| |
| |
| |
De lerares van het zand
Andrej Platonov (Vertaling Monse Weijers)
De twintigjarige Maria Nikiforovna Narysjkina was afkomstig uit een afgelegen, half onder het zand bedolven stadje in het gouvernement Astrachan. Het was een jong gezond mensenkind dat leek op een jongen, met sterke spieren en stevige benen.
Maria Nikiforovna dankte al dat goeds niet alleen aan haar ouders, maar ook aan het feit dat noch de oorlog noch de revolutie haar hadden beroerd. Haar afgelegen, dorre geboortestreek lag terzijde van de marsroute van de rode en witte legers, terwijl haar bewustzijn ontwaakte in een tijdperk waarin het socialisme zich al had gevestigd.
Haar vader, een leraar, verklaarde het meisje de gebeurtenissen niet, omdat hij haar kinderjaren wilde ontzien en bang was diepe onuitwisbare littekens toe te brengen aan haar tere hart dat nog in de groei was.
Maria zag de bij het lichtste briesje opstuivende zandsteppen langs de Kaspische Zee, de kamelenkaravanen die naar Perzië vertrokken, de gebruinde kooplieden, schor van het stuifzand, en las thuis vol geestdrift de geografische boeken van haar vader. De woestijn was haar vaderland, en de geografie haar poëzie.
Toen ze zestien was, nam haar vader haar mee naar de pedagogische leergangen in Astrachan, waar men hem kende en waardeerde. En Maria Nikiforovna werd een cursiste.
Er gingen vier jaar voorbij - de meest onbeschrijflijke in het leven van een mens als de knoppen in een jonge boezem openbreken en vrouwelijkheid en bewustzijn ontluiken; het begrip van het leven wordt geboren. Het is vreemd dat niemand ooit een jong mens op die leeftijd helpt om de onrust die hem kwelt te overwinnen, niemand ondersteunt de dunne stam die heen en weer wordt geschud door de wind van de twijfel en geschokt door de aardbeving van de groei. Ooit zal de jeugd niet weerloos zijn. Natuurlijk leerde Maria de liefde kennen en had ze zelfmoordneigingen, dat bittere vocht bevloeit ieder groeiend leven.
Maar aan alles kwam een eind. Het eind van de cursus was daar. Men verzamelde de meisjes in een zaal, de cursusleider betrad het podium en zette de ongeduldige jonge vrouwen het grote belang uit- | |
| |
een van hun toekomstige, geduldige arbeid. De meisjes luisterden en glimlachten, slechts vaag begrijpend waar hij op doelde. Op hun leeftijd is de mens van binnen in beweging en wordt de buitenwereld sterk vervormd, doordat men naar haar kijkt met spiegelende ogen.
Men benoemde Maria Nikiforovna tot lerares in een ver district, het dorp Chosjoetovo, op de grens van de doodse Centraalaziatische woestijn.
| |
2
Een triest, traag gevoel beving de reizigster - Maria Nikiforovna - toen ze zich bevond tussen de onbewoonde zandvlakten, op haar weg naar Chosjoetovo
Op een stille julimiddag ontvouwde zich een desolaat landschap voor haar. De zon spreidde hitte vanuit de hoogte van een angstaanjagende hemel en de verhitte zandverstuivingen leken uit de verte laaiende kampvuren, waartussen de korst van een zoutmoeras zich uitstrekte als een witte lijkwade. Tijdens een plotselinge woestijnstorm werd de zon verduisterd door dicht gelig lössstof en joeg de wind sissend stromen kreunend zand voor zich uit. Hoe harder het ging waaien, hoe dichter de damp werd die opsteeg van de zandverstuivingen; de lucht raakte vervuld van zand en werd ondoorzichtig. Midden op de dag was het bij een onbewolkte hemel onmogelijk om te zien waar de zon stond, en de heldere dag leek een sombere maannacht.
Voor het eerst maakte Maria Nikiforovna een echte storm midden in de woestijn mee. Tegen de avond ging de storm liggen. De woestijn nam haar eerdere gedaante weer aan: een onafzienbare zee van op hun toppen dampende zandverstuivingen, een dorre uitputtende ruimte, waarachter je een vochtige, jonge, onuitputtelijke aarde vermoedde, gevuld met gonzend leven. Narysjkina arriveerde op de derde dag tegen de avond in Chosjoetovo.
Ze ontwaarde een nederzetting van enkele tientallen boerderijen, een stenen school en hier en daar wat zandwilgen bij diepe putten. De waterputten van haar vaderland waren de kostbaarste voorziening, daaruit sijpelde het leven in de woestijn en de constructie vereiste een grote inspanning en veel overleg.
Chosjoetovo was bijna geheel bedolven onder het stuifzand. Op de straten lagen hele hopen van het fijnste witachtige zand, dat was aangeblazen van het Pamirgebergte Het zand reikte tot aan de vensterbanken van de huizen, lag in hopen op de erven en bemoeilijkte het ade- | |
| |
men. Overal stonden schoppen en iedere dag waren de boeren in de weer om hun boerderijen te verlossen van de zandoverlast.
Maria Nikiforovna kreeg zware en bijna nutteloze arbeid te zien (omdat de geschoonde plekken opnieuw werden bedolven onder het zand), stille armoede en deemoedige wanhoop. De vermoeide, hongerige boer ging vaak te keer, werkte als een gek, maar de krachten van de woestijn knakten hem en hij verloor de moed, ofwel wachtend op iemands wonderbaarlijke hulp ofwel op een verhuizing naar de vochtige noordelijke gronden.
Maria Nikiforovna ging wonen in de kamer die bij de school hoorde. De oude bewaker die de kluts kwijt was geraakt door de stille eenzaamheid, verheugde zich over haar als over een teruggekeerde dochter, en werkte zonder zijn gezondheid te sparen aan de inrichting van haar woning.
| |
3
Nadat ze de school, zo goed en zo kwaad als het ging, had ingericht en het meest noodzakelijke had besteld uit de districtshoofdstad, begon Maria Nikiforovna na twee maanden met onderwijs. De kinderen kwamen onregelmatig. Nu eens verschenen er vijf, dan weer waren ze er alle twintig.
De vroege winter brak aan, die in deze woestijn net zo gemeen is als de zomer. Verschrikkelijke sneeuwstormen begonnen te woeden, vermengd met bijtend en stekend zand, de vensterluiken in het dorp werden dichtgeslagen en de mensen zwegen definitief. De boeren begonnen te treuren van armoede.
De kinderen hadden geen kleren om aan te trekken, hadden geen schoeisel. Vaak stond de school helemaal leeg. Het brood raakte op in het dorp en de kinderen vermagerden voor de ogen van Maria Nikiforovna, verloren hun belangstelling voor sprookjes.
Tegen het begin van het nieuwe jaar waren er van de twintig leerlingen twee gestorven, men begroef ze in wankele graven van zand. De sterke, vrolijke, mannelijke natuur van Narysjkina leek te verzwakken.
Gedurende lange avonden, hele tijdperken van lege dagen, zat Maria Nikiforovna erover te denken wat ze moest doen in dit dorp, dat gedoemd was om uit te sterven. Eén ding was duidelijk: hongerige en zieke kinderen kun je niets leren.
| |
| |
De boeren stonden onverschillig tegenover de school, die hadden ze in hun situatie niet nodig. De boeren volgen degene die helpt om het zand te overwinnen en de school had geen connectie met het lokale boerenbedrijf.
Maria Nikiforovna begreep dat de strijd met het zand het hoofdonderwerp moest worden op de school, het leren van de kunst om de woestijn te veranderen in levende aarde. Ze riep de boeren bij elkaar in de school en vertelde hun over haar voornemen. De boeren geloofden haar niet, maar zeiden dat het iets geweldigs was.
Maria Nikiforovna stelde een gewichtige verklaring op aan de districtsafdeling voor onderwijs, verzamelde de handtekeningen van de boeren en vertrok naar de districtshoofdstad.
Daar sympathiseerde men met haar, maar was het niet in alles met haar eens. Ze kreeg geen deskundige in de zandwetenschap mee, maar men gaf haar wel boeken en adviseerde haar om zelf de zandkunde te onderwijzen. Voor hulp moest ze zich wenden tot de agronoom van de sector. Maria Nikiforovna barstte in lachen uit: de agronoom woonde ergens 150 werst verderop en kwam nooit in Chosjoetovo.
Men drukte haar glimlachend de hand ten teken dat het gesprek was afgelopen en het tijd was om op te stappen.
| |
4
Er gingen twee jaar voorbij. Met veel moeite lukte het Maria Nikiforovna de boeren te overreden om ieder jaar sociaal vrijwilligerswerk te doen - één maand in de lente en één maand in de herfst.
En al na één jaar was Chosjoetovo onherkenbaar. Aanplantingen van zandwilgen vormden beschermende groene stroken rond de bevloeide moestuinen, ze omgaven Chosjoetovo met lange linten aan de kant waar de woestijnwinden bliezen en maakten de onvriendelijke boerderijen wat behaaglijken Rond de school wilde Maria Nikiforovna een naaldbomenkwekerij aanleggen teneinde tot een beslissende strijd met de woestijn te komen.
Ze had veel vrienden in het dorp, onder wie twee, Nikita Gavkin en Jermolaj Kobozev, ware profeten waren van het nieuwe tijdperk in de woestijn.
Maria Nikiforovna had berekend dat het ingezaaide land tussen de stroken met naaldboomaanplantingen een dubbele en drievoudige
| |
| |
oogst zou opleveren, omdat de bomen het sneeuwvocht zouden vasthouden en de planten zouden beschermen tegen uitputting door de hete wind. Zelfs de aanplant van zandwilgen had de oogst van grassen een beetje verhoogd, en naaldbomen zijn nog steviger.
Chosjoetovo leed van oudsher onder een tekort aan brandstof. Men stookte bijna alleen met mestblokken en koeienvlaaien. Nu leverde de zandwilg de inwoners brandstof. De boeren hadden geen enkele bijverdienste en leden onder eeuwig geldgebrek. Dezelfde zandwilg leverde de inwoners nu twijgen, waaruit ze manden en kisten leerden maken, en de handigsten zelfs stoelen, tafels en overige meubels. Dat leverde het dorp in de eerste winter een bijverdienste op van 2000 roebel.
De bewoners van Chosjoetovo gingen rustiger leven en hadden meer te eten, terwijl de woestijn een beetje groener en vriendelijker werd.
De school van Maria Nikiforovna was nu altijd vol, niet alleen met kinderen, maar ook met volwassenen die de lessen van Maria Nikiforovna wilden volgen over de beste manier om in een zandsteppe te leven.
Maria Nikiforovna was ondanks haar zorgen aangekomen en had nu duidelijk de huwbare leeftijd bereikt.
| |
5
In het derde jaar dat Maria Nikiforovna in Chosjoetovo woonde, gebeurde er in augustus, toen de hele steppe door de zon werd geblakerd en alleen de aanplant van naaldbomen en zandwilgen nog groen was, een ramp.
In Chosjoetovo wisten de oude mensen dat er dit jaar nomaden met hun kudden dicht langs het dorp zouden komen: iedere vijftien jaar kwamen ze hier langs op hun nomadenroute door de woestijn. Die vijftien jaar had de steppe bij Chosjoetovo braak gelegen en de nomaden hadden hun cyclus voltooid en moesten opnieuw hierheen komen om datgene op te pikken wat de uitgeruste steppe uit zichzelf had geperst. Maar de nomaden hadden om een of andere reden vertraging opgelopen: ze hadden vlak na de lente moeten komen, als er hier en daar nog wat groeide.
‘Toch komen ze,’ zeiden de oude mensen, ‘het wordt een ramp.’
Maria Nikiforovna begreep niet alles en wachtte. De steppe was al lang gestorven: de vogels waren weggetrokken, de schildpadden hadden zich verborgen in hun holen en de kleine dieren waren vertrokken naar het noorden, naar de natuurlijke waterbekkens. Op 25 augustus
| |
| |
kwam er een waterputbeheerder uit een verre aanplanting van zandwilgen en begon, op de vensterluiken kloppend, de ronde te doen langs de huizen: ‘De nomaden zijn gekomen!...’
De op dat moment windstille steppe dampte aan de horizon, daar galoppeerden de duizenden paarden van de nomaden en trappelden hun kudden.
Drie etmalen later was er noch van de zandwilgen noch van de naaldbomen iets over: de paarden en de kudden hadden alles afgeknaagd, vertrapt en verdelgd. Het water was verdwenen: de nomaden hadden 's nachts hun dieren naar de putten gedreven en al het water opgebruikt. Chosjoetovo viel stil, de bewoners zochten elkaar op en zwegen. Maria Nikiforovna raakte van de kook door dit eerste echte leed in haar leven en ging met haar jeugdige woede naar de leider van de nomaden.
De leider hoorde haar zwijgend aan en zei toen hoffelijk: ‘Er is weinig gras, en er zijn veel mensen en vee; er is niets aan te doen, juffrouw. Als er in in Chosjoetovo meer inwoners komen dan er nomaden zijn, dan zullen ze ons de steppe indrijven, onze dood tegemoet, en dat zal net zo rechtvaardig zijn als wat er nu is gebeurd. Wij zijn niet gemeen en u bent niet gemeen, maar er is weinig gras. Wie sterft, die is kwaad.’
‘Toch bent u een schurk!’ zei Narysjkina. ‘Wij hebben drie jaar gewerkt en u hebt de aanplantingen in drie dagen platgetrapt. Ik zal me over u beklagen bij de sovjetmacht en ze zullen u berechten.’
‘De steppe is van ons, juffrouw. Waarom zijn de Russen hierheen gekomen? Wie honger heeft en het gras van zijn vaderland eet, die is geen misdadiger.’
Maria Nikiforovna dacht stiekem dat de leider gelijk had en diezelfde nacht vertrok ze naar de districtshoofdstad om een gedetailleerd verslag uit te brengen.
Daar hoorde de personeelschef haar aan en antwoordde: ‘Weet u wat, Maria Nikiforovna, in Chosjoetovo kunnen ze het nu wel zonder u af.’
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Maria Nikiforovna verbaasd, en ze dacht onwillekeurig aan de intelligente leider van de nomaden die niet was te vergelijken met deze leidinggevende.
‘Ik bedoel dit: de bewoners hebben nu geleerd om met het zand te vechten en als de nomaden weer weg zijn, gaan ze opnieuw zandwilgen planten. Zou u niet voelen voor een overplaatsing naar Safoeta?’
‘Wat is dat, Safoeta?’ vroeg Maria Nikiforovna.
| |
| |
‘Safoeta is ook een dorp,’ antwoordde de personeelschef, alleen vestigen zich daar geen Russische kolonisten, maar nomaden die over willen gaan op een sedentair bestaan. Ieder jaar komen er meer. In Safoeta waren de zandgronden begroeid met gras dat op zijn plaats bleef, maar waar wij bang voor zijn is dat het zand wordt losgetrapt en oprukt naar Safoeta, dat de bevolking verarmt en opnieuw gaat trekken...’
‘Maar wat heb ik daar mee te maken?’ vroeg Narysjkina. ‘Waar zien jullie me voor aan, voor een temmer van nomaden of zo?’
‘Dat zal ik u uitleggen, Maria Nikiforovna,’ zei de personeelschef en ging voor haar staan. ‘Als u, Maria Nikiforovna, naar Safoeta zou gaan en de nomaden die daar al wonen, zou onderwijzen in de zandcultuur, dan zal Safoeta ook de overige nomaden aantrekken en degenen die zich daar al gevestigd hebben, zullen zich niet verspreiden. Begrijpt u me nu, Maria Nikiforovna? De nederzettingen van Russische kolonisten daarentegen zouden steeds minder vaak worden geruïneerd... Ook kunnen we al lang geen kandidate vinden voor Safoeto: het is een gat, ver weg - iedereen weigert. Wat vindt u ervan, Maria Nikiforovna?...’
Maria Nikiforovna dacht na: moest ze echt haar jeugd begraven in een zandwoestijn temidden van wilde nomaden en sterven tussen de zandwilgen, deze halfdode boom in de woestijn beschouwend als het beste monument voor zichzelf en de grootste roem van haar leven?
Hoe kwam ze dan aan een man en een partner?..
Vervolgens herinnerde Maria Nikiforovna zich voor de tweede keer de intelligente rustige leider van de nomaden, het gecompliceerde en zware leven van de woestijnstammen, ze doorgrondde de uitzichtloze situatie van de twee volkeren die waren ingeklemd tussen de zandverstuivingen en ze zei: ‘Goed, ik ga akkoord. Ik zal proberen om over vijftig jaar weer hier te komen als een oud besje. Ik zal niet over het zand komen maar via een bospad. Als u gezond blijft, maakt u het mee!’
De personeelschef liep verbaasd op haar toe: ‘U, Maria Nikiforovna, zou een heel volk kunnen leiden, en niet alleen een school. Ik ben erg blij, ik heb met u te doen en schaam me om een of andere reden. Maar de woestijn is de wereld van de toekomst, u hoeft nergens bang voor te zijn en de mensen zullen dankbaar zijn als er bomen groeien in de woestijn. Ik wens u alle goeds toe...’
(1927)
|
|