uren volhouden. Zijn langste gevecht was op een zondag en duurde van het vallen van de schemering tot het bijna pikdonker was. Het gevecht vond plaats in East Mainstreet, Columbus, met een groot, snauwerig beest van onbestemd ras, eigendom van een forsgebouwde man met een donkere huidskleur. Toen Rex eindelijk het oor in zijn speciale houdgreep had, ging het kortaffe snauwen over in een lang en schril piepen. Angstaanjagend om te horen en vreselijk om te zien. De zwarte man pakte de honden onverhoeds bij hun kladden, zwaaide ze in het rond en liet ze, als de hamer bij het hamerwerpen, los. Maar Rex bleef vasthouden, zelfs toen ze meters verder met een enorme smak waren neergekomen.
De twee honden vochten zich uiteindelijk naar het midden van de trambaan en het duurde niet lang of er bleven trams stilstaan vanwege het gevecht. Een wagenbestuurder probeerde met een wisselstaaf de kaken van Rex open te wrikken, iemand stak een vuur aan en maakte van een stok een toorts die hij tegen de staart van Rex hield, maar hij merkte het niet eens. Tenslotte bemoeiden alle bewoners en winkeliers van de buurt zich ermee, de een riep dit, de volgende kwam met een andere suggestie. De vechtlust van Rex werd, als hij de strijd eenmaal was aangegaan, bijna sereen van karakter. Hij straalde iets aardigs uit tijdens gevechten, niet iets gemeens, zijn ogen hield hij dicht en het leek alsof hij sliep, afgezien dan van het strijdgedruis. De plaatselijke brandweer werd er tenslotte bijgehaald - zou niet weten waarom niemand eerder op het idee kwam. Er werd vijf of zes stuks materieel aangevoerd, gevolgd door een commandowagen. Er werd een slang aangesloten en een krachtige waterstraal op de honden gericht. Rex bleef nog een paar tellen vasthouden terwijl hij door de stortvloed als een blok hout bij een dijkdoorbraak heen en weer werd gesmeten. Hij was bijna een kilometer verwijderd van de plek waar het gevecht begon toen hij eindelijk losliet.
Het verhaal van dit Homerische gevecht ging de hele stad door en in onze familie vonden sommigen het voorval een smet op ons blazoen. Ze bleven er bij ons op aandringen Rex weg te doen, maar we waren erg gelukkig met hem en werkelijk niemand kon ons dwingen hem op te geven. We zouden nog eerder samen met hem uit de stad zijn vertrokken, op wat voor manier ook. Het zou misschien anders zijn geweest als hij ooit zelf een gevecht was begonnen of expres uit was op narigheid. Maar hij had een zachtaardig karakter. Hij heeft in de tien woelige jaren van zijn leven nooit iemand gebeten, noch tegen iemand