De hoge ruimte stonk naar oud frituurvet. De muren waren afgewerkt met houten planken. Tussen lange schroeven waren roestige gereedschappen geklemd: een spade, een halster van een paard. Stijf hingen ze naast elkaar, te hoog om ooit nog door iemand gebruikt te worden.
Er ging een deur open. ‘Hallo.’ Een meisje van een jaar of negen kwam binnen, hoge paardrijlaarzen aan staken van benen, en verdween direct weer door een deur aan de andere kant, die ze open liet staan, zodat hij zicht kreeg op een roestvrijstalen aanrecht en een grote friteuse. Een kop koffie moest daar toch wel ergens gezet kunnen worden. Zijn vriendin was door haar knieën gezakt en aaide een jong poesje. Het had snot bij zijn oogjes en vertoonde tekenen van ondervoeding. Toen ze het diertje optilde sloeg het wild om zich heen. ‘Au,’ riep ze en liet los. Het vluchtte tussen de tafelpoten.
Het meisje was terug, een opschrijfboekje in de hand.
‘Twee koffie, c'est tout,’ zei hij.
Opnieuw ging ze de keuken in en kwam meteen weer terug. ‘Buiten hebben we een nest jonge poesjes,’ zei ze. ‘Wilt u die zien?’
Zijn vriendin sprong op en volgde haar het erf op.
Een ander meisje, hij schatte haar achter in de twintig, kwam de keuken uit met een blad met twee kopjes koffie. Haar gezicht was bruin van de pancake en ze droeg een strak, laag uitgesneden T-shirt. Haar borsten waren vol, met een diepe gleuf ertussen. Ze zette het blaadje voor hem neer. Hij wilde haar op schoot trekken, haar zoete zweet ruiken. Ze draaide zich om. Dikke kont in strakke spijkerbroek. Hoe hij zijn onderlijf tegen haar aan zou duwen, hoe ze helemaal wild zou worden.
Hij scheurde een zakje open. In een straaltje gleed de melkpoeder in zijn koffie. Hij roerde, staarde naar de vetvlekken op het tafelblad.
Een stroom koude lucht kwam op hem af. In de deuropening stond zijn vriendin, haar ogen glansden. Ze klemde een poesje tegen haar jas. Zwart met een wit befje, dit maal.
‘Kijk nou, wat een snoetje,’ zei ze. Het dier piepte.
‘Ze kunnen allerlei ziektes hebben,’ zei hij. ‘Infecties, wormen.’
‘Wat weet jij daar nou van?’ Ze keek hem fel aan. Het stond haar goed, veel beter dan de blik die ze had als het haar niet meer kon schelen wat hij zei. Dat gebeurde de laatste tijd vaker, haar ogen werden mat en ze keek weg.
‘Als je dat beest in huis neemt, kom ik niet meer bij je slapen,’ zei hij.