdoor dankzij een oude hobby die hij al een dikke tien jaar in het geheim beoefende.
De stem van de dictator was zijn tweede stem geworden. Elke dag luisterde hij naar de transistor, die hij altijd bij zich had. Als hij 's nachts
| |
| |
de slaap niet had kunnen vatten, sloop hij naar de kooi van de hyena's, en daar, met hun gejank als achtergrond, probeerde hij allerlei sketches uit. De korte pauzes in het langgerekte gehuil benutte hij om zijn stem te moduleren, zodat hij de vocale expressie van de dictator, hoe gematigd die ook was, tot in de kleinste lettergreep in zijn volle allure kon weergeven. Na verloop van tijd was hij vertrouwd geraakt met alle geheimen van de frasering, de verbale voorkeuren, hebbelijkheden, herhalingen, de woordgrapjes, predikaties, irritaties en woede-uitbarstingen, veroorzaakt door een zenuwinzinking of door vervoering die opging in een zee van applaus. Het weerwerk dat hij de hyena's moest bieden, dwong hem bondig te zijn en op slag te boeien. Zijn sketches duurden slechts enkele minuten, maar daarin had Carletto de essentie van een bestaan samengebald. Bij de komst van de democratie was hij klaar.
De sketches van de onlangs gefusilleerde dictator kwamen precies op het juiste moment, net als de kruideniers en prostituees, de kiosken voor handlijnkunde en stereoscopische films. Carletto kreeg de kans om uit te pakken met zijn kunst. Zijn kleine gestalte en lelijke smoel waren secundaire obstakels die snel verholpen waren; het volstond namelijk om de stem te laten horen, waarmee hij formaat en grandeur van de dictator in hun volle omvang kon overbrengen.
Hij laat er geen gras over groeien. De dwerg onderzoekt enkele parkjes en kiest een paar strategische bosjes uit, waar hij ongezien in en uit kan. Op vrije dagen, als stelletjes met hun kinderen uit wandelen gaan, en de ouders staand aan een stalletje gegrilde worstjes eten terwijl hun kroost het gezicht vol suikerspin smeert, te midden van het gekef van honden die elkaar achternazitten tussen de belletjes van folkloristische jongelui die meisjes met vlechten het hof maken, hop, daar komt plotseling uit een bosje de imposante stem van de man van wie tot dan toe niemand had durven denken dat hij zich op zo'n afgelegen plaats kon terugtrekken. Carletto wedt op dit verrassingseffect om het gehoor van het kuierende volkje te vangen en alle geluid als bij toverslag het zwijgen op te leggen. Vervolgens komt de sketch zelf, kort en bondig, maar scherp en doelgericht.
Voor diegenen die het nummer op hun waarde schatten, heeft de dwerg goed zichtbaar een conservenblikje aan een tak gehangen, met daarop het etiket: de toespraak van de dictator. Omdat ze zich
| |
| |
erover zouden verbazen dat de stem van zo geringe hoogte komt, neemt Carletto een klapstoel mee het bosje in, waar hij op staat tijdens zijn sketch en op zit zolang hij het geschikte moment afwacht. Verder heeft hij een plastic zak mee ingeval het regent en een draagbare cassetterecorder voor het applaus en de speciale effecten, zoals een fabriekssirene, het geluid van een dorsmachine, ponsmachine, drilboor, enzovoort. Omdat honden dwergen al uit de verte ruiken en oorverdovend toeblaffen, heeft Carletto op de rommelmarkt Cat's friend gekocht, een Engelse spray met verbluffende resultaten.
Het zit hem echter dwars dat hij de gezichten van het publiek niet kan zien, terwijl hun vreugde toch het gerechte loon is voor een artiest. De anonimiteit van zijn dictator drukt elke dag een beetje meer op hem. Het stoffige gebladerte van de bosjes komt hem voor als het tralievenster van een gevangenis. Hij zou het iets opzij willen schuiven, op zijn minst aan het eind van zijn sketch, wanneer een enkele hand wat munten in het blikje gooit. Ach, de uitdrukking te zien van de mensen die zijn kunst waarderen! Met eigen ogen de emotie te proeven, waardoor hun gelaatstrekken oplichten! De tien jaar van grote en nederige inspanning, 's nachts naast de kooi van de hyena's, zou daardoor een welverdiende beloning vinden. Al zou hij enkel maar zijn vergroeide ruggengraat of het symmetrische ovaal van zijn gezicht kunnen laten zien, maar zijn spichtig lijf en verschrompelde smoel ontzegden hem die premie, waarop zelfs de minste figurant recht had.
Zo staat het ervoor wat de artistieke voldoening betreft, maar met de financiële voldoening is het nóg slechter gesteld. De handvol muntjes die de liefhebbers van zijn sketch hem bieden volstaat amper voor zijn armzalige kost, zijn vervoer en nu en dan een pakje soldatenshag. Bovendien amuseert een zootje schoffies zich ermee alles en nog wat in zijn blikje te gooien: een stuk schuurpapier, een knoop, een blootfoto. Kinderen zijn echter het ergste; ze steken voortdurend hun neus in het bosje. Hun ouders laten het niet toe, maar soms ontsnapt een kwajongen ondanks alles aan hun waakzaamheid, snuffelt om hem heen en prikt hier en daar met een tak in het bosje alsof hij een ellendig dier nazit, want dat is hoe de dwerg zich voelt op dergelijke momenten. Dat is ook de reden waarom hij besluit de vijand op een dwaalspoor te brengen, door geregeld van park en bosjes te wisselen, waarbij hij de nabijheid van bioscopen mijdt, omdat jongeren die uit een film komen de grootste ruziemakers zijn.
| |
| |
Op een dag overkomt hem iets ongelooflijks: hij vindt in zijn blikje vier briefjes van tien dollar. Hij was net terug in zijn sloep, doorweekt en rillend na het plotseling losgebroken onweer. Toch waren de dollars niet nat, wat betekent dat ze op het laatste moment in zijn blikje werden gestopt door een passant die niets met zijn sketch te doen had gehad, want die was al afgelopen. Carletto had zich verborgen moeten houden, omdat een groep gepensioneerden verkleefd had geleken aan de bank voor zijn bosje. Hij wilde zijn carrière niet riskeren. Zolang niemand weet wie ik ben, gaan de zaken goed, dacht hij, maar zodra ze weten welk misbaksel de stem van de dictator incarneert, kan ik op een houtje bijten. Zolang Carletto incognito blijft, voelt hij zich sterk, alsof hij zich een deel van de kracht en de energie van de dictator heeft toegeëigend.
Nu en dan komt Carletto in het parkje een van zijn fans tegen die hij weet te identificeren, ondanks het gebladerte waarachter hij zich verbergt. Hij heeft hun stem in zijn geheugen geprent, of het beeld van een manchet, een oor, een deel van hun kapsel of kale kop, of anders een object dat ze altijd bij zich hebben, zoals een paraplu, een wandelstok of zelfs een verrekijker. Welnu, als hij zo iemand tegenkomt, neemt de dwerg hem van onder tot boven op met een glimlach van het ene oor naar het andere, terwijl de fan meent dat hij met een gek of boerenkinkel te maken heeft. Hè, hè, grinnikt de dwerg in zichzelf, ik neem jullie allemaal in de maling - vergroeide taille of niet, de presidentsstaf is in míjn handen.
In opperbeste stemming, omdat hij de enige is die het geheim kent, en in zijn vuistje lachend over de onwetendheid van de anderen, komt Carletto thuis en laat zich meedrijven op een zoete mijmering. De weerspiegeling van het water komt door de open deur, want zijn sloep is verankerd aan de oever van het meer, in de schaduw van een wilg. In zijn gewelfde hol, in het donker, wiebelen de lichtjes en in de verte is het rustgevende gekabbel van golfjes te horen als het geruis van de zee in een schelp. Op dergelijke momenten, liggend op de matras bedekt met het rode tapijt, dat de circusdirectie hem uit medelijden als souvenir heeft meegegeven, laat Carletto zich drijven op zijn verbeelding. Nu, bijvoorbeeld, nadat hij de dollars op een veilige plaats heeft verstopt, stelt hij zich voor dat ze afkomstig zijn van een buitenlandse impresario die enthousiast is over zijn nummer. Die veertig dollar zijn niet meer dan het voorschot op een toekomstig contract voor een
| |
| |
nationale of zelfs internationale tournee, want de dictator was bekend in de hele wereld; koninginnen hadden hem rondgereden in hun koetsen, bankiers en gevierde artiesten hadden hem toegejuicht, enzovoort. Wanneer de tijd rijp is, zal de impresario hem het contract aanbieden.
De zon verdween echter langzaam aan de andere kant van het meer, in de bootschelp van de dwerg werd het donker. Zonder de weerkaatsingen van licht zagen de planken van de sloep en de duigen van de deur er even gebarsten, verweerd en verrot uit als al het andere oude hout, ondanks de teer en de dikke lagen verf die hij erop had gesmeerd. De vergulde sluier van illusies valt van zijn ogen, en van lieverlee keert de brute werkelijkheid terug. En toch, de dollars bestaan wel degelijk, hij kan ze aanraken. Maar wat kunnen ze dan betekenen?
Carletto gaat zijn sloep uit, klimt op het klapstoeltje, grijpt zich vast aan een wilgentak, springt, verheft zich met zijn voeten op een paar knoesten en slaagt erin de holte iets hoger te bereiken. Hij steekt er zijn hand in, trekt haar terug en telt en betast langdurig de vier briefjes van elk tien dollar. Daarna legt hij ze terug in de holte en daalt opgelucht weer af. Als er maar één briefje was geweest, dan had hij kunnen geloven dat de wind het daar had gedeponeerd - maar vier, nee, dat kan niet! Het spreekt vanzelf dat niemand zo verstrooid is dat hij dollars geeft in plaats van het plaatselijk betaalmiddel. Helemaal van de wijs valt de dwerg in slaap en droomt van een aardbeving: de wilg rukt zich los van zijn wortels, valt in stukken in het meer en drijft weg in de richting van de dam. ‘Mijn dollars!’ Met een schreeuw schrikt hij wakker en stoot zijn hoofd tegen de bodem van de sloep. Het gevolg is dat hij een week lang met een bult op zijn voorhoofd loopt en de man met de verrekijker, die hij toevallig tegenkomt, niet durft aankijken.
Vanwege het idee dat de dollars vals kunnen zijn, laat hij ze verder onaangeroerd in de holte van de boom liggen. Hij is ze zowat vergeten als hij in zijn conservenblikje vier identieke briefjes vindt. Carletto heeft geen tijd om zich vragen te stellen; hij treft naast het geld een boodschap aan die alles en niets uitlegt, maar waarvan hij zich wel het lazarus schrikt. Op een stuk papier dat uit een wiskundeschrift is gescheurd, had een hand die overhoop lag met de kalligrafie geschreven: ‘Het spel is uit, we weten wie je bent. Voor veertig dollar per week zal “de dictator” onze toespraak uitspreken! de adelaars van de toekomst.’ Op de
| |
| |
achterkant had dezelfde hand een tekst gekrabbeld onder de titel toespraak. Carletto durfde haar niet te lezen.
Dat was het dus, ze willen de dictator ronselen! Die gemene adelaars bieden hem judasgeld aan. Het was koud in de sloep, een ijzige wind kwam van alle kanten binnen. De dwerg legde zijn hand op zijn borst en voelde zijn hart bonzen. Niemand ter wereld had het recht om hem de dictator af te nemen: de dictator was van hem, en hem alleen! Tien jaar lang had hij tijdens zijn slapeloze nachten naast de kooi van de hyena's gezwoegd om zich diens stem, ja zelfs diens persoonlijkheid eigen te maken, en nu hij de perfectie had bereikt, durven ze hem datgene te betwisten dat zin aan zijn leven gaf. Om het even welke toespraak lezen stond gelijk met het verminken van een ideaal. De dictator zou een volgzame marionet worden, en Carletto erbij. Nee, nooit van zijn leven zal hij een dergelijk pact aanvaarden. De dictator blijft zoals hij hem heeft bedacht, er verandert niets aan de tekst van de sketch, zelfs geen komma, anders kan hij niet langer zijn fans in de ogen kijken, ook andere mensen niet trouwens, want hij zou zich schuldig voelen, een verrader, een mannetje van niks.
Eenmaal zover, haalt de dwerg inderhaast de eerste veertig dollar uit hun schuilplaats, stopt ze met de nieuwe briefjes in een envelop die hij adresseert aan de adelaars van de toekomst. De volgende dag in het parkje sluipt hij na zijn nummer uit zijn bosje, maar laat het blikje hangen: hij heeft er de envelop met de tachtig dollar in gestopt. Tot 's avonds laat houdt hij zich verborgen in het bosje ertegenover in de hoop dat iemand de envelop komt ophalen. Tevergeefs, er komt niemand.
Uiteindelijk gaat hij langzaam terug naar huis en vergeet conservenblik, dollars, bosje en park. Laten die adelaars van de toekomst hun plan maar trekken, zegt Carletto bij zichzelf, ik ben niet te koop.
Een week later in een ander parkje vindt de dwerg na zijn voorstelling in zijn nieuwe blikje een ander bericht in hetzelfde dwarse handschrift. Ditmaal gaat het om een bedreiging: ‘De volgende keer lees je de toespraak. Het is buigen of barsten. De Adelaars van de toekomst maken geen grapjes.’ Aan de achterkant staat een tekst onder de titel toespraak, dezelfde of een andere, dat weet Carletto niet. In zijn pantser van duisternis, op de matras met het rode tapijt, luistert hij naar het fluiten van de wind tussen de wilgentakjes en kijkt naar het troebele schijnsel van de schemering op de gebogen planken. De dwerg zegt bij zichzelf dat het waarschijnlijk om een stelletje maniakken gaat en
| |
| |
anders niets. Alleen reppen ze ditmaal met geen woord over dollars. In dolle woede tollen de gedachten, beloften en projecten door hun hoofd en in feite weten die adelaars zelf niet wat ze willen.
Zaterdag, als hij de toespraak moet lezen, laat Carletto zich in geen enkel parkje zien of horen. Hij wil die jonge heethoofden duidelijk maken dat hij weigert mee te werken, dat zijn kunst niet te koop is.
Hij blijft de hele dag onder de wilg, wandelt langs het water en smeert hier en daar nog een likje verf over de voegen van zijn sloep. Met een jongen loopt hij achter een vlinder aan, tot het insect verdwijnt tussen de wilgentakken. Kort daarop ziet Carletto de vlinder op de rand van de holte, met witte vleugels die wonderlijk oplichten in de groene schaduw. Tegelijk schiet hem een idee te binnen: als hij zijn geheim nu eens met één ander deelde? Zo zou hij de last die op hem weegt kunnen afwerpen; hij zou zich een vrij man, een waar kunstenaar voelen. Hop, daar neemt hij de hand van de jongen, laat hem naast zich plaatsnemen aan de oever van het meer en zegt zijn sketch op, vuriger dan ooit. In de langzaam vallende avond zien we voor het eerst hoe de sonore, imponerende stem van de dictator uit dit misvormde wezen ontstaat, ja woord voor woord uit die verwrongen mond tevoorschijn komt, zich in de lucht verheft, boven de wilg zweeft, boven het meer, en tot slot opgaat in de wolken die rood kleuren onder de laatste stralen van de schemering.
De jongen is zo onder de indruk van die uitstorting van te lang beteugelde krachten dat hij enkel nu en dan kan mompelen: ‘De dictator! De dictator!’ - en daarbij wijst hij met zijn vinger naar Carletto, zoals hij naar de vlinder had gewezen, toen ze die samen hadden achtervolgd.
De nacht is gevallen. De jongen is al een tijdje weg. Carletto zit nog altijd op dezelfde plaats aan de oever van het meer. Als versteend denkt hij aan de geweldige gebeurtenis van daarnet, die de loop van zijn leven zal veranderen. Van nu af aan kan niets hem nog afschrikken. De pure bewondering van de jongen geeft hem de kracht om alle beproevingen te trotseren. Langzaam, zowat zonder het te beseffen, begint de dwerg de dictator te imiteren, terwijl hij naar zijn gezicht in de golven van het meer kijkt. Als hij op het punt is gekomen, waar zijn sketch het geluid van een ponsmachine vereist, ziet hij in het water het gezicht van de man met de verrekijker naast het zijne opdoemen. Carletto is
| |
| |
blij dat hij op dit bevoorrechte moment zijn lievelingsfan aan zijn zijde treft. Hij stelt zich al diens verbazing voor - een verbazing die nog groter moet zijn dan die van de jongen, aangezien het voor hem een complete verrassing wordt. Hij wil zich omkeren om zich ervoor te verontschuldigen dat de sketch niet perfect zal zijn omdat de cadans van de ponsmachine ontbreekt, maar een hand pakt hem beet bij zijn nek en duwt zijn hoofd onder water, lang genoeg om de stem van de dictator voor altijd het zwijgen op te leggen. Dan laat de hand los en de punt van een schoen keert het monsterachtige lijk op de oever om.
De volgende dag komt de jongen onder de schaduw van de wilg en ontdekt het lijk van de dwerg. Hij sleept het naar de sloep en legt het op het rode tapijt. Hij vindt een pot verf en schrijft in hoofdletters op de bodem van de sloep: de dictator is dood.
Een paar dagen later, vanuit een bosje in een van de parkjes van de stad, zegt een andere dictatordwerg de toespraak op, die Carletto had geweigerd. Onder de omstanders die om het hardst applaudisseren, bevindt zich een man met een verrekijker.
|
|