| |
| |
| |
Ocean Queen
Arnout ter Haar
‘Wat een teringhitte. Ik had gehoopt dat het hier aan zee wat koeler zou zijn. Djaka, twee bier! Of wil jij wat anders?’
Inge haalde haar schouders op. Ze begreep niet waarom Johan zo negatief deed. De hele reis al. Het was hier toch heerlijk? Een comfortabel houten huis, omgeven door bloeiende struiken en palmbomen, pal aan het strand. Het uitzicht vanaf de veranda alleen al maakte deze reis de moeite waard: een leeg strand, de donkerblauwe oceaan, met links een hoge rots als een fort in zee, die de overgang naar de volgende baai markeerde. Op de rots zat een man met een Chinees hoofddeksel, in hurkzit te vissen. Verder was er niemand te zien. Als ze naar rechts keek, zag ze de veranda's van de andere huizen van The Ocean Queen, die onbewoond leken.
Djaka, de bediende die bij hun vakantiehuis hoorde, bracht het bier. Inge bedacht dat ze zich nog helemaal niet aan hem voorgesteld had. Ze stond op en gaf hem een hand. ‘Ik ben Inge,’ zei ze. Johan bleef zitten en schudde zijn hoofd.
Twee jaar geleden waren ze voor het laatst samen weg geweest, op huwelijksreis naar Ibiza. Omdat Johan voor zijn werk zo vaak op pad moest, had hij zijn vakantiedagen liever thuis doorgebracht. Maar nu zij voor haar werk naar Java kon, wilde hij wel mee. De hoofdredacteur had haar gevraagd een stuk te schrijven over de stille kracht: kijk eens of het nog leeft, het mystieke van ons Indië, goena goena, geloof en bijgeloof. Je weet wel, Couperus en zo. Inge had nooit iets van Couperus gelezen, maar dat weerhield haar niet om de opdracht aan te nemen. Johan was verbaasd, misschien wel een tikkeltje jaloers, dat zij in haar eentje op pad ging en plande in dezelfde periode een zakelijke trip naar China.
Mooi, dacht ze, dan kunnen we er net zo goed een vakantie aan vast knopen. Van een vriend die bij de ambassade werkte, kreeg ze het adres van The Ocean Queen bij Cisolok, een gehucht aan de zuidkust van Java. Tien dagen lekker niets doen, alvorens Johan naar Sjanghai zou reizen, en zij per trein het binnenland in zou trekken op zoek naar de stille kracht.
| |
| |
Na het diner op de veranda ging Johan naar bed, waar hij prompt in slaap viel. Inge had zich de eerste avond wat romantischer voorgesteld, maar ze was al blij dat hij zich na zijn eerste biertje had kunnen ontspannen en haar gecomplimenteerd had met het vinden van dit kleine paradijs. De romantiek zou hier vanzelf wel komen. En wie weet werd ze dan eindelijk zwanger.
Wat ze de rest van de avond in haar eentje moest doen, wist ze niet. Hoewel ze nog helemaal niet moe was, kleedde ze zich uit en ging met De stille kracht in bed liggen, naast Johan die met zijn rug naar haar toe lag. Na anderhalf hoofdstuk deed ze het licht uit en kroop tegen hem aan. Al gauw begon alles te plakken. Ze draaide zich om en sloeg het laken van zich af. Ogen dicht, ontspannen en dan lekker slapen. Maar ze was klaarwakker. Ergens buiten schreeuwde een wilde kat.
Toen ze 's ochtends wakker werd, was Johan weg. Op zijn kussen lag een roze orchidee en een klein briefje. ‘Heb al ontbeten, ga nu een wandeling maken. Tot straks, J’. Ze pakte de bloem op en rook er aan. Niets. Maar ze vond het lief dat hij speciaal voor haar deze bloem geplukt had. Voorzichtig legde ze hem op haar nachtkastje, op het boek van Couperus. Ze trok een wijde linnen broek aan en een mouwloos T-shirt, en liep naar de veranda. Blauwe lucht, fel zonlicht, en geen zuchtje wind. De warmte voelde heerlijk aan. Ze keek of ze Johan ergens zag, maar behalve de visser op de rots was er geen mens te bekennen.
‘Goedemorgen. Koffie of thee?’
Inge schrok van de stem zo vlak bij haar. ‘Goedemorgen Djaka. Thee graag. Of zal ik het zelf maken...?’
Ze ging aan de tafel op de veranda zitten en liet zich door Djaka bedienen. Djaka zette haar een bord voor. Op het bord lag een servet, gevouwen als een enveloppe, waarin half verstopt een roze orchidee zat. Na het ontbijt bleef ze op de veranda zitten tot ze Johan in zijn lichtblauwe zwembroek over het strand zag aankomen.
‘Er is hier helemaal niemand. Het strand is uitgestorven en de meeste huisjes van Ocean Queen staan leeg. Alleen bij het zwembad zag ik een Nederlands gezin met een au pair. Ik had verwacht dat hier wat meer leven zou zijn, mensen op het strand, een volleybalnet, tentjes waar je kunt eten, dat soort dingen.’
‘Maar we zitten hier toch heerlijk? Met Djaka en een leeg strand, de palmen en de tropenzon. Ik zal me hier niet zo gauw vervelen. Maar
| |
| |
als je iets wilt ondernemen, zou je eens bij de receptie kunnen vragen wat er in de buurt zoal te doen is.’
‘Hier is in ieder geval geen fuck te doen!’
Inge deed haar ogen dicht. Maar dat juist wel, dacht ze.
Het lukte Johan maar niet aan het lijzige ritme van de tropen te wennen. Hij wilde iets ondernemen, iets zien, iets meemaken. Inge wilde juist zo min mogelijk doen, uren kon ze kijken naar de visser op de rotsen, naar het groen van de rijstvelden achter het huis, of naar de ranke vissersbootjes op zee. Alleen 's avonds laat werd ze actief, wilde ze bij maanlicht vrijen op de veranda. Maar Johan had het dan te warm, of was uitgeteld van het bier dat hij in grote hoeveelheden dronk. Als Johan sliep, ging Inge op het trapje van de veranda zitten om naar de sterren te kijken. Hoe langer ze keek, hoe meer ze er zag. Hoe was het ook weer? Lichtjaren verwijderd en allang uitgedoofd? Keek ze eigenlijk naar een zwart gat?
Op de markt van Pelabuhanratu was ze Johan na vijf minuten al kwijt. Bij de eerste kraam kocht ze een doosje dat met houtsnijwerk versierd was en een bamboe dienblad. Vervolgens had ze bij mooie batikstoffen staan kijken, maar ze kon geen keuze maken. Het liefst had ze de hele kraam leeg gekocht. Toen ze Johans oordeel wilde vragen, bleek hij nergens te bekennen.
Ik kom hem zo wel weer tegen dacht ze, hij wacht vast ergens verderop. Maar ze zag hem nergens en de markt bleek veel groter dan ze had gedacht. Even voelde ze lichte paniek, maar ze stelde zichzelf gerust met de gedachte dat hij haar natuurlijk ook aan het zoeken was. Er waren nauwelijks buitenlanders hier, tussen al die elegante Javanen was ze een opvallende verschijning. Een bleke os tussen de kantjils.
Maar Johan vond ze er niet mee. Uiteindelijk besloot ze terug naar de auto te gaan. Onder een van de ruitenwissers was een dubbelgevouwen papier gestoken. ‘Waar was je nou? Heb het zoeken opgegeven, zit bij een koffiehuis voor de vishal. J.’
De vishal was makkelijk te vinden, maar op een of andere manier had ze opeens geen zin meer om er naar toe te gaan. Nu ze wist waar hij was, kon ze net zo goed in alle rust wat over de markt slenteren en mooie stoffen uitzoeken.
De ruzie die ze verwachtte bleef uit. Na de lunch waren ze naar het zwembad gegaan, omdat de zee te wild was om in te baden. Johan raak- | |
| |
te aan de praat met het Nederlandse echtpaar en voegde zich even later bij de au pair en de kinderen in het zwembad. Inge lag te lekker op haar ligstoel om ook in het water te gaan. Ze probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn om hier te wonen, te leven. Ze pakte haar boek in de hoop dat het Indië van Couperus haar ook iets over het Java van nu zou kunnen vertellen, maar ze werd opgeschrikt door gelach uit het zwembad. Ze keek op en zag hoe Johan uit het zwembad klom met een grote scheur in zijn zwembroek, waarachter een wit stuk bil zichtbaar werd. De kinderen proestten het uit, en ook de au pair keek hem lachend na. ‘Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’
‘Weet ik veel! We speelden tikkertje, ik bleef haken achter een ring van Anna.’
‘Anna?’
‘De au pair. Wat nu?’
‘Heb je nog een andere bij je?’
‘Alleen die groene Speedo.’
Inge keek naar de au pair, die precies zover in het zwembad was gaan staan dat haar borsten op het water leken te drijven. ‘Ik zou die groene dan maar gaan halen. Dit is geen gezicht.’
Toen ze die avond in bed lagen, nam Johan opeens het initiatief om te vrijen. Hij was voor zijn doen ongewoon fel. Inge liet het zich welgevallen, te vaak al had ze gewacht op meer passie van zijn kant. Maar helemaal begrijpen deed ze het niet en ze bleef na afloop met een vaag gevoel zitten dat het met haar in ieder geval niets te maken had. Johan verdween - zoals altijd na het vrijen - meteen onder de douche.
‘Voor ik het vergeet,’ zei Johan, terwijl hij schoongeboend weer in bed stapte, ‘we kunnen morgen mee met Peter en Julie, ze gaan met een gids een tocht maken naar een waterval in de bergen. Ik heb alvast toegezegd. Er moeten minimaal drie personen mee, anders vindt de gids het niet de moeite. Lijkt het jou wat?’
Inge wilde wel, maar kreeg die nacht last van diarree en nadat ze uren op de wc had doorgebracht, voelde ze zich te slap om een wandeltocht te gaan maken. Johan vond dat hij Peter en Julie niet kon teleurstellen, en dus wel mee moest gaan. ‘Jij redt je toch wel? Als je iets nodig hebt, kan je het aan Djaka vragen.’
Ze zwaaide hem uit en installeerde zich op de veranda met Couperus en een pot thee.
| |
| |
‘Kan ik iets voor je doen?’ Ik hoorde dat je ziek was, misschien heb je behoefte aan een praatje?’
Inge keek verbaasd naar Julie. ‘Zijn jullie alweer terug? Waar is Johan?’
‘Oh nee, ze zijn nog niet terug. Anna is in mijn plaats gegaan, ik ben niet zo'n avonturier. Ik verwacht ze eerlijk gezegd voorlopig nog niet terug. Voel je je al wat beter?’
Inge gaf Julie thee en liet haar kletsen over haar kinderen en over Java en god mag weten wat nog meer. Johan en Anna. Samen bij de waterval, Anna met haar stevige borsten onder een frisse straal met de geur van wilde limoenen. Dat Peter erbij was stelde haar allerminst gerust. Wist Johan gisteravond al dat Anna mee zou gaan?
Nadat Julie eindelijk uitgekletst was en weg ging, kwamen de tranen. Waarom ze nu huilen moest begreep ze eigenlijk niet zo goed, er was feitelijk niets aan de hand. Ze moest zich geen dingen in haar hoofd halen die er helemaal niet waren.
Johan kwam pas terug toen de duisternis viel. De waterval was veel verder weg dan hij begrepen had, eerst een uur rijden met de auto, toen een lange wandeling naar een klein dorpje, en van daar door een onherbergzaam gebied naar de waterval. Het was het wel waard geweest, ze hadden apen gezien en bijzondere planten en bloemen, en de waterval zelf was adembenemend mooi. ‘En hoe was jouw dag?’
‘Rustig,’ antwoordde Inge. Rustig en lang en eenzaam.
‘Ga je mee zwemmen?’
‘Nu niet. Mijn buik rommelt nog wat na, ga jij maar.’ Johan bleef lang weg. Vanaf de veranda kon ze hem niet meer zien. Ze liep naar het strand en zag pas na een tijdje dat hij een heel eind verder in de branding lag, bij het huis van Peter en Julie. Ze liep naar hem toe en gebaarde dat hij er uit moest komen.
‘Zag je die ene golf? Het scheelde niet veel of hij had mij te pakken, ik kon er nog net onderdoor duiken. De stroming is enorm sterk vandaag, moet je zien wat een eind ik opgeschoven ben.’
‘Ik zou maar oppassen als ik jou was,’ zei Inge.
Ze liepen samen terug over het strand naar hun eigen huis. Johan pakte zijn Heineken-handdoek en sloeg die om zijn schouders. Op de trap naar de veranda keken ze zwijgend naar de golven, die steeds woester en hoger werden.
Na een half uur ging Inge naar binnen om Djaka te vragen iets
| |
| |
voor de lunch klaar te maken. Djaka luisterde en knikte, maar maakte geen aanstalten om iets te gaan doen.
‘Djaka, is er iets?’
Djaka boog zijn hoofd en zweeg.
‘Djaka?’
‘Het is meneer. De kleur van zijn zwembroek en zijn handdoek. Het is niet goed. Het mag niet hier. Het is háár kleur.’
‘De groene zwembroek? Haar kleur? Wie bedoel je?’
‘Nyai Loro Kiduhl. The Ocean Queen, de godin van de zee. Groen is haar kleur. Niemand anders mag haar kleur dragen op het strand of in de zee. Anders wordt ze zo kwaad dat je je leven niet meer zeker bent. Veel mannen die toch groen droegen, verdwenen voor altijd. Ze neemt hen mee naar haar koninkrijk onder water.’ Inge keek hem onderzoekend aan, maar hij sloot zijn ogen. Hij leek het te menen. Wat een verhaal!
‘Alstublieft, geen groen meer op het strand. Nooit meer!’
‘Ik zal het hem zeggen. Maak je maar niet ongerust, als ik het vraag zal hij wel wat anders aantrekken.’
Johan had haar uitgelachen en weigerde voor zo'n stompzinnig bijgeloof zijn groene zwembroek uit te doen. ‘Je moet je niet zo door die lui laten inpakken, meisje. Als jij straks voor je werk hier alleen op pad moet, zul je jezelf ook moeten redden. Het is belangrijk dat je nooit overstag gaat, neem dat nou maar eens van mij aan. Ik heb veel ervaring in Aziatische landen.’
‘Maar hij was echt bang. Het is toch een kleine moeite voor jou om je aan te passen. Hij kwam mij waarschuwen dat jij gevaar liep en als dank lach jij hem uit.’
‘Gevaar! Ik zit hier toch nog? Die godin van de zee had mij allang kunnen pakken toen ik aan het zwemmen was. Wat een lariekoek! Geef mij die rijst eens aan.’
Een onverwachte windvlaag deed de groene handdoek die op de trapleuning van de veranda te drogen hing in de tuin belanden. Inge kreeg kippenvel.
‘Kijk!’ riep Djaka. ‘De lucht boven zee.’
Ze volgden Djaka's blik: vanaf de horizon boven zee kwamen pikzwarte wolken als een tsunami in de lucht in snel tempo dichterbij. De wind wakkerde aan, de palmbomen zwiepten vervaarlijk heen en weer en de zon verdween achter de donkere wolken.
| |
| |
‘Snel, naar binnen!’
Maar Inge bleef op de veranda staan, gebiologeerd door het noodweer dat recht op haar afkwam. Het lawaai van de wind door de bomen en de woeste golven werd nu versterkt door het geluid van een wolkbreuk, die binnen een paar seconden alles doorweekte. Hoewel het natuurgeweld haar beangstigde, voelde het ook bevrijdend.
Hoge golven spoelden over de rotsen waar de visser altijd zat. Ze zag hem iets hogerop staan, gebukt, net buiten het bereik van de golven. Het leek alsof hij probeerde iets te pakken wat lager op de rotsen lag, maar iedere keer moest hij wijken voor een nieuwe golf. Opeens keek hij in haar richting, stond op en hief zijn armen, reikend naar de hemel. Inge schrok van zijn gebaar, het zag er angstaanjagend uit. Vlucht, ga schuilen, alsjeblieft, dacht ze, en tot haar opluchting draaide hij zich om en maakte zich haastig uit de voeten, de handen nog steeds omhoog, zigzaggend over de natte rotsen tot ze hem niet meer kon zien. Ze haalde opgelucht adem, en werd toen ruw door Johan naar binnen getrokken.
‘Wat sta je daar nou nog, gek! Je bent doorweekt, ga wat anders aantrekken voor je weer ziek wordt.’
Na een uur was alles voorbij. De wolken waren landinwaarts geblazen, de regen was gestopt en de zon scheen alsof er niets gebeurd was. Grote plassen op de veranda en in de tuin, omgewaaide bomen, gevallen kokosnoten en overal afgewaaide bladeren waren de stille getuigen van het noodweer.
‘Fantastisch!’ zei Johan. ‘Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Ik loop even naar Peter en Julie om te kijken of zij het overleefd hebben. Hé Djaka, dat was zeker het werk van jouw onderwaterkoningin, ha ha.’
Inge besloot Djaka te helpen met het dweilen van de veranda. Toen ze langs hem liep, hoorde ze hem prevelen: Nyai Loro Kiduhl, Nyai Loro Kiduhl...
Omdat het de laatste avond van Peter en Julie was, werden ze uitgenodigd om met hen in het restaurant bij het zwembad te eten. Er werd veel gedronken en Johan - aangemoedigd door de schalkse blikken van Anna - vertelde over de groene zwembroek en het ridicule bijgeloof van Djaka, waar iedereen hartelijk om moest lachen. Inge had er genoeg van en ging met de smoes dat ze nog last had van haar maag naar huis.
| |
| |
‘Ik zie je straks wel,’ zei ze tegen Johan.
Twee uur later kwam hij dronken thuis. Eigenlijk had ze er al op gerekend. Het eerste half uur na haar vertrek was ze boos geweest, maar ze besloot er geen energie aan te besteden. In plaats daarvan schreef ze het verhaal van Djaka over de godin van de zee in haar notitieboekje, met een aantal vragen die ze hem morgen wilde stellen. De helft van haar artikel was zo misschien al geschreven.
Toen ze klaar was en vanuit de veranda naar de zee keek, zag ze allemaal lichtjes bij de rots waar de visser altijd zat. Het zag er feestelijk uit. Het liefste zou ze gaan kijken, maar ze wilde niet de opdringerige toerist uithangen. Ze zou morgen aan Djaka vragen wat de reden van het nachtelijk festijn was.
Johan kreeg de kans niet om zijn roes uit te slapen. Hij werd uit bed gebeld door zijn secretaresse, die hem meedeelde dat zijn aanwezigheid in Sjanghai zo snel mogelijk vereist was. Hij masseerde zijn slapen en probeerde zijn ogen open te houden. ‘Die verdomde Chinezen ook altijd. Dat hadden ze me gisteren toch ook wel kunnen laten weten? Dan had ik niet zoveel gezopen. Djaka moet een taxi naar Jakarta voor mij regelen. Waar is hij trouwens, als je hem nodig hebt, is hij er nooit. Jij kunt gewoon hier blijven, we hebben tot overmorgen betaald. Voor mij is de pret voorbij. Kan jij mijn tas inpakken, ik ga douchen. En een aspirine zou ook geen kwaad kunnen. Djaka!’
Inge pakte zijn reistas in. Ze wilde er nog een briefje instoppen zoals ze anders altijd deed, maar kon niet bedenken wat ze hem schrijven moest. Een kwartier later was de taxi er, en voor Inge het goed en wel besefte was Johan vertrokken. Ze liep naar de zee en ging tot haar knieën het water in. De tranen kwamen vanzelf.
Nadat ze uitgehuild was, liep ze langs de branding in de richting van de rots. Op de plek van de visser zat een groot aantal mensen bijeen. Waren zij de hele nacht doorgegaan met hun feest? Toen ze dichterbij gekomen was, zag ze dat iedereen zwijgend naar de zee tuurde. De visser zelf, met zijn karakteristieke Chinese hoed, zag ze niet. Vlak bij de zee lagen bloemen op de rots, er werd iets verbrand en er stonden schalen met voedsel. Opeens zag ze Djaka zitten. Hij zag haar nu ook. Ze wilde zwaaien, maar voelde dat het niet gepast was.
Na de lunch kreeg ze van Djaka te horen wat er aan de hand was. De visser, een neef van zijn vader, werd vermist. Voor het noodweer had hij
| |
| |
als altijd op de rots gezeten, daarna was hij verdwenen. Zijn lichaam was niet gevonden, en dat kon maar één ding betekenen: de getergde godin van de zee had hem meegetrokken naar haar koninkrijk diep onder de zeespiegel.
‘Wat afschuwelijk, Djaka! Maar ik heb hem gisteren nog gezien toen ik op de veranda stond, hij holde die kant op, naar de volgende baai. Kan hij niet gewoon weggelopen zijn? Of misschien is hij uitgegleden op de natte rotsen?’
Djaka schudde zijn hoofd en fluisterde: ‘Nyai Loro Kiduhl. Zij heeft hem meegenomen naar de peilloze diepte van de zee, dat is zeker. Alleen zijn hoed is gevonden. Hij zou nooit zonder zijn hoed weggaan. We houden een wake om haar weer gunstig te stemmen, we brengen offers en vragen of ze zijn lichaam wil teruggeven aan zijn vrouw en kinderen.’ Inge dacht aan de groene zwembroek en voelde de schaamte naar haar hals en wangen opstijgen.
‘Wat wordt er geofferd?’ vroeg ze zacht.
‘Sommigen geven haar bloemen, anderen geven haar rijst of vruchten, of zelfs een sieraad. De rijken geven meer dan de armen. Ieder geeft wat hij kan missen.’
De rest van de dag had Inge het koud. Rillerig en onrustig was ze. Zou ze koorts hebben? Ze kroop met een aspirine in bed voor een siësta, maar kon de slaap niet vatten. Het leek zo'n leuk verhaal, een groene zwembroek op het strand en in de zee, de wraak van de godin die de kust met noodweer overspoelt en zich dan weer terugtrekt. Maar nu was de visser dood.
Ze liet Djaka weten dat ze hem die avond niet nodig had, dan kon hij bij zijn familie op de rots blijven. Na een uitgebreide douche bond ze haar haar in een wrong en stak er een witte bloem in die ze in de tuin geplukt had. Ze maakte zich zorgvuldig op en trok haar crèmekleurige jurk van zijde aan. Tevreden bekeek ze het resultaat in de spiegel. Nu werd het tijd voor actie.
Ze versierde het bamboe dienblad met grote bladeren en bloemen uit de tuin, en bond ze vast met naaigaren. In het midden maakte ze wat ruimte vrij voor het houten doosje. In het doosje deed ze thee, rijst en suiker. Toen het donker was, liep ze op blote voeten met haar offer naar de zee. Op de rots brandden fakkels, het lichaam was kennelijk nog niet teruggegeven. Er was nauwelijks branding, slechts een
| |
| |
lichte ebstroom. Inge liep tot aan haar middel de zee in, boog haar hoofd, en zei: ‘Nyai Loro Kiduhl, aanvaard mijn offer, en geef het lichaam van de visser terug aan zijn familie.’
Voorzichtig plaatste ze het blad op het wateroppervlak en liet langzaam haar handen eronder los. Gelukkig bleef het drijven. Ze gaf het een klein duwtje en zag tot haar genoegen dat het door de ebstroom werd meegenomen. Ze keek haar offer na tot ze het niet meer kon zien.
Wat had Djaka ook al weer gezegd? Ieder geeft wat hij kan missen. Natuurlijk! Dat ze daar niet eerder aan gedacht had. Ze wrikte haar trouwring van haar vinger en gooide hem met al haar kracht zo ver mogelijk in zee, het offerblad achterna.
|
|