meisjes en jongens niet meer van hen waren, dat ze waren opgeslokt door de draaikolk van Frankrijk, dat ze van hun leven hielden en geen last hadden van wroeging of spijt. Ze had ze zien weggaan en wist dat ze hen op geen enkele manier kon tegenhouden, hen bij haar en haar man houden. Hij had in diezelfde periode het grootste huis van het dorp voor zichzelf laten bouwen, een huis zoals vroeger, toen alle kinderen onder het dak van hun ouders woonden. Veertig jaar Frankrijk hadden hem niet veranderd. Hij was nog altijd doortrokken van de bled, van de tradities van het platteland.
Het was een wonderlijk huis dat leek op een overvolle vrachtwagen. Het paste niet in het landschap. Een vergissing, een dwaasheid. De balkons waren te krap, de ramen te klein en de voordeur was overdreven groot. Toen het klaar was liet hij de Koranlezers komen, liet op de drempel een kalf slachten, binnen wierook branden en in alle hoeken een scheutje melk plengen. Het huis was ingezegend.
Van zijn laatste spaarcenten kocht hij meubels, en toen hij toch in Marrakech was, belde hij al zijn kinderen en nodigde hen uit om bij hem te komen. Hij overtrof zichzelf door ook de dochter te bellen die hij uit zijn leven had gebannen, degene die met een Europeaan was getrouwd. Ze hadden allemaal de telefoonbeantwoorder aanstaan. Hij liet een boodschap voor ze achter, wat hij indertijd, in Frankrijk, altijd had vertikt om te doen. ‘Het huis is klaar, het is groot, het heeft voor elk van jullie een kamer, kom, ik verwacht jullie om samen het Offerfeest, Aïd al Kebir, te vieren, ik heb zes schapen gekocht, één voor ieder van jullie, jullie zullen zien hoe mooi het is, hoe ruim, vol licht en heerlijke geuren, moge God jullie bewaren, ik verwacht jullie! Rijdt voorzichtig als jullie met de auto komen! Het hele dorp kijkt naar jullie uit! We gaan eindelijk als één grote familie samen zijn!’
Tegen zijn vrouw zei hij: ‘Ik heb met hun apparaten gesproken, ik hoop dat ze mijn boodschap goed zullen overbrengen, zonder er iets aan te veranderen, of het moest zijn door erop aan te dringen hun vader te gehoorzamen!’
De avond voor het feest vroeg hij aan zijn neef, de doofstomme herder, om aan de rand van het dorp de aankomst van zijn kinderen af te wachten en hun de weg te wijzen. Hijzelf installeerde zich op een plekje in de schaduw, vlakbij de deur van het grote huis, en wachtte. Hij had een gebedssnoer bij zich dat hij automatisch door zijn vingers liet glijden, om geduld te oefenen.