Sacher stapten over op de trein naar Parijs. Uitgeput van de nachten op de houten banken stapten ze tenslotte uit bij het Gare de l'Est, waar ze de logementen met koosjere keuken voor het uitzoeken hadden. Meneer Sacher, luidt het verhaal, had schoon genoeg van zijn reisgenoot, die aldoor zat te bidden. Na de eerste nacht had hij het al opgegeven met hem te converseren. Hij was een vrome Jood maar werelds en goed gekleed, met een belangstelling die de Talmoed te boven ging. Ook schaamde hij zich voor zijn gezelschap, in die sjofele zwarte kledij, met zijn grijswitte, ongekamde baard, vettige pijpenkrullen, keppeltje op zijn kale kop, met daarboven een vormeloze hoed.
De volgende dag namen ze de metro naar de rue de Rivoli. Sol Sacher heeft later nog om vergeving geschreven aan Eliëzers vrouw, die de brief zelf niet kon lezen maar er toch kennis van heeft genomen, schijnt het, voordat de Duitsers de hele familie uitroeiden. Sacher wees Eliëzer de weg naar de rue des Rosiers, in de Marais, eeuwenlang een joodse buurt, twee straten verder en dan rechtsaf. Derde huis rechts. Slagerij Sacher. Doodgemakkelijk. Als hij het niet kon vinden, kon hij overal met Jiddisch terecht, zei Sacher. Zelf ging hij een café binnen en bestelde opgelucht een liter wijn, want met Eliëzer had hij geen alcohol gedronken.
Oom Eliëzer liep door de drukke winkelstraat, met zijn koffertje, waarin zijn slijpsteen en gebedsriemen. Het sjechieta-mes had hij eruit gehaald, en ook uit het lemmet, opdat winkelier Sacher dadelijk zou zien waarvoor hij kwam. Glanzend en glinsterend hing het aan zijn zijde.
Twee koddebeiers kwamen hem tegemoet. Wat liep daar voor een eigenaardige figuur? Een ongeschoren oude vent in een zwarte versleten lange jas, met een mes van bijna een halve meter. Ongetwijfeld ontsnapt uit een of ander gesticht. Toen ze hem tegenhielden sprak hij een raar taaltje. Er was geen woord Frans bij. Ze wezen op het mes en keken hem vragend aan.
O, dat! Opgelucht en trots toonde Eliëzer het sjechieta-mes. Ze pakten hem beet. Een hunner draaide zijn arm op zijn rug, nam het mes voorzichtig bij het heft en stopte het in een tas. ‘Nein, nein,’ protesteerde de oude man. Om uit te leggen waarvoor het diende, streek hij met zijn wijsvinger langs zijn keel.
Dat was genoeg. De dienders namen hem in de houdgreep. Een kort verslag van het voorval stond in een Jiddische krant in Galicië, die zich baseerde op een politieberichtje in een Franse krant. Nadien is nooit meer iets van oom Eliëzer vernomen.