Zelfs de geruststellende knipoog die Nicolas hem toewierp hielp niet.
‘Kom binnen Paul,’ zei tante tamelijk streng. Je ziet dat het tenslotte is uitgekomen, je had dit niet mogen doen...’
‘Vergeef me, tante,’ stamelde hij, om maar iets te zeggen.
‘Je vriend heeft me alles verteld... Ik maak je geen verwijten, al verdien je ze wel... Maar ja, je hebt een goed hart en je ...’ Ze schepte soep op zijn bord.
‘Eet.’
‘Hoe heeft u...’
‘Doet er niet toe... Laten we het daar niet over hebben... Ik zie maar één ding: je vriend zit in de problemen en we kunnen hem nog wel een paar dagen helpen... Op zolder ligt een oud veldbed, dat zetten we direct op in jouw kamer...’
Nicolas at zoals Paul nog nooit iemand had zien eten, hij werd zo volledig door dit karwei in beslag genomen dat hij niets hoorde, niets zag en het gesprek geheel aan zich voorbij liet gaan.
‘Voortaan neem je mij eerst in vertrouwen en als er zich weer eens iets dergelijks voordoet... Drink een beetje wijn, mijnheer Nicolas, dat zal u goed doen... Als ik bedenk...’
Het was maar een heel gewoon, gevoelig vrouwtje dat zich eerst afvroeg of ze wel genoeg dekens had, daarna waar ze de sleutel van de zolder had gelegd en toen...
‘Kom even mee naar boven om het veldbed te halen...’
‘We zijn zo terug, mijnheer Nicolas...’
Tante en neef wurmden zich bij het licht van een kaars door een onbeschrijflijke, met spinrag bedekte verzameling rommel.
‘Als ik eraan denk wat die arme jongen heeft doorgemaakt!... Maar het is toch onvoorstelbaar dat ik niets vermoedend vlakbij een man heb geleefd, dat ik soms onaangekleed door de gang liep, dat ik had kunnen worden... Je bent niet goed wijs, Paul... Enfin, nu...’ Ze gingen weer naar beneden en zagen tot hun verbazing... Paul riep:
‘Nicolas!... Nicolas!...’
Nicolas was zonder iets te zeggen weggegaan.
‘Wat bezielt hem?’
‘Ik weet het niet... Ik vraag me af... Weet u, hij is een beetje een wilde...’
‘Denk je dat hij uit verlegenheid...’