KortVerhaal. Jaargang 32
(2011)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De–
Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Acht gedichtenGa naar voetnoot*
| |
[Cet homme sur l'autre quai est en bout de course]Cet homme sur l'autre quai est en bout de course;
Je ne suis plus tout à fait au début.
Pourquoi est-ce que je ressens de la pitié pour lui?
Pourquoi, exactement?
Sur le quai, près de moi, il y a des amoureux
Qui ne regardent pas l'homme
(Des pseudo-amoureux, car il est déjà chauve).
Cependant, ils s'embrassent;
Ils semblent croire à l'existence d'un monde entre eux,
D'un autre monde que celui de l'homme,
De l'homme en face
Qui se lève et rassemble ses sacs Prisunic,
Définitivement en bout de course;
Sait-il que Jésus-Christ est mort pour lui?
Il se lève, il rassemble ses sacs,
Il clopine jusqu'au bout du quai
Et là, profitant de l'angulation de l'escalier,
Il disparaît.
| |
[pagina 150]
| |
Gedicht voor Marie-PierreDuidelijkheid lijkt gevaarlijk
En vrouwen hebben het zelden nodig
Voldaan te zijn over hun geslachtsdeel,
Dat spreekt.
Het voordeel van geslachtsorganen die van binnen zitten,
Lees ik duidelijk in je blik
Die overigens haast onschuldig is.
Je wacht af of je daagt uit,
Maar in feite wacht je altijd
Op een soort hulde
Die je betoond of geweigerd kan worden.
En in laatste instantie is je enige kans af te wachten.
Daarvoor bewonder ik je enorm.
Tegelijkertijd ben je zo zwak en zo volgzaam,
Je weet dat overmatig veel zweet een rem is op de begeerte
Die ik alleen je kan geven.
Want een ander wil je niet,
En je hebt die begeerte nodig.
Ook daarvoor bewonder ik je enorm.
| |
Poème à Marie-PierreLa clarté paraît dangereuse
Et les femmes ont rarement besoin
D'être satisfaites de leur sexe,
Evidemment.
L'avantage d'avoir des organes sexuels internes,
Je le lis avec clarté dans ton regard
Au demeurant presque innocent.
Tu attends out tu provoques,
Mais au fond tu attends toujours
Une espèce d'hommage
Qui pourra t'être donné ou refusé.
Et ta seule possibilité en dernière analyse est d'attendre
Pour cela, je t'admire énormément.
En même temps tu es si faible et si soumise,
Tu sais qu'une quantité excessive de sueur diminuera le désir
Que je suis seul à pouvoir te donner
Car tu n'en veux pas d'autre,
Et tu as besoin de ce désir.
Pour cela, aussi, je t'admire énormément.
| |
[pagina 151]
| |
[Vervolg Nederlands]Tegelijk heb je de schrikbarende kracht
Van wie in staat is ja te zeggen of nee te zeggen,
Die kracht is je gegeven.
Velen kunnen je zoeken, enkelen kunnen je vinden,
Je blik is de sleutel tot diverse mogelijkheden van bestaan
en diverse structureringen van de wereld.
Je bent de sleutel die het leven biedt aan een onbepaald aantal
trouwens.
In contact met jou word ik geleidelijk beter
En eveneens bewonder ik je kracht.
Het is als ik bij je ben
Als doet zich een andere wereld voor,
Toch ga ik je diepte in,
Ik stop, als ik de seconden hoor.
En er breekt een andere wereld door.
| |
[Vervolg Frans]En même temps tu as cette force terrifiante
De ceux qui ont le pouvoir de dire oui ou de dire non
Cette force t'a été donnée
Beaucoup peuvent te chercher, certains peuvent te trouver
Ton regard est la clef de différentes possibilités d'existence
et de différentes structurations du monde
Tu es la clef offerte par la vie pour un certain nombre
d'ailleurs
À ton contact, je deviens progressivement meilleur
Et j'admire, également, ta force.
Je suis en présence de toi
Comme devant un autre monde
Pourtant, je vais au fond de toi
Je m'arrête, j'écoute les secondes
Et il y a un autre monde.
| |
[pagina 152]
| |
Watergeboorte van een mensEerst is er de daad die met recht vleselijk mag heten,
Bij gebrek aan een betere term
De daad waarvoor wij evengoed een groot deel van onze
geestelijke vermogens inzetten
En van onze overtuigingen
Want wij scheppen de voorwaarden, niet alleen voor een
wezen, maar ook voor de wereld, van een nieuwe geboorte,
We leggen het begin ervan vast en misschien het eind.
Vervolgens is er dat soort dierlijk wezen
Dat je moeilijk in verband kan brengen met de vrouw
Zoals wij die kennen
Ik bedoel, de vrouw van onze tijd,
Die de métro neemt
En die niet meer in staat is tot liefde.
| |
Naissance aquatique d'un hommeIl y a d'abord cet acte qu'il faut bien qualifier de charnel,
Faute d'un meilleur terme
Acte où nous engageons pourtant une bonne partie de nos
ressources spirituelles
Et de nos croyances
Car nous créons les conditions, non seulement pour un
être, mais aussi pour le monde, d'une nouvelle naissance,
Nous en fixons l'initiation et peut-être le terme.
Il y a ensuite cette espèce d'être animal
Qu'on a bien du mal à mettre en rapport avec la femme
Telle que nous la connaissons
Je veux dire, la femme de nos jours,
Celle qui prend le métro
Et qui n'est plus capable d'amour.
| |
[pagina 153]
| |
[Vervolg Nederlands]Er is de geste van de omhelzing die zo natuurlijk
opwelt naar de lippen en naar de handen
Bij het kreukelig object dat naar buiten komt Dat nog maar heel kort geleden beschermd was
Dat zojuist een brute val heeft gemaakt naar het menszijn
Op onherstelbare wijze
En wij, ook wij, bewenen die val.
Er is dat soort geloof in een wereld verlost van het kwaad
En van geschreeuw, en van verdriet
Een wereld waarin men de gruwel van de geboorte ziet
Als een vriendschapsdaad
Ik bedoel, een wereld waarin men zou kunnen leven
Vanaf het eerste moment
Tot aan het eind, tot het vanzelf overgaat;
Zo'n wereld is in geen geval in onze boeken beschreven.
Die, in aanleg, bestaat.
| |
[Vervolg Frans]Il y a ce geste de l'embrassement qui remonte si
naturellement vers les lèvres et vers les mains
Devant l'objet fripé qui sort
Qui était protégé il y a quelques instants encore
Qui vient brutalement de tomber en direction de l'humain
De manière irrémédiable
Et nous pleurons, nous aussi, cette chute.
Il y a cette espèce de croyance en un monde délivré du mal
Et des cris, et de la souffrance,
Un monde où envisager l'horreur de la naissance
Comme un acte amical
Je veux dire, un monde où l'on pourrait vivre
Depuis le premier instant
Et jusqu'a la fin, jusqu'au terme naturel;
Un tel monde n'est en aucun cas décrit dans nos livres.
Il existe, potentiel.
| |
[pagina 154]
| |
[Gezien vanuit een treincoupé, de landelijkheid.]Gezien vanuit een treincoupé, de landelijkheid.
Een groene brei. Een groene soep.
Met al die door en door nutteloze details (bomen, etc.)
die bovendrijven, precies als klonters in de soep.
Dat alles geeft lust om te braken.
Wat is ze ver weg, de blijde verwondering van de kindertijd!
de verwondering bij het ontdekken van het landschap dat aan het
raam voorbijvliegt...
Een koe die een andere bespringt... Die schepsels deinzen
werkelijk nergens voor terug!
Bespottelijkheid van de overbuurvrouw.
De lijn van haar wimpers is chinees schuin, en haar mond
heeft net zo'n lijn, neergetrokken, met iets vals.
Ik weet zeker dat ze me met plezier de ogen uit zou rukken.
Niet meer naar haar kijken. Misschien is ze gevaarlijk?...
| |
[Vu d'un compartiment de train, la campagne.]Vu d'un compartiment de train, la campagne.
Une purée de vert. Une soupe de vert.
Avec tous ces détails si foncièrement inutiles (arbres, etc.)
qui surnagent, justement comme des grumeaux dans la soupe.
Tout cela donne envie de vomir.
Qu'il est loin, l'émerveillement des années d'enfance!
l'émerveillement de découvrir le paysage filant par la fenêtre...
Une vache qui en saute une autre... Décidément, ces
créatures ne doutent de rien!
Ridicule de la voisine d'en face.
La ligne de ses cils forme un oblique chinois, et sa bouche
une ligne semblable, rétractée vers le bas, méchamment.
Je suis sûr qu'elle m'arracherait les yeux avec plaisir.
Cesser de la regarder. Peut-être est-elle dangereuses?...
| |
[pagina 155]
| |
[Ik was met mijn zoon op vakantie gegaan]Ik was met mijn zoon op vakantie gegaan
Naar een jeugdherberg van mateloze triestheid
Het was ergens in de Alpen,
Mijn zoon was tien jaar oud.
En de regen droop zacht langs de muren;
Beneden probeerde de jeugd liefdesbanden aan te knopen.
En ik wilde niet meer in leven blijven,
Maar aan de kant gaan staan
Zelfs geen boeken meer schrijven
Gewoon, niet verder gaan.
De regen valt steeds harder, als een lang gordijn,
Dit land is vochtig en somber;
De strijd verflauwt er, je lijkt al in het graf te zijn;
Dit land is luguber, en zijn schoonheid is schijn.
Met mijn gebit gaat het ook hard bergaf,
En wat nog komt is het ergst;
'k Loop naar de spiegel, droog mij langzaam af;
'k Zie hoe de avond valt en hoe de wereld sterft.
| |
[J'étais parti en vacances avec mon fils]J'étais parti en vacances avec mon fils
Dans une auberge de jeunesse extrêmement triste
C'était quelque part dans les Alpes,
Mon fils avait dix ans
Et la pluie gouttait doucement le long des murs;
En bas, les jeunes essayaient de nouer des relations amoureuses
Et j'avais envie de cesser de vivre,
De m'arrêter sur le bord du chemin
De ne même plus écrire de livres
De m'arrêter, enfin.
La pluie tombe de plus en plus, en longs rideaux,
Ce pays est humide et sombre;
La lutte s'y apaise, on a l'impression d'entrer au tombeau;
Ce pays est funèbre, il n'est même pas beau.
Bientôt mes dents vont tomber aussi,
Le pire est encore à venir;
Je marche vers la glace, lentement je m'essuie;
Je vois le soir tomber et le monde mourir.
| |
[pagina 156]
| |
[De nacht verplet mij of een wals mij overrijd]De nacht verplet mij of een wals mij overrijd,
Ik weet hoe mij de ochtend zonder hoop verslijt,
Het lichaam dat zich afmat, vrienden die vervreemden,
't Leven zal een voor een zijn kaarten weer hernemen.
De dag komt dat ik val, en wel door eigen hand:
Hij was moe van de strijd, heet dat in artsenland.
| |
[Les nuits passent sur moi comme un grand laminoir]Les nuits passent sur moi comme un grand laminoir
Et je connais l'usure des matins sans espoir
Le corps qui se fatigue, les amis qui s'écartent,
Et la vie qui reprend une à une ses cartes.
Je tomberai un jour, et de ma propre main:
Lassitude au combat, diront les médecins.
| |
[Als je de aard van 't leven kent en de portee]Als je de aard van 't leven kent en de portee
Hebt onderzocht, gewikt en op de hand gewogen,
Maakte je graag kapot wat er kapot zou mogen,
Maar alles lijkt solide en 't vormeloze vee
Der mensheid zet de procreatiedaad
Graag voort, helaas, zo goed en kwaad als 't gaat.
't Beeld van mijn levensochtend komt nu vaag op gang
Terwijl ik kromgetrokken voor mijn tafel hang,
Maar alles lijkt verdoezeld en bedekt met zand,
't Beeld van mijn levensochtend dooft langzamerhand.
| |
[Après avoir connu la nature de la vie]Après avoir connu la nature de la vie
L'avoir examinée, soupesée en detail.
On aimerait détruire ce qui peut être détruit
Mais tout semble solide, et l'informe bétail
Des êtres humains poursuit
Son réengendrement, tant pis, vaille que vaille.
Le matin de mes jours m'apparaît vaguement
Lorsque je suis assis, tordu devant ma table,
Tout semble s'effacer et se couvrir de sable,
Le matin de mes jours disparaît lentement.
| |
[pagina 157]
| |
[Ik heb altijd de indruk gehad dat wij elkaar zo na waren als twee]Ik heb altijd de indruk gehad dat wij elkaar zo na waren als twee
vruchten aan dezelfde tak. De dag verrijst op het moment dat ik je
schrijf, de donder rommelt zacht; het wordt een dag vol regen. Ik zie
voor me hoe je overeind komt in je bed. Die angsten die jij hebt, die
heb ik ook.
De nacht laat ons alleen,
Het licht zal de mensen
Nu weer omgrenzen,
De mensen heel klein.
Liggend op het tapijt kijk ik berustend maar het rijzend licht. Ik zie
haren op het tapijt; die haren zijn niet van jou. Een solitair insect be
klimt de stelen van wol. Mijn hoofd zinkt neer, richt zich op; ik heb
zin mijn ogen echt te sluiten. Ik heb sinds drie dagen niet geslapen; ik
heb sinds drie maanden niet gewerkt. Ik denk aan je.
| |
[J'ai toujours eu l'impression que nous étions proches, comme deux fruits issus de la]J'ai toujours eu l'impression que nous étions proches, comme deux fruits issus de la
même branche. Le jour se lève au moment que je t'écris, le tonnerre gronde douce
ment; la journée sera pluvieuse. Je t'imagine te redressant dans ton lit. Cette angoisse
que tu ressens, je la ressens également.
La nuit nous abandonne,
La lumière délimite
À nouveau les personnes,
Les personnes toutes petites.
Couché sur la moquette, j'observe avec resignation la montée de la lumière. Je vois
des cheveux sur la moquette; ces cheveux ne sont pas les tiens. Un insecte solitaire
escalade les tiges de laine. Ma tête s'abat, se relève; j'ai envie de fermer vraiment les
yeux. Je n'ai pas dormi depuis trois jours; je n'ai pas travaillé depuis trois mois. Je
pense à toi.
|
|