Naar huis
Thomas Verbogt
Bijna vier jaar geleden ging mijn vader dood - doodgaan is volgens mij net iets anders dan overlijden, het eerste gebeurt snel en onverwacht, het tweede is een proces - en pas spraken mijn zus en ik voor het eerst weer over hem, voor het eerst sinds de dag van de crematie toen zij 's avonds weer naar huis moest, naar New York, naar haar appartement ergens in de hoogte van Manhattan, met uitzicht op de Hudson. Daarna zag ik haar nog één keer vluchtig, ze was op doorreis, ik zat middenin een verhuizing, de zoveelste in mijn leven, na het zoveelste afscheid.
Mijn vader werd ineens ziek, hij moest opgenomen worden omdat het er allemaal doodernstig uitzag en niemand wist wat er aan de hand was, behalve dat zijn nieren slecht functioneerden. Na veertien dagen was hij er niet meer, wat ik graag anders zeggen wil.
Mijn zus is binnenhuisarchitect, ze is vijftig, negen jaar jonger dan ik. We lijken niet op elkaar, zij heeft het bedachtzame en de sociale onhandigheid van mijn vader, ik de nervositeit en het romantische van mijn moeder.
Ze heeft een tweedaags congres in Amsterdam bezocht, ik haalde haar zojuist bij het Hilton op, we zitten in een café in de Utrechtsestraat, dadelijk breng ik haar naar Schiphol. We hebben koffie, cognac en tosti's besteld.
We hebben nooit goed met elkaar kunnen praten. Ik vraag of ze zich die dagen herinnert. Toen hij in het ziekenhuis was opgenomen, kwam ze vrijwel onmiddellijk. Onze vader was nooit één dag ziek geweest. Tijdens zijn laatste twee dagen zijn onze moeder, zij en ik nauwelijks weggeweest bij zijn bed. Hij was maar een paar momenten bij kennis
‘Stom dat ik altijd het eerst aan het mooie weer moet denken,’ zegt ze. ‘En daarna pas aan zijn paniek, aan zijn zwijgen. En dan aan ons. Voor het eerst voelde ik pas echt dat we een familie waren.’
‘Ja, dat hij niets zei, vond ik het ergste. Dat hij alleen maar knikte of het hoofd schudde als we iets vroegen.’
Ze zwijgt, het lijkt alsof ze even verdwaalt in een herinnering. Ik wil er nog meer over zeggen, maar weet niet wat. Ja toch, die ene ochtend dat zijn leven me ineens zo overkwam.