De droom van Giacomo Leopardi, dichter en maanzieke
Op een nacht begin december 1827 had Giacomo Leopardi, dichter en maanzieke, in de fraaie stad Pisa, in de Via della Faggiola, waar hij sliep tussen twee matrassen om zich te weren tegen de ijselijke kou die de stad in haar greep had, een droom. Hij droomde dat hij zich in de woestijn bevond, en dat hij herder was. Maar in plaats dat hij een kudde had die achter hem aan kwam, zat hij lekker in een calèche met vier witte schapen ervoor, en die vier schapen vormden zijn kudde.
De woestijn en de heuvels die haar omzoomden, waren van een heel fijn zilverig zand dat glansde als het licht van vuurvliegjes. Het was nacht, maar het was niet koud, nee, het leek een lekkere nacht later in het voorjaar, zodat Leopardi de overjas die hij droeg uitdeed en over de armleuning van de calèche legde.
‘Waar brengen jullie mij naar toe, lieve schaapjes?’ vroeg hij.
‘We nemen je mee uit rijden,’ antwoordden de vier schapen, ‘wij zijn zwerfschaapjes.’
‘Maar wat is dit voor plek?’ vroeg Leopardi. ‘Waar zitten we?’
‘Daar kom je nog wel achter,’ antwoordden de schaapjes, ‘als je de persoon hebt ontmoet die op je wacht.’
‘Wie is dat dan?’ vroeg Leopardi. ‘Dat zou ik wel willen weten.’
‘Haha,’ lachten de schaapjes, elkaar aankijkend, ‘dat kunnen wij niet zeggen, dat moet een verrassing wezen.’
Leopardi had honger, en hij had wel zin in iets lekkers; een mooie taart met pijnboompitten was net waar hij zin in had.
‘Ik wil graag wat lekkers,’ zei hij, ‘is er geen plek waar je in deze woestijn wat lekkers kan kopen?’
‘Vlak achter die heuvel,’ antwoordden de schaapjes, ‘nog even geduld.’
Ze kwamen aan het eind van de woestijn en reden om de heuvel, aan de voet waarvan een winkel stond. Het was een fraaie banketbakkerij, helemaal van glas, en hij flonkerde van een zilverig licht. Leopardi ging de etalage bekijken, aarzelend wat hij zou kiezen. Vooraan lagen de taarten, in alle kleuren en maten: groene pistachetaarten, felrode frambozentaarten, gele citroentaarten, roze aardbeientaarten; verder had je marsepein, in grappige of smakelijke vormen: een appel en een sinaasappel, een kers - of in de vorm van dieren. En ten slotte kwamen de sabayons, romig en dik, met een amandel bovenop. Leopardi riep de banketbakker en kocht drie dingen: een aardbeientaartje, iets van mar-