| |
| |
| |
New York! New York! Here we come!
Inez van Eijk
Op zijn achttiende was Sjors in New York geweest, cadeautje van zijn ouders voor zijn eindexamen. ‘Wat een stad.’ De glinstering in zijn ogen liet geen toehoorder onberoerd. ‘Daar zou ik elk jaar wel heen willen.’ Na vijfenveertig jaar kwam het ervan: cadeautje van zijn collega's voor zijn afscheid van de zaak.
Hun hotel bleek te liggen op de hoek van een rommelige straat met derderangs winkels en eethuisjes. In de smalle gang rook het naar stof en oud pluche. In hun kamer naar gekookte rijst.
‘Op internet leek het heel wat,’ zei Sjors. ‘Zal ik vragen of ze een andere kamer hebben?’ Hij rommelde in zijn rugzakje. ‘Weet jij waar ik mijn leesbril het laatst op heb gehad?’ vroeg hij.
‘Hij hangt om je nek, schat,’ zei Mia. Ze had de gordijnen opzij geschoven, waardoor op armlengte een blinde muur in zicht kwam. Omdat ze het raam niet open kreeg, probeerde ze met een wang tegen het glas gedrukt een glimp van het uitzicht op te vangen. Links gleden auto's vier rijen dik over een streepje avenue. Door de rechter kier zag ze daken waarop grote zwarte tonnen stonden. ‘Watertanks,’ zei Sjors die naast haar was komen staan, ‘voor als er brand is.’
Over de avenue, volgens Sjors de derde, slalomde met gillende sirenes een politieauto. Het geluid herinnerde haar aan de politieserie Kojak met de machtige, kale schedel en de viriele blik van Telly Savalas in de hoofdrol.
‘Kom,’ zei ze, ‘heb je al bedacht waar we gaan eten?’
Het restaurant dat Sjors op zijn lijstje had gezet, bleek gesloten, dus aten ze Thais bij de buren. ‘Dit luchtje kennen we,’ zei Mia toen ze binnenkwamen. ‘De vraag is of het hier naar onze kamer ruikt, of in onze kamer naar hier.’
Binnen drie kwartier stonden ze weer buiten. ‘Geen eetcultuur die Amerikanen,’ zei Sjors. ‘Nooit gehad. Je eet hier om te leven, niet voor de lol.’ Hij stelde voor nog een eindje te lopen om de buurt te verkennen. ‘Niet te ver, hoor,’ zei ze. ‘We hebben nog ruim een week.’
| |
| |
Hij vouwde de plattegrond uit. ‘Kijk,’ zei hij, ‘we staan nu hier. En als we die kant op lopen...’ Hij wees met zijn pink, ‘komen we bij het Empire State Building.’
‘Morgen,’ zei Mia en liep door. ‘Dat doen we morgen.’
Een paar weken geleden had hij haar gevraagd wat zij in New York wilde zien. ‘Anders doen we alleen dingen die ik graag wil.’
‘Het is toch jouw feestje,’ had ze gezegd terwijl ze het stapeltje reisgidsen van hem aanpakte. Als ze daar nou in aanstreepte waar zij heen wilde, kon hij dat in hun dagprogramma inpassen.
Ellis Island, Vrijheidsbeeld, Wall Street, Chinatown, Fifth Avenue, Soho, Little Italy, het Design-museum aan Columbus Circle - de gevel bekleed met tegels uit Nederland. Ze liet het van harte aan hem over. Eigenlijk had ze maar één wens: ‘Als we maar niet museum-in museum-uit hoeven.’
Hij had haar gerustgesteld. ‘Het gaat mij vooral om de stad, lieverd. De sfeer. De mensen. Central Park. The Village, Harlem.’
In een hop on hop off bus lieten ze zich langs de highlights voeren. Volgens Sjors wist je dan meteen hoe de stad in elkaar zat. Volgens Mia had je daar een plattegrond voor, maar dat je zo de beroemdste gebouwen zag vond ze heel comfortabel.
Af en toe stootte hij haar aan als haar aandacht naar links uitging, terwijl de bezienswaardigheid zich rechts bevond. Soms herkende ze een gebouw of straat, uit een film of van de televisie.
Gefascineerd bekeek ze vanaf het bovendek van de bus het straatbeeld. Duizenden mensen op weg naar werk, school, wat dan ook. Krioelen was het woord niet, daar liepen ze te doelgericht voor. Bij rode stoplichten dikte de stroom in tot een roerloze klont die zich bij groen snel en ordelijk verdunde. Je moest hier wel heel goed de weg weten om je zo vloeiend te kunnen voortbewegen. Gelukkig had zij Sjors bij zich.
Sjors was onstuitbaar. Ze maakten een rondvaart met de Circle Line, aten bij een beroemde Delicatessen, kochten een Broadway Theater Guide, keken uit over de stad vanaf de 86ste verdieping van het Empire State en herdachten John Lennon bij de Strawberry Fields in Central Park. ‘Daar is hij vermoord,’ zei Sjors en wees op een appartementengebouw dat door de bomen schemerde. ‘Het Dakota Building. Op de stoep van zijn huis. Yoko woont er nog.’
| |
| |
‘Je vindt het toch wel leuk?’ vroeg hij toen ze over de Brooklyn Bridge liepen.
‘Dacht je van niet dan?’ zei ze. ‘Geef me je camera, dan maak ik een foto van je.’
Een voorbijganger maakte er een van hen samen. Hij hoorde dat ze from Holland waren. Zijn grootouders waren in de jaren vijftig naar de VS gekomen. Hij had nog wat spulletjes van ze geërfd. Een ‘waffelaizer,’ een ‘verkiet’ en een ‘skoimspan’. Ze hingen als curiosa bij hem in de keuken. Mia's suggestie dat hij ze ook zou kunnen gebruiken, beschouwde hij als een goeie grap.
‘Heb je alleen maar dat soort schoenen bij je?’ vroeg Sjors toen Mia voor de derde keer zwikte. ‘We gaan iets behoorlijks voor je kopen.’
De modieuze gympen waarop ze in het Financial District snelle typetjes had zien lopen, vond hij niks. Het werden wandelschoenen waar ze nog jaren plezier van zou hebben.
In een straat vlakbij Washington Square stopte hij voor een van de Victoriaanse huizen. Daar, in dat huis, was hij vijfenveertig jaar geleden binnen geweest. Uitgenodigd door Sheila, die hij had leren kennen in het eethuisje waar hij vanwege de goedkoopte bijna dagelijks at. Zij werkte daar als student en wilde hem aan haar moeder voorstellen.
‘En dat vertel je me nu pas! Hé,’ Mia schudde aan zijn mouw, ‘biecht eens op.’
‘Verder dan zoenen zijn we niet gekomen. En het was ver voor jouw tijd, hoor!’ Hij was een paar keer met Sheila op stap geweest. Daarna hadden ze nog een tijdje brieven gewisseld. Wie daar het eerst mee was gestopt wist Sjors niet meer. Ook haar achternaam was hij vergeten.
‘Nou, dan zat de liefde ook niet diep,’ zei Mia, maar hij liep al door het voortuintje naar de deur om het naambordje te bekijken. Grinnikend kwam hij weer op haar af. ‘Niet te geloven. Ze woont er nog. Briener. Zo heette ze, Sheila Briener.’
‘Die gordijnen zijn volgens mij ook nog dezelfde.’ Hij wees naar de bovenverdieping. ‘Boven haar bed hing een affiche van Toulouse Lautrec. Ik ben benieuwd wat er van haar geworden is.’ Hij pakte zijn camera. ‘Ze schilderde en wou dat ik voor haar poseerde, maar toen moest ik alweer terug. Halflang zwart haar had ze. Beetje Italiaans type. Slank.’
‘Vast niet meer, hoor.’ Mia liep door. ‘Dat buikje had jij toen ook niet.’
| |
| |
‘Soms zagen we wel drie films op één dag.’ Hij maakte nog een foto en kwam achter haar aan. ‘In van die smerige achteraf-bioscoopjes. Het zou niks voor jou zijn geweest. De muizen liepen er over je voeten.’
‘En dan slaakte die Sheila zachte gilletjes en greep je haar hand,’ zei Mia.
‘Zoiets.’ Hij keek op zijn horloge. ‘We mogen wel opschieten, die musical begint om acht uur en we moeten nog eten.’
Na vier dagen had Mia nog niets van haar cadeaulijstje kunnen afstrepen. Sjors vond winkelen zonde van de tijd. Hoewel haar hart al begon te bonken bij de gedachte had ze besloten zonder hem te gaan. Voor haar argument dat hij alleen maar op haar zenuwen zou werken als hij meeging, was hij gezwicht. Tot Bloomingdale's liep hij met haar mee: ‘Let goed op dat je weer bij deze uitgang naar buiten komt.’ Op de kaart die ze bij de balie van het hotel had gekregen had hij omcirkeld waar ze elkaar om half vijf zouden treffen.
Beladen met cadeautjes voor dochters en schoonzonen, kleinkinderen, vriendinnen en buren die op het huis pasten, sleepte ze zich volgens zijn aanwijzingen naar de bewuste ingang van Central Park aan Fifth Avenue. Blijkbaar was ze op tijd want hij was er nog niet. Ze liet zich op een bank neervallen.
Hoewel ze snakte naar een slok water, leek de afstand naar het kraampje op de hoek haar onoverkomelijk. Sjors zou zo wel komen.
Een Aziatisch uitziende vrouw van een jaar of dertig stopte voor Mia's bankje: ‘Guggenheim Museum?’ Zonder plattegrond was je hier verloren, dacht Mia, de vrouw nakijkend, die nu blijkbaar wel de juiste persoon had aangesproken en linksaf sloeg.
Ze zou Sjors straks nog eens vragen hoe hun hotel heette. En waar het lag. Ze zocht in haar tas naar de uitvouwbare kaart. Hij zat ook niet in haar jaszak. Bij het afrekenen moest ze hem zijn kwijtgeraakt. Waar bleef hij toch? Zat ze wel op de afgesproken plek?
Op net zo'n bank, een blok noordelijker, had Sjors om kwart voor vijf geprobeerd haar te bellen. Toen ze niet opnam, besloot hij te gaan lopen in de richting waaruit ze zou moeten komen. Van ver herkende hij haar cyclaamrode sjaal. Als een shopping bag lady zat ze daar. Ineengezakt, temidden van haar tassen, als verdoofd voor zich uit starend. Pas toen hij vlak voor haar stond zag ze hem.
| |
| |
‘Neem je mobiel dan ook mee,’ zei hij kwaad. ‘Ik moet er niet aan denken dat we elkaar in deze stad kwijtraken.’ Ze namen een taxi naar het hotel.
‘Nu wil ik alleen nog maar behang zien,’ mompelde Mia terwijl ze zich op bed liet vallen en haar schoenen uitwurmde. ‘Dat beweegt tenminste niet.’
Toen hij terugkwam met een fles wijn, tonijnsalade, pizza, taart en druiven lag ze nog in dezelfde houding. Ze snurkte een beetje. Voorzichtig trok hij de sprei over haar heen. Hij schonk zichzelf alvast een glas in en pakte het dikke schrift waarin hij bijhield wat ze die dag hadden gedaan. Van een brandweersirene beneden in de straat werd ze wakker.
‘Jij bent ook werkelijk onvermoeibaar,’ zei ze, ‘maar je geniet, hè?’ En toen hij niets zei: ‘Geef het maar toe. Volgens mij zou jij hier best willen wonen. Tja. Had je maar met die Sheila moeten trouwen.’
‘Als jij er nou eens een rustig middagje van maakte,’ stelde Sjors een paar dagen later voor.
‘Hoezo?’ Mia keek hem verbaasd aan.
‘Omdat het vanavond laat wordt.’ Ze had geen idee.
‘We zouden toch naar die jazzclub. De Village Vanguard. Voor een uur of tien is daar niks te beleven.’
‘Wat ga jij nu dan doen?’ vroeg ze.
‘Ik zie wel. Misschien naar Harlem.’
‘Maar daar zijn we toch al geweest?’
‘Ik wil daar nog wel eens rondkijken.’ Hij legde een stapeltje dollarbiljetten op de kaptafel. ‘Heb je hier genoeg aan?’
‘Ik kan toch ook met mijn creditcard betalen,’ zei ze.
‘Als jij nou eens uitzoekt waar we straks gaan eten,’ zei hij terwijl hij zijn rugzakje omhing. ‘Ik heb wel zin in Italiaans. En vergeet je mobieltje niet.’ In de deuropening draaide hij zich om: ‘En neem een plattegrond mee.’
‘Ja, schat,’ zei ze. ‘Veel plezier!’
Een vrije middag! Grappig dat Sjors nu zelf had voorgesteld dat ze niet mee hoefde. Ze ging languit op bed liggen, haar handen gevouwen onder haar hoofd. Sjors had gelijk, New York was leuker dan ze had gedacht. Nog drie dagen. In Velp zou nu de forsythia in bloei staan. Toen ze weggingen was er al een beetje geel te zien.
| |
| |
In de lounge bedacht ze dat ze bij de hotelbalie een nieuwe plattegrond zou moeten vragen, maar er stond niemand. Aarzelend keek ze naar buiten. Als ze nou aldoor rechtsaf sloeg, dan kwam ze toch vanzelf weer bij het hotel uit. De stad was gebouwd volgens een ruitjespatroon, had Sjors haar op de kaart laten zien. Behalve het oudste gedeelte, maar daar zat ze nu niet.
In een winkeltje volgestouwd met snoep, schrijfwaren, lingerie, visgerei en serviesgoed kocht ze een stropdas met pinguïns voor Sjors. Daarna at ze in een cafetaria een stuk cheese cake. Toen ze op het punt stond weer een hoek om te slaan, bedacht ze dat ze het hotel allang gepasseerd moest zijn. Ze liep terug, goed oplettend of ze de ingang herkende. Bij de volgende hoek ging ze na enig nadenken linksaf, maar ook in die straat zag ze geen deur met vergulde handgrepen en geslepen matglas. Aarzelend liep ze door. Als ze nu nog eens linksaf sloeg, moest het goed komen. Op de hoek herkende ze de kiosk en het plantsoen. Madison Square, dan was hun hotel vlakbij.
Of hij haar kon helpen? Uit het niets was de sjofel geklede man naast haar opgedoken. Hoe haar hotel dan heette, vroeg hij. Het begon met een S. Het Stanmore Hotel? Of was het Shannon? Of Sharon? Hij wees naar een smalle straat aan de overkant. Daar misschien? Ze herkende het neon uithangbord. Dankbaar keek ze hem aan, hij had een vriendelijk gezicht. Moest ze hem iets geven? Maar hij liep al door. ‘Take care, m'am.’
Toen Sjors de kamer binnenkwam lag ze te lezen.
‘Je bent toch wel naar buiten geweest?’
‘Maak je geen zorgen, ik heb zelfs ergens taart gegeten,’ zei ze. ‘En jij?’ Ze keek op haar horloge. ‘Je hebt het aardig uitgehouden in de stad. Leuk?’
‘Dat zal ik je vertellen,’ zei hij. ‘Maar eerst moet je dit zien.’ Hij gaf haar een boek: Gallery Briener.
‘Zo heet die Sheila toch?’ Ze bladerde erin. ‘Hoe kom je hier nou aan?’
‘Sterker nog.’ Hij ging op de rand van het bed zitten. ‘We gaan overmorgen met z'n drieën eten.’ In een telefoonboek was hij het adres van de galerie tegengekomen. ‘Nou ja, je had het opgezocht,’ zei Mia.
Op de bonnefooi was hij erheen gewandeld en daar was Sheila. ‘Geen spat veranderd.’
| |
| |
‘Kom, kom,’ zei Mia. ‘Wel vijftig jaar ouder als ik me niet vergis.’
‘Vijfenveertig,’ zei Sjors. ‘Ik herkende haar meteen. Een mooie galerie. Helemaal zelf opgebouwd. Knap hoor. We halen haar daar vrijdag op. Zij weet een leuk restaurant en ze wil je graag ontmoeten.’
‘Ik ben benieuwd,’ zei Mia.‘Vertel me eerst maar even wat ik vanavond aan moet. Ik ben nog nooit in een jazzclub geweest.’
Het etentje met Sheila was niet de enige verrassing die Sjors in petto had. Hij had kaartjes gekocht voor de trein naar Tarrytown. Daar was hij zelf ook nooit geweest en Mia zou er haar hart kunnen ophalen aan het landgoed van Washington Irving en andere fraaie buitenplaatsen.
‘Jemig,’ zei Mia, toen ze het Grand Central binnenkwamen. ‘Dat is geen hal maar een plein. Je moet geen haast hebben als je nog een kaartje wil kopen. Weet jij nou waar we heen moeten?’ Hij knikte. ‘Als jij hier even wacht dan koop ik nog een krant. Voor in de trein.’
Ze keek hem na. Hij zou wat meer rechtop moeten lopen. Dat rugzakje was veel te zwaar. Paspoorten, geld, tickets, paraplu, een fles water, op z'n minst twee reisgidsen, een opschrijfboek.
Ze drentelde wat heen en weer, bekeek het hoge, met sterren beschilderde plafond en probeerde van een afstand de opschriften op een veelhoekig bouwseltje te lezen. Een soort kiosk, bovenop stond een klok. Ze hoopte dat ze nog tijd zouden hebben voor koffie.
Hoeveel mensen zouden hier rondlopen? Ook hier bewogen ze zich vastberaden en routineus. Als er al eens een opstopping ontstond kwam dat door iemand die met een plattegrond in de hand radeloos om zich heen keek.
De haveloze zwarte man die kort tevoren schichtig had lopen bedelen werd door een politieagent met een stevige greep om zijn bovenarm afgevoerd. Ze keek snel de andere kant op. Stom dat ze hem niets had gegeven. Hij zag er niet uit als een verslaafde. Kregen werklozen een uitkering? Bestond dat hier? Ze zou het Sjors vragen.
Waar bleef hij toch? Opeens ontwaarde ze in een van de gangen die vanuit de immense ruimte uitwaaierden een cafetaria. Ze waagde het erop. Ze wist niet hoe laat de trein vertrok maar hij had gezegd dat ze ruim op tijd waren. Hij zou wel de pest in hebben als hij haar niet aantrof. Hij ook altijd met z'n kranten.
Wat ze had aangezien voor een snackbar bleek een uitgebreide self service met verschillende balies: snacks, salades, warme maaltijden,
| |
| |
halal, kosher, taarten, dranken. Het geld in haar jaszak was net genoeg voor een kleine koffie en een brownie.
De beker koffie angstvallig voor zich uit houdend zocht ze haar weg naar de uitgang. Net toen ze weer in de grote hal was, ging haar telefoon over: Janine, die wilde weten hoe laat ze op Schiphol zouden aankomen. ‘Dan komen we jullie gezellig afhalen.’ Opeens een pieptoon. ‘Je batterij is leeg, mam. Geef pap maar even.’ Mia legde uit dat Sjors op zoek was naar een krant. Weer de doordringende piep. ‘Dat zeggen ze allemaal, mam. Krantje kopen, pakje sigaretten en je ziet ze niet meer terug.’ Toen gaf haar telefoon het definitief op. Ze zou Janine vanavond wel terugbellen.
Voorzichtig manoeuvrerend bereikte ze zonder ongelukken de uitvalsbasis. Geen Sjors. De gedachte dat hij al naar het perron was gegaan, verwierp ze meteen. Zij kon toch niet weten welke trein ze moesten hebben? Laat staan dat ze de naam van dat plaatsje had onthouden.
Blijkbaar was het hier de hele dag spitsuur.
Ze probeerde in de bewegelijke massa individuen te onderscheiden. Als ze door haar oogharen keek, leek de stationshal een aquarium met troebel water. Alleen de vissen vlakbij het glas tekenden zich duidelijk af. Even meende ze Sjors te zien lopen. Roepen had geen zin in die heksenketel. Ze zwaaide maar hij keek niet op of om en loste al snel op in de menigte. Er waren natuurlijk wel meer mannen met een beige jack en een rugzakje.
Ze ging hem nu maar eens bellen. Toen het schermpje weigerde op te lichten schoot haar te binnen dat de batterij leeg was. Aan omroepberichten deden ze hier niet. De enige geluiden die het gedruis in de stationshal overstemden waren de sirenes van hulpdiensten die over de avenues raasden. Politie, brandweer, ambulance? Volgens Sjors kon je ze herkennen aan het verschil in toon. Ze zou iemands cell phone kunnen lenen. Maar Sjors' 06-nummer zat in haar mobiel en die deed het dus niet. Zou het hotel het hebben? Ze zocht in haar tas. Was ze de folder van het hotel nu alweer kwijt?
‘Sorry, m'am,’ er wilde iemand langs. Toen ze opzij stapte stootte ze een peuter omver. Mia mompelde excuses en zette het dikke kind dat zwijgend was blijven liggen weer op zijn benen. De moeder wachtte blijkbaar ook op iemand en hoewel ze boos naar haar keek, bleef Mia
| |
| |
halsstarrig op haar plek. Ze durfde zich nu geen meter meer te verplaatsen.
Weer kwam Kojak voorbij met luid gillende sirene. Op de voet gevolgd door de brandweer. Of een ambulance? De sirenes stopten, blijkbaar was er vlakbij iets gebeurd. Goed idee van Sjors om vandaag naar buiten te gaan, even weg van het lawaai en gewoel. Overmorgen naar huis. Morgenavond eten met Sheila. Hoe zou Sjors' jeugdliefde er uitzien? Als Italiaanse types ouder werden konden ze twee kanten op: dik met een snor en in het zwart, of tanig met een kapsel en in het beige. Zou Sheila van die galerie moeten leven of had ze een man? Was ze weduwe? Gescheiden?
Mia schoot alsnog in de lach om het grapje van Janine. Het idee dat Sjors haar hier zou dumpen! De gezichten van haar dochters als ze zou vertellen dat papa New York toch leuker vond dan Velp. Kon ze maar ergens zitten. Dat krantje kopen begon nu wel erg lang te duren. Ze keek rond. Eerder had ze toch een klok gezien bovenop een soort kiosk? Ze had daar nog op gekeken voor ze koffie was gaan halen. Nu zag ze geen klok. Ook geen kiosk. Het duurde even voor het tot haar doordrong.
|
|