De ambtenaar wijst naar de enorme reservoirs die schitteren in de zon.
‘En wat wilt u daar doen achter die olietanks?’ vraagt de chauffeur die bang is dat hij met een gestoorde of een terrorist te maken heeft.
‘Helemaal niks. We gaan erheen, we stoppen even en dan gaan we weer terug.’
‘Dus u wil een toertje maken?’
‘Zo u wilt,’ verzucht de ambtenaar ten einde raad. ‘Kom, laten we gaan.’
‘Ja, maar dan raak ik mijn plaats in de rij kwijt.’
‘Nou en?’
‘Nou, u kan wel voor de lol een toertje willen maken, als tijdverdrijf, maar intussen raak ik mijn plaats kwijt en dan moet ik nog een uur wachten op een echte klant. Een klant die tweehonderd dirham betaalt om naar Casablanca te gaan, of misschien wel naar Rabat. Ik heb kinderen die moeten eten.’
‘Goed, ik betaal u de rit naar Casa, oké?’
De taxichauffeur ruikt zijn voordeel, een mafkees, een imbeciel.
‘Prima, maar u betaalt ook de terugweg.’
‘Wat?’ brengt de ambtenaar uit.
‘Nou, logisch toch, want ik zet u hier ook weer af.’
‘Loop naar de hel!’
De chauffeur begrijpt dat hij te ver is gegaan. Hij gaat dus akkoord met het voorstel van de mafkees om de prijs van de enkele reis naar Casablanca te betalen voor een ritje van nog niet een tiende van die afstand. Maar de mafkees voelt zich gegriefd en beent met grote stappen weg. Hij kan eigenlijk best lopen naar die tanks, die daar in de verte liggen te schitteren.
Hij is op weg. De reservoirs vormen zijn Graal, zijn horizon. Maar het is een luchtspiegeling die verder weg lijkt naarmate je dichterbij komt. Als hij een kilometer heeft afgelegd, constateert hij dat hij nog ver van zijn doel is. Maar het is nu te laat om terug te gaan. Er zit niets anders op dan rennen. Ondanks zijn hinderlijke pak en zijn te strakke das, zet de ambtenaar het op een drafje. Zijn schoenen beginnen het te begeven.
Als hij voor de enorme cilinders staat en net neer wil knielen, hoort hij achter zich het geluid van een auto die in volle vaart aan komt rijden. Hij draait zich om. Het is een kakikleurige Jeep. Een slecht voorteken.
De Jeep stopt ter hoogte van de ambtenaar. Twee onaangenaam ogende agenten met snorren springen naar buiten, trillend van opwinding.