KortVerhaal. Jaargang 32
(2011)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
De toast
| |
[pagina 70]
| |
Tijdens de oorlog met Duitsland voerde Sjestakov het bevel over torpedoboot ‘105’ op de Oostzee. De torpedoboot lag samen met de hoofdmacht van het eskader voor anker bij RevalGa naar eindnoot2.. Op een herfstige nacht werd Sjestakov ontboden op het schip van admiraal Fittinghof. Die admiraal werd ‘De Finse Beatty’ genoemd. Hij imiteerde in alles de Engelse vlagofficier BeattyGa naar eindnoot3., die de Britten had aangevoerd in de slag bij Jutland. Fittinghof nam, net als Beatty, nooit zijn pijpje uit zijn fijne, vrouwelijke lippen, een eeuwige pen stak als een gouden bloemblad uit de zak van zijn uniformjas, en 's avonds legde hij patience. Fittinghof sprak veel woorden uit met een verkeerde klemtoon, waarmee hij zijn lage dunk van de Russische taal onderstreepte. Af en toe veroorloofde ‘de Finse Beatty’ zich rare grappen, Als hij een of ander schip wilde groeten op een feestdag, beval hij het sein ‘Hoe is het jonge leven?’ te hijsen Het in verwarring gebrachte schip, dat niet met een grap durfde te antwoorden, dankte de generaal eerbiedig. Laat in de nacht beklom Sjestakov de trap naar het admiraalsschip en betrad de kajuit van Fittinghof. De admiraal zei, op zijn pijp en ook op zijn woorden kauwend, zonder Sjestakov aan te kijken: ‘Luitenant, u gaat nu meteen met uw torpedoboot naar de landeilandenGa naar eindnoot4., waar een smaldeel kruisers voor anker ligt. U overhandigt de commandant van het smaldeel dit geheime pakket. Het antwoord van de commandant brengt u onmiddellijk hierheen.’ ‘Tot uw orders!’ antwoordde Sjestakov heel zacht: hij was bang om het stalen zwijgen van het schip te verstoren. Een uur later stormde torpedoboot ‘105’ de zwarte, schuimende nacht in en alleen het geraas van de stoom uit zijn lage pijpen was enige tijd hoorbaar voor de wachters op de wachtschepen. De nacht werd steeds dichter. De wind die vanuit Zweden blies, maakte als een reusachtige pomp de duisternis dichter en dichter. Tegen de dageraad werd het voor de wachters moeilijk ademen door de harde wind. In de kajuit van Sjestakov lag een pakket dat was verzegeld met het persoonlijke zegel van de tsaar. De storm beukte tegen de boeg van de torpedoboot en de wind huilde in de tuigage. Beneden leek het of de matrozen op het dek zongen met gesloten monden. De bootsman was ontevreden over de voor- | |
[pagina 71]
| |
tekenen - het fluiten van de tuigage, het vertrek naar zee op maandag en de peuk die op het dek werd gevonden voorspelden niets goeds.
De volgende dag werd in de schemering aan de horizon het smaldeel kruisers ontdekt. De torpedoboot ‘105’ voer naar het vlaggenschip en Sjestakov overhandigde de commandant het geheime pakket. Het antwoord werd na een kwartier ontvangen en de torpedoboot verdween met gedoofde lichten opnieuw in de woedende nacht en de kolkende zee. Ze voer met een snelheid van twintig knopen. Op de trillende dekken kon je alleen ademen als je met je rug naar de zee stond. Vanuit het westen kwam een scheve, harde regen. De ventilatiemotoren brulden als een orkaan en door de lucht van modder en stookolie kreeg Sjestakov hoofdpijn. Hij daalde voor een half uur af naar zijn kajuit, ging liggen en dommelde weg. Hij droomde van stokers met door soldeerbouten geschroeide gezichten, met roet op hun bleke lippen, nat van stoom en uitputting. Ze gooiden gezamenlijk kolen op de stookplaat en zongen in de maat: Vergeet, zeeman, de hemel,
Vergeet het vaderhuis!
De zeilen zitten vol gaten
Gesneden met een mes!
Dat onzinnige liedje, dat wie weet waarvandaan op de boot terecht was gekomen riep een onrust wakker in Sjestakov. Hij was er bang voor: als de stokers het zongen probeerde hij niet te luisteren en voelde met heel zijn wezen de nabijheid van ongeluk. Zo was het ook nu, in zijn droom. ‘Hou op met zingen!’ riep Sjestakov, en hij werd wakker: in de deuropening van de kajuit stond een wacht die hem vroeg onmiddellijk naar boven te komen. Een ogenblik later rinkelden op de hele torpedoboot de alarmbellen. De mannen renden over de rammelende dekken en trappen. Het schip maakte slagzij als gevolg van een scherpe bocht, en het zilverige licht van een schijnwerper, dat iets weg had van verblindend schitte- | |
[pagina 72]
| |
rende sneeuw, trof de ogen van Sjestakov. De alarmbellen verstomden plotseling. Torpedoboot ‘105’ was op drie Duitse verkenningskruisers gestuit. Sjestakov leidde de boot om het eskader kruisers heen en probeerde de schijnwerpers te ontwijken, maar ze vonden hem steeds weer, lieten hem geen seconde met rust. Drie rivieren van dampend licht strekten zich uit naar de boorden van de torpedoboot en zetten de patrijspoorten in brand met hun ondraaglijke schittering. De torpedoboot moest koste wat kost een doorbraak forceren door de Duitse linie om het antwoord te kunnen afleveren bij de admiraal. De enige uitweg was om de ongelijke strijd aan te gaan. En Sjestakov ging hem aan. Hij maakte een scherpe bocht en stuurde de torpedoboot op de dichtstbijzijnde kruiser af. Sjestakov was qua snelheid superieur. De kruisers konden niet zo'n vaart ontwikkelen. De nacht geselde hen van alle kanten met regen en wind. Sjestakov beval de linkerschijnwerper aan te zetten. In het onvaste, zich verstrooiende licht daarvan rees de kolossale, logge Duitse kruiser op. Hij drukte zijn zware neus in de golven en dreef boeggolven voor zich uit. Zijn wapens waren gericht op de torpedoboot. De torpedoboot schoot een torpedo af, maar miste. Op datzelfde moment loste de kruiser een salvo en de zwarte nacht scheen dof rommelend op te lossen in storm en wind.
Het gevecht duurde langer dan een uur. De pijpen van de torpedoboot werden weggeslagen, ze werd op twee plaatsen boven de waterlijn lekgeschoten en er ontstond brand in het vooronder. Acht matrozen en een werktuigkundige werden gedood. De linkerarm van Sjestakov werd er door een granaatscherf afgerukt, en de hulparts van het schip legde een strak verband aan. Dit raakte de hele tijd doorweekt van het bloed, en Sjestakov verloor geregeld het bewustzijn. Tegen vier uur 's morgens ontsnapte de torpedoboot aan het vuur van de kruisers en zette koers naar de hoofdmacht van het eskader. Sjestakov werd uit de commandotoren naar de kajuit gedragen. De sombere schemering volgde het schip, vlijde zich tegen de golven aan en de torpedoboot kon er zich absoluut niet aan onttrekken. Ze leek hem op sleeptouw genomen te hebben. | |
[pagina 73]
| |
De hele terugtocht was een nachtmerrie. De dekken roken naar verbrand bloed en er hing kruitdamp. Het water sloeg door de lekken. Torpedoboot ‘105’ arriveerde pas tegen de avond bij de hoofdmacht van het eskader en ging voor anker. Ze kroop langs de kruisers en pantserkruisers als een creperende hond. Men hees begroetingsseinen voor haar, maar ze antwoordde er niet op. Men volgde de boot zwijgend met de ogen. Op alle schepen waren de bleke gezichten te zien van mannen tot wie de ernst van het gebeurde plotseling was doorgedrongen. Op het admiraalschip werd een sein gehesen. Men hees het zo langzaam dat het van terzijde leek of Fittinghof aarzelde en de seiner een paar keer liet stoppen: ‘De gezagvoerder... van Honderdvijf wordt verzocht... bij de admiraal te komen...’ Sjestakov werd via de scheepsladder naar een sloep gebracht. Toen hij de ladder van het admiraalsschip beklom, hielpen de matrozen hem en een van hen keek Sjestakov aandachtig en bezorgd in het gezicht. Die blik van een vriend zou Sjestakov zich nog lang herinneren. De admiraal kwam Sjestakov op het dek tegemoet en bracht hem naar de kajuit. ‘Aan zijne majesteit,’ zei hij met toonloze stem, ‘zal een rapport worden uitgebracht over het heldhaftige gedrag van zowel u als de hele bemanning van torpedoboot “Honderdvijf”. En u vertrekt zo meteen naar het paleisziekenhuis.’ Fittinghof maakte het pakket open, hij haalde er een briefje uit, hield het, koketterend met zijn verziendheid, ver van zich af en begon te lezen. Sjestakov, die niet minder verziend was dan de admiraal, onderscheidde de korte regeltjes van het geheime bericht. ‘Het kruisersmaldeel dankt de monarch voor de toast, die door Zijne Majesteit is uitgebracht op onze glorierijke zeelieden en die aan de schepen van het smaldeel is overgebracht door torpedoboot ‘105’. Fittinghof keek om en huiverde. Sjestakov verliet zonder te salueren de kajuit. Hij wankelde. Zijn ogen waren gesloten. Hij hield zich met zijn ene hand vast aan de reling. Zijn op elkaar geklemde lippen leken een zwarte kleur aangenomen te hebben. Hij daalde af naar de sloep zon- | |
[pagina 74]
| |
der de matrozen die hem hielpen op te merken, en keerde terug naar de torpedoboot. Hij riep de mannen die het er levend afgebracht hadden aan dek en zei hun: ‘Ik beveel jullie allemaal om nu meteen aan wal te gaan. De toast van de monarch zal ik zelf beantwoorden.’ De bemanning gehoorzaamde. De matrozen begrepen er niets van, behalve dan dat ze dit bevel niet konden negeren. Sjestakov bleef alleen achter. Hij ging naar beneden en zette de kingston-kleppen open. Het water stroomde de compartimenten van de torpedoboot binnen en reutelde daarin als bloed in de keel van een gefusilleerde. De torpedoboot begon langzaam slagzij te maken en zonk. Sjestakov kon men op tijd van boord halen. Die nacht werd hij gearresteerd en onder konvooi naar een psychiatrische inrichting gebracht. Hij was volkomen normaal, maar zat langer dan twee jaar in de inrichting.
En nu, tijdens die saaie winterdagen op de boot, vroeg ik Sjestakov nog iets voor me te spelen op de vleugel. ‘Ik zal een matrozenliedje voor u spelen,’ antwoordde hij zacht en beroerde de toetsen: ‘Vergeet, zeeman, de hemel,
Vergeet het vaderhuis!
De zeilen zitten vol gaten,
Gesneden met een mes!’
De donkerblauwe schemering deinde in de golven en vocht met de vlam van het lampje, dat nog steeds brandde in de kajuit.
(1933) |
|