Misschien was het een weesjongen, maar hoe dan ook was hij blij dat er zich iemand voor hem interesseerde. Hij week niet meer van de zijde van zijn meester en werd, omdat hij sterk, handig en intelligent was, de meest geliefde gezel die de meester ooit had gehad. Het was geweldig: ze bedelden, oefenden kungfu en yoga en sliepen 's nachts in hun twee kleine tenten.
Maar op een morgen, toen de gezel goed gehumeurd uit zijn tent krabbelde, zag hij zijn meester in lotushouding zitten achter een op het eerste gezicht doodnormale, felgroene tweeliterfles met een nauwe hals. Maar wat was dat?! In de fles zat een levende eend met vleugels, poten en snavel.
Wat voor soort, vroeg Heiner.
Ja, weet ik veel, zei ik, zo'n witte waarschijnlijk, die je overal ziet rondlopen.
Hm, zei Heiner. In Azië?
Doet er nu niet toe, zei ik, en vertelde verder.
De meester keek zijn gezel buitengewoon streng aan en vroeg: wat denk je, hoe is die eend in die fles gekomen? De gezel bekeek de fles aan alle kanten; de eend binnenin fladderde en snaterde. Meester, zei de gezel, ik kan er niets aan doen, ik was het niet, echt niet, ik heb er niets mee te maken, ik... De meester liet zijn gezel niet uitspreken, juist niet, hij deed iets wat hij nog nooit had gedaan, in ieder geval niet met deze jongen, zijn favoriete gezel. Hij trok hem op aan zijn hemd, stompte hem tegen zijn buik en sloeg hem keer op keer in zijn gezicht. Ten slotte liet hij hem als een zak vol natte, bedorven sojabonen in het stof neerploffen en liep weg. De gezel kroop in zijn tent, waar hij lang en bitter weende, van de pijn - maar ook van verdriet. Wat was er in zijn zachtmoedige meester gevaren? Hoe was hij aan die fles gekomen, en hoe die eend in die fles? De gezel probeerde de kwestie te begrijpen, maar viel al snel uitgeput in slaap.
In de grauwe ochtendschemering ontwaakte de gezel uit een boze droom, wreef zijn ogen uit en krabbelde naar buiten omdat hij moest wateren. Maar wie zat daar precies tussen de tent van de gezel en die van hemzelf, klaarwakker en kaarsrecht achter de fles met de zachtjes snaterende eend? De meester natuurlijk. Nou, weet je inmiddels hoe de eend in de fles is gekomen, riep de meester honend. Meester, stamelde de gezel, ik heb gedacht en gepeinsd, gepiekerd en gemediteerd. Misschien heeft een andere meester, die nog groter is dan u, of een