[Nummer 4]
Voorwoord
Dit nummer bevat een rijke verscheidenheid aan dierenverhalen, maar het gaat om de werelden achter het dier: Bas Beerendonk beschrijft een geit die gered wordt van een pornoproducent, San Bos tekent een cafetaria met een verslindende hond, Hugo Brandt Corstius volgt een gier die mens wordt, Jan Donkers portretteert ganzen, ter omlijsting van een sensueel avontuur, Arnon Grunberg schetst een schoothond als medeminnaar, Sanneke van Hassel tekent een ezelboerderij als decor voor een falende relatie, Atte Jongstra presenteert een paard en een hond die kunnen rekenen, Mensje van Keulen rouwt om haar kat, Bart Plouvier vertelt over een wentelaar (meerval) in zijn mythische wereld van het Vlaamse Gistrode. A.L. Snijders getuigt van padden en vleermuizen. Een nieuwe auteur in ons blad is Tonko Ufkes, die het eendere einde beschrijft van een houtduif en zijn oude verzorger.
Daarnaast zijn er twaalf vertaalde verhalen uit zeven talen: Isaak Babel vertelt over een jonge duivenhouder in een grimmige wereld, Katja Lange-Müller over een eend in een fles, Koeprin over een bijna dodelijke circusolifant; Wayne McLennan en Maupassant schetsen een berenjacht en een eendenjacht die even ijzig zijn; bij Ortuño heerst een schildpaddenplaag, bij Paustovski figureert een aandoenlijke ruin, bij Riel een haast menselijk Groenlands varken, en verder zijn er bij Rhoïdis, Steinbeck, Sternheim en Thurber nog een haan en een hen, ratten, een ratelslang, een snoek en een bullterriër.
De afdeling Light Verse bevat bijdragen van vaste medewerkers Van den Born, Criens, Elfferich, Knepper, Nieuwint, Drs. P en Patty Scholten, onder meer over een slak, een schaap, een teek, een tureluur, een duizendpoot, padden en hazelwormen. We verwelkomen als nieuweling Peter Knipmeijer, die zijn licht laat schijnen over de zestienkleppengier en nog een legioen andere vogels.
Wij wensen de lezer veel leesplezier.
Redactie