Van het vervolg herinner ik me dat er een zwarte ME-bus stapvoets naast ons reed toen we naar mijn huis liepen, en dat ik de volgende morgen drie onaangeroerde borden hutspot met worst op tafel vond die ik in het holst van de nacht had klaargemaakt.
Uit de chaos die Jos als een nevel om zich heen droeg, doemt een helder beeld op, een moment van verdichting dat mij in de loop der tijd tot verklaring van zijn roerige wezen is gaan dienen. Het deed zich voor op een feest in Utrecht, in Oog in Al, waar ik in die jaren in een lage kelder woonde. Het plafond was grof gestuukt, mijn hoofd zat vol krassen.
Het was een goed feest. De dichter Arjan Witte speelde accordeon, mijn vriend Hein Ehlhardt stond te oreren met zijn linkervoet in de kattenbak, en er was een mooi meisje dat ik niet kende. In het voorbijgaan zei ik tegen haar:
‘Niet weggaan zonder dag te zeggen.’
Maar zo ging het niet. De avond kreeg een andere dynamiek, ik had er niks over te zeggen.
Jos en ik bleven als laatsten over. We stonden in het park voor het huis, aan de rand van de vijver. Onze voeten hadden sporen getrokken door het bedauwde gras. Melkachtig licht trok rond ons op, de schaduwen glipten weg tussen de bomen.
Er zijn een paar van zulke stille ochtendschemeringen die ik me met grote klaarheid herinner - een houtduif klappert tussen de takken, een eend schuift door het roerloze water, het belooft een mooie dag te worden.
We gingen naar binnen. Jos wilde iedereen wakker maken omdat hij feesten die afgelopen waren niet verdroeg. In de voorkamer maakten we nog een beugelfles open. Opeens begon hij te huilen. Ons gesprek had daartoe geen aanleiding gegeven, het kwam uit het niets. Geschrokken legde ik mijn hand op zijn schouder.
‘Wat is er man? Wat doe je nou?’
Hij balde zijn vuisten en schreeuwde:
‘Ik wil liefde klootzak!’
Hij greep me bij mijn trui en haalde uit. Hij raakte me op de borst, verloor zijn evenwicht en trok mij mee in zijn val. Het was mijn geluk dat ik bovenop hem terecht kwam. Zonder nadenken haalde ik hard uit met rechts. Tweemaal. Dat was genoeg.