| |
| |
| |
Lolly
Alexander Koeprien (Vertaling Monse Weijers)
In memoriam Enrico Advena, jockey
‘Zeg, mister Charley,’ zo wendde ik me eens tot een oude kunstrijder met wie we iedere avond aan dezelfde tafel bier dronken, ‘u heeft me al veel interessante anekdotes uit uw circusleven verteld. Weet u wat ik opmerkelijk vind in uw verhalen? Dat het lot er geen enkele rol in speelt. Hoe vaak heeft uw leven niet aan een zijden draadje gehangen, maar als men u vraagt waardoor u gered bent, antwoordt u altijd ofwel: ik bleef toevallig met mijn been in een lus hangen, ofwel: ik viel op een stapel tapijten, ofwel: het op hol geslagen paard bleef staan, geschrokken door een plotseling geopende paraplu... Maar is er werkelijk in uw enorme voorraad herinneringen niet een geval te vinden, waarin het lot zelf of, zo u wilt, de voorzienigheid.. een rol gespeeld heeft in een mensenleven? (Ik heb het vooral over het leven van een circusartiest) Heeft u nooit gehoord van een voorval of zelf iets meegemaakt, waarbij een ondoorgrondelijke kracht u dwong om aan haar bestaan te geloven, hetzij via geheimzinnige vervlechting van een hele keten van gebeurtenissen, hetzij via een vaag voorgevoel, hetzij via een profetische droom? Of, ten slotte, via een raadselachtige zielsverwantschap? Begrijpt u me, mister Charley?’
Mister Charley was de oudste stalmeester van het circus dat onze stad aandeed. Hij werkte als repetitor van jonge artiesten, leerde kinderen ‘het werk’ en hielp de directeur bij de dressuur van paarden. Af en toe, als ze niets hadden om het programma af te ronden, stuurden ze hem voor het laatste nummer de piste in om te kunstrijden, en het eindigde er altijd mee dat de dik geworden arme oude man in zijn roze tricot, met geverfde snor en pathetische baarresten op zijn hoofd, geonduleerd en uitgekamd tot een rechte rij, zijn sprong verzuimde aan te passen aan het ritme van het paard, waardoor hij ruggelings op het zand van de piste viel en een meedogenloos geschater van de engelenbak uitlokte. Evengoed was er twintig jaar geleden (de oude man had alle persreacties bewaard) in heel Europa geen jockey te vinden die zich qua onverschrokkenheid, gratie en inventiviteit kon meten met mister Charley. Zijn nummers gelden tot op heden als een proeve van
| |
| |
acrobatische perfectie voor de beste kunstrijders van Europa. Dat was in het verre, roemrijke verleden en mister Charley sprak graag over die tijd als we winteravonden met hem doorbrachten in de kroeg tegenover het circus, bier drinkend en rokend: ik sigaretten en hij Oostenrijkse sigaren - lange, zwarte en ongemeen stinkende.
‘Ik begrijp u erg goed,’ antwoordde mister Charley op mijn vraag, ‘alleen.. ziet u... het is moeilijk uit te leggen. Wij circusartiesten geloven niet erg in het noodlot. Wij moeten immers iedere avond zo feilloos kunnen rekenen op onze eigen zenuwen, onze eigen handigheid, onze eigen kracht dat je onwillekeurig alleen in je zelf gelooft en alleen op jezelf vertrouwt. Daarom komen er bij ons waarschijnlijk niet het soort incidenten voor die u interesseren... Overigens... herinner ik me een gebeurtenis... Alleen speelde hierin niet alleen het lot maar ook een gedresseerde olifant, Lolly genaamd, een belangrijke rol... Wat was dat een prachtig dier!... Als u wilt, vertel ik u alles in de goede volgorde.’
Ik gaf uiting aan mijn totale bereidheid om te luisteren en liet twee pullen bier brengen.
‘Het gebeurde in 1861,’ begon mister Charley in de karakteristieke gebroken taal van een internationaal kunstrijder en uitvoerder van sal-to-mortales, ‘toen ik in dat jaar samen met het circus van de ooit beroemde Paoli langs de Hongaarse steden trok, die overigens meer leken op lintdorpen van tientallen wersten lang. We hadden een gevarieerde, maar uitstekend geselecteerde groep: allemaal artiesten van het hoogste kaliber... echte kunstenaars... Het publiek ontving ons gastvrij en de voorstellingen waren altijd uitverkocht.
In Erlau voegde zich een bijzondere raadselachtige heer met vijf gedresseerde olifanten bij ons. Op de affiches werd hij Enrico genoemd, maar die naam was duidelijk verzonnen. Zijn werkelijke naam en herkomst kende niemand. Te oordelen naar zijn uiterlijk stroomde er een behoorlijke dosis negroïde of Arabisch bloed door zijn aderen. Het was een erg lange, buitengewoon sterke man, zwijgzaam en altijd somber, hard tegen mensen en dieren, die onder geen enkele omstandigheid zijn stugge manier van doen en zijn zelfverzekerdheid verloor... Zijn donkere, mooie gezicht met de grote onbeweeglijke zwarte ogen was boosaardig en autoritair. Ik had altijd het gevoel dat er iets verschrikkelijks schuilging in de ziel van die man, iets wat hij niemand vertelde - misschien een bloedige misdaad. Hij achtte niemand in onze groep
| |
| |
de eer van zijn conversatie waardig. Overigens meed iedereen instinctief het contact met hem. Zelfs zijn slimme olifanten haatten hem kennelijk met al de kracht waarmee deze grootmoedige, geduldige, maar ook haatdragende dieren kunnen haten. Enrico ging zo grof en brutaal met ze om dat wij er soms niet zeker van waren of hij levend uit de piste zou komen: hij sloeg ze genadeloos op hun kop en slurf voor zelfs de geringste vergissing. Het was een vreemd gezicht: de angst van deze reuzen voor de pygmee die hen pijnigde...
Maar de baas van het circus had veel waardering voor Enrico omdat zijn olifanten steeds een massa kijkers trokken. Vooral een pantomimenummer onder de titel ‘De parel van Indië’ viel bijzonder in de smaak bij het publiek. Ik kan me de precieze inhoud niet herinneren, maar het kwam erop neer dat de zoon van een aanzienlijke radja verliefd was op een gevangen prinses van een vreemde stam, die ter dood was veroordeeld. Het laatste tafereel van de pantomime beeldde een stadsplein vol mensen uit. Krijgers brengen de Indische met geboeide handen naar het plein en in hun voetspoor treed Enrico op in de rol van beul, samen met de grootste van zijn olifanten - Lolly... Men legt de Indische op de grond; de olifant brengt op bevel van de beul zijn angstaanjagende poot boven de boezem van het meisje om haar te verpletteren... Maar de op de gevangene verliefde zoon van de radja verschijnt onverwachts op het toneel en maakt een eind aan de terechtstelling. Natuurlijk treedt nu het corps de ballet op, en bij een dans en algehele vrolijkheid vindt de verloving plaats van de prins en prinses. De Indische werd in deze pantomime altijd gespeeld door mademoiselle Lorencita - de ster van onze troep. Oude artiesten gedenken haar nu nog met diepe eerbied. Het was een geniale rijdster en een vrouw van een ongelofelijke schoonheid; als Poolse Russin van moederskant en Italiaanse van vaderskant verenigde ze alle charmes van beide naties in zich. Haar onverschrokkenheid kende geen grenzen en ze hechtte niet meer waarde aan het leven dan aan de dag van gisteren. Als ze op haar enorme, ravenzwarte hengst - een doldriest dier, dat niemand wilde kennen behalve zijn bazin - in een krankzinnige rengalop de piste binnenstormde werd het publiek stil van angst en verrukking. Ze durfde alle stunts te doen en de geringste misstap wakkerde haar moed extra aan, alsof het haar dronken maakte. Tegenwoordig kunnen vrouwelijke artiesten niet eens vallen. Ze vallen bij een slecht
uitgevoerde balletpas tegenwoordig zonder mankeren met hun hoofd op de balus- | |
| |
trade. Nee... momenteel heb je helemaal geen behoorlijke kunstrijdsters meer.
Maar waarom was zij beter? Ik zal u een anekdote vertellen over Lorencita. Toen ze in het circus van Boedapest werkte ontsnapte in het laatste nummer een gedresseerde tijger uit zijn kooi door onachtzaamheid van de dompteur. Het publiek raakte in paniek. Geschreeuw, geduw, kreten van de vrouwen... Zelfs veel artiesten werden gek van angst en renden naar de uitgang. Snel sprong op dat moment Lorencita, die allang klaar was met haar nummer en vanuit de parterre keek naar het eind van de voorstelling, naar beneden en overdonderde het dier met slagen van haar zweep, kort na elkaar en hevig als de bliksem. Het dier verstijfde van pijn en verbazing. Tegelijkertijd gooide de dompteur, die weer tot zichzelf was gekomen, een lus om de nek van het dier en trok hem met behulp van de toegesnelde artiesten terug in zijn kooi. En dat alles werd zo bliksemsnel en zo vakkundig gedaan dat de ooggetuige die me over dit incident vertelde, een voortreffelijk en bijzonder moedig artiest, nog niet bekomen was van de schrik toen de tijger al weer in zijn kooi zat en probeerde de tralies kapot te knagen met zijn tanden.
Zo'n soort vrouw was die Lorencita! Overigens hebt u waarschijnlijk wel eens iets over haar gehoord. Haar leven was zo rijk aan allerlei avonturen dat het de stof vormde voor allerlei verhalen die een beeld gaven van ons leven, zij het een heel onbetrouwbaar beeld. De meest opzienbarende periode in haar leven was haar huwelijk met een Oostenrijkse bankier, graaf Z., toen ze er per jaar zo'n twee miljoen doorheen joeg. Maar ondanks deze fabelachtige rijkdom liet ze haar man in de steek toen ze verliefd was geworden op een rondtrekkende hansworst, de eigenaar van een hondentheater - een dronkelap en een wrede kerel die haar, naar men zegt, constant bedroog en haar zelfs met een riem sloeg als hij dronken thuiskwam.. Ze stierf op haar achtentwintigste aan de vliegende tering in een van de Petersburgse ziekenhuizen.
Het spreekt vanzelf dat Lorencita voortdurend omringd werd door een menigte aanbidders. Toch schonk ze haar eerste liefde niet aan een rijke oude man of een gelauwerde militaire beau, maar aan een collegaartiest.
U gelooft misschien niet dat ik ooit een absolute topper was in mijn vak, maar dat was wel zo. Ik stond op eenzame hoogte, zowel aan
| |
| |
de rekstok, als in de acrobatiek en de salto-mortales. Maar mijn beste nummers waren toch wel de sprongen vanuit de piste op het paard, die zijn me nog steeds niet nagedaan. Misschien de oude Koek... maar ook die... Kan ik u overigens, in plaats van op te scheppen, niet liever laten zien wat de kranten over mij zeiden? De oude man tastte in zijn zijzak naar zijn met krantenknipsels gevulde portefeuille, die ik al minstens vijftig keer had gelezen. Maar ik haastte me hem gerust te stellen met de verzekering dat zijn roem zijn artistieke carrière ruimschoots had overleefd.
‘Bovendien,’ vervolgde mister Charley, gevleid door mijn compliment, ‘was ik in die tijd niet onknap, goed gebouwd, moedig en sterk. Ik bewaar nu nog steeds een behoorlijk dik pak met allerlei briefjes van bewonderaarsters van de circuskunst, die... ik kreeg... ook, hm.. ringen en penningen bij benefietvoorstellingen, maar... laten we dat erbuiten laten... Kortom er school niets verwonderlijks in dat Lorencita haar aandacht op mij richtte. Het begon er natuurlijk mee dat ik haar voetje ondersteunde terwijl zij in het zadel ging zitten, of ballonnen en linten voor haar vasthield. Of boeketten en kadootjes doorgaf. Daarna verklaarden we elkaar vlak voor ze op moest komen, gehuld in een lange witte boernoes, terwijl ze vanuit de portière naar de piste keek, onze liefde... Ze bleek al heel lang van me te houden.
Het was de mooiste tijd van mijn leven. Ze was voor mij de tederste en meest attente vrouw, de trouwste vriendin die je je maar kunt voorstellen. Er leek geen einde te komen aan mijn geluk.
Alles lachte ons toe in die tijd. Het publiek hield van ons, de directeur waardeerde ons en betaalde ons een hoge gage... Lorencita en ik besloten zo zuinig mogelijk te leven, om geld te sparen en een eigen circus te huren. In het begin natuurlijk een erg klein, mobiel circus, onder een linnen dak, een chapiteau, zoals dat bij ons heet.
Toen we een keer na een avondvoorstelling naar huis liepen, had ik de indruk dat ze van streek was, zich ergens over opwond, of kwaad was. Ik vroeg haar wat er aan de hand was en ze vertelde me met de haar eigen felheid dat die vervloekte Enrico tijdens mijn nummer, terwijl zij vanuit de zijloge naar me keek, op haar was toegeslopen en haar had omhelsd.
‘Ik had zijn strakke blikken al eerder opgemerkt,’ voegde Lorencita er aan toe, ‘maar had er geen betekenis aan gehecht. Dat beest blijkt tedere gevoelens voor mij te koesteren.’
| |
| |
Ik ontstak in woede door dit verhaal en wilde meteen naar Enrico's huis gaan en mijn stok op zijn hoofd aan stukken slaan, maar Lorencita hing om mijn nek en smeekte me geen schandaal te trappen, dat zou alleen maar aanleiding geven tot allerlei weinig verkwikkelijke geruchten. Ik was gedwongen haar gelijk te geven, maar besloot Enrico vanaf dat moment scherp in de gaten te houden. Toch gingen er twee weken voorbij zonder dat ik iets bijzonders opmerkte. Lorencita en ik waren de brutaliteit van Enrico al weer bijna vergeten toen er plotseling een schandalige en verschrikkelijke gebeurtenis plaatsvond.
Lorencita, dat moet ik erbij vertellen, had zich sterk gehecht aan een van de olifanten van die schurk. Iedere ochtend tijdens de repetitie, als Enrico nog niet in het circus was gearriveerd, ging ze naar haar lieveling toe (hij was apart van de overige olifanten ondergebracht) met een hele voorraad broodjes, jam en suiker. Ze leegde voor hem bijna het hele buffet. Het snoep waarop ze werd vergast door haar talloze aanbidders - terwijl ze helemaal niets zoets lustte - werd allemaal gebruikt om Lolly te trakteren. Soms bracht ze wel een heel uur bij haar lieveling door, hem strelend en honderden tedere namen toefluisterend: ‘Lolly, mijn hummeltje, mijn poesje, mijn vogeltje...’ U had eens moeten zien hoe dit ‘hummeltje’, dat vier meter hoog was en 5000 kilo woog, mijn Lorencita aanbad. Zodra hij haar lichte stap in de verte hoorde, stootte de olifant vreugdekreten uit die leken op klaroenstoten. Hij wreef met zijn slurf zachtjes over de armen van Lorencita en blies haar voorzichtig in het gezicht. Daarmee uitte hij zijn allertederste liefde voor mijn vrouw.
Toen ze een keer bij de olifant kwam, zoals ze dat gewoon was, trof Lorencita tot haar verbazing Enrico aan die bezig was Lolly op een merkwaardige manier te dresseren. Als zijn baas floot ging de olifant op stuntelige wijze op zijn achterpoten staan en bleef zo staan tot Enrico hem met de zweep lichtjes op zijn buik sloeg. Dan viel de gigant snel, met het hele gewicht van zijn massieve lichaam op zijn voorpoten. Dat kunstje werd nog twee of drie keer herhaald. Lorencita wilde de omheinde plek al onopgemerkt verlaten toen Enrico plotseling haar kant op keek en nadat hij haar had opgemerkt, snel op haar toeliep.
‘Ah, eindelijk ben je gekomen!’ riep hij uit, terwijl hij zijn hand naar haar uitstak.
En toen hij zag dat ze voor hem wilde vluchten, greep hij haar stevig vast en kuste haar.
| |
| |
Lorencita rukte zich met moeite van hem los, pakte hem de zweep af, sloeg hem een paar keer met verschrikkelijke kracht op zijn gezicht en stormde de deur uit, de gang op. De woedende Enrico rende achter haar aan en nadat hij haar bij de ingang van de piste had ingehaald, pakte hij haar opnieuw vast. Lorencita schreeuwde het uit van pijn en verontwaardiging.
Zodra ik Lorencita's kreten hoorde (ik was op dat moment bezig met mijn salto mortale in het zadel), sprong ik ogenblikkelijk op de grond en was in een oogwenk achter de coulissen. Toen ik mijn vrouw omarmd zag door Enrico stortte ik me op hem en greep hem bij zijn nek; we vielen allebei en rolden over de vloer. Hij was wel vier keer zo sterk als ik, maar mijn razernij gaf me verschrikkelijke kracht. Ik weet niet wat ik met hem gedaan heb, maar toen men mij bijna bewusteloos van hem aftrok, zaten we allebei onder het bloed.
Overigens moesten we die avond alle drie nog meespelen in de voorstelling - na met cold cream en schmink de kneuzingen in ons gezicht weggewerkt te hebben. Zo was onze circusmoraal.
Aanvankelijk verliep alles zonder problemen. Ik kwam Enrico een paar keer tegen in de gangen en we passeerden elkaar zonder de ander aan te kijken, met krampachtig gebalde vuisten en op elkaar geklemde kaken. Maar het scheen me toe dat er een boosaardig glimlachje om zijn lippen speelde.
Tenslotte begon ‘De parel van Indië’. Ik speelde de rol van de radja, Lorencita die van de gevangen Indische. En Enrico, zoals gewoonlijk, die van de beul.
De laatste scène brak aan. Ik stond achter de toegangsportière en zag alles van dichtbij. De krijgers brachten Lorencita met geboeide handen binnen. Toen ze haar op het over de grond uitgespreide, rode tapijt legden, merkte ze mijn gezicht achter de portière op en lachte me toe.
Onder de klanken van een droevige mars betrad Enrico-de-beul de piste, met achter zich de kolossale, logge Lolly. De olifant bleef op een meter afstand van mijn vrouw staan, herkende haar onmiddellijk, stak zijn lange slurf naar haar uit en blies haar vriendelijk in het gezicht.
De muziek stopte, op een teken van de directeur. Op datzelfde moment floot Enrico, en verhief de olifant, na op zijn achterpoten te zijn gaan zitten, het voorste deel van zijn romp boven de liggende Lorencita. Enrico boog zich voorover naar Lorencita en vroeg haar kennelijk iets. Ze schudde ontkennend het hoofd,
| |
| |
Er trad een vreemde stilte in en in die stilte hoorde ik duidelijk de lichte tik van de zweep van Enrico op de buik van de olifant... De olifant beefde plotseling over zijn hele lichaam. Het leek of hij zo meteen voorover zou vallen, op het uitgestrekte lichaam van Lorencita... Enrico sloeg nog een keer, nu iets harder.
Ik doorzag onmiddellijk het verschrikkelijke plan van Enrico: hij wilde mijn vrouw laten verpletteren door de voorpoten van het kolossale dier. Maar voordat ik haar te hulp kon snellen gebeurde er iets ongelofelijks.
De olifant weigerde plotseling om zijn baas te gehoorzamen. Hij ging voorzichtig op alle vier zijn poten staan, zonder Lorencita te raken - terwijl zij rustig tussen zijn poten lag. De nijdige Enrico begon de olifant uit alle macht op zijn slurf te slaan en te fluiten, in een poging hem voor de tweede keer op zijn achterpoten te krijgen. De olifant gehoorzaamde niet. ‘Genoeg, Genoeg!’ riep het opgewonden publiek.
Toen nam Enrico een drastisch middel te baat: hij stak een lange naald in de slurf van Lolly... Maar op datzelfde moment slingerde de angstwekkende slurf zich om hem heen, werd hij omhoog getild en met kracht naar beneden geworpen, waar hij bewusteloos op het zand van de piste bleef liggen...
Overigens was hij de volgende dag weer zichzelf...
‘Goed, en hoe liep het af met Lorencita?’ vroeg ik mister Charley toen hij na zijn laatste woorden tot een grimmig zwijgen was vervallen.
Hij zweeg lang, begon toen een vrolijke mars te fluiten en antwoordde ten slotte op sombere toon: ‘Alle vrouwen zijn hetzelfde, sir, omdat ze allemaal ondoorgrondelijk zijn. Wat die van mij betreft... ze verliet me een maand later voor die schoft van een Enrico.’
|
|