Er ontsnapte een zedig ‘Oh!’ aan mevrouw Leuillet, die haar gezicht verborg door zich nog vaster tegen de borst van haar man aan te drukken. Maar hij voelde dat ze lachte.
Hij drong aan: ‘Geef het nu maar toe. Hij had het perfecte hoofd voor een hoorndrager, die sul. Het zou zo grappig zijn, zo grappig! Die goeie ouwe Souris. Kom op, liefste, kom op! Je kunt het me rustig vertellen, zeker aan mij, zeker aan mij!’
Hij legde de nadruk op ‘aan mij’, in de mening dat zij het, als ze zin zou hebben gehad om Souris te bedriegen, met hem, Leuillet, zou hebben gedaan, en hij rilde van genot in afwachting van die bekentenis, ervan overtuigd dat hij haar zou hebben gekregen als ze niet de deugdzame vrouw zou zijn geweest die ze was.
Maar ze antwoordde niet en bleef lachen alsof ze moest denken aan iets buitengewoon komisch. Leuillet begon op zijn beurt te lachen bij de gedachte dat ze Souris horentjes zou hebben opgezet! Wat een kostelijke grap! Wat een klucht! Om niet te zeggen, de klucht van de eeuw!
Hij kon nog net uitbrengen, schuddend van het lachen: ‘Die arme Souris, die arme Souris, haha, ja, dat hoofd vroeg erom! Ja toch! Haha, ja! hahaha!’
Mevrouw Leuillet lag intussen te kronkelen onder de lakens, huilend van het lachen, nog net geen gilletjes slakend.
En Leuillet herhaalde: ‘Kom nu toch, geef het maar toe, geef het maar toe. Voor de dag ermee! Je weet best dat de waarheid me niet onwelgevallig kan zijn.’
En toen stamelde ze, stikkend van het lachen: ‘Ja, ja.’
Haar man bleef aandringen: ‘Wat ja, wat ja? Vooruit, zeg me nu alles.’
Ze lachte nu alleen nog een beetje na en mompelde, terwijl ze met haar mond reikte naar de oren van Leuillet, die een aangename confidentie verwachtte:
‘Ja, ik heb hem bedrogen.’
Hij voelde een ijskoude rilling over zijn rug gaan en stotterde onverstaanbaar, geheel buiten zichzelf: ‘Je... je... hebt hem... bedrogen... echt?’
Ze dacht nog steeds dat hij het allemaal buitengewoon grappig vond en antwoordde: ‘Ja... echt... echt.’
Hij moest rechtop gaan zitten van ontsteltenis, kreeg geen lucht meer, was even ontdaan als had hij zojuist vernomen dat hem zelf horentjes waren opgezet.