| |
| |
| |
De moeder
Bas Beerendonk
Op de hoek van de straat stak hij nog gauw even een sigaret op. Hoe zou hij het haar moeten vertellen? Elke vorm van contact met het andere geslacht was uit den boze. Een vriendelijke glimlach naar een vrouwelijke loketbediende kon haar toorn al hevig doen oplaaien. Niet alleen moest en zou zij de enige vrouw in zijn leven blijven, alles wat de productie kon verminderen moest verhinderd worden. ‘Verliefd?’ zou ze zeggen. ‘Hoe haal je het in je hoofd. Stop onmiddellijk met die onzin, anders zwaait er wat!’ Zijn moeder koesterde een groot wantrouwen jegens alles wat niet berekend kon worden. Liefde was voor haar een even groot verzinsel als God of Sinterklaas. Alles wat niet tastbaar was bestond niet.
Toen zijn sigaret op was spoot hij wat mentholspray in zijn mond en liep naar huis.
Zodra hij de deur open deed werd hij meteen aan een grondige inspectie onderworpen. Zoals altijd moest hij zijn mond openen zodat ze zijn adem kon controleren. Niet alleen tabak: koffie en proteïnearm voedsel waren minstens even erg. Daarna volgde de rest van het ritueel. Huid, haar, kleding werd nauwkeurig gecontroleerd op afwijkingen. Achter een simpel pluisje kon een wereld van bedrog en ontrouw schuilgaan.
‘Ben je naar de bank geweest?’ vroeg zijn moeder nadat ze zich ervan verzekerd had dat alles in orde was.
‘Natuurlijk,’ zei hij.
‘Je bent laat.’
‘Het was druk. Ik moest wachten.’
‘Maar je hebt geleverd?’
‘Natuurlijk.’ Hij liet haar het bewijs zien.
‘Hoever zijn we inmiddels?’
‘Achtenzeventig.’
‘We zijn er nog lang niet.’
‘Ik mag maar drie keer per week leveren.’
| |
| |
‘Ik weet het. Belachelijk! Maar de tijden zullen veranderen, uiteindelijk.’
Ze had gezegd dat ze een grote bewondering voor hem had, met een glimlach die weinig te raden overliet. Hij had die glimlach in films gezien, als hij stiekem naar de bioscoop ging nadat hij bij de bank was geweest. Daarna werd er onvermijdelijk gezoend. ‘Zulk altruïsme is zeldzaam,’ zei ze. Hij wilde haar zeggen dat hij ertoe gedwongen werd, maar in plaats daarvan knikte hij vriendelijk. Agnes, zo heette ze - dat stond op haar naambordje - en overmorgen zou hij haar weer zien.
‘Is er iets? Je kijkt zo raar,’ zei zijn moeder terwijl ze de eieren klutste.
‘Er is niets,’ zei hij. ‘Het is gewoon elke dag hetzelfde.’
‘Ik weet het,’ zei ze. ‘We moeten de productie verhogen.’
‘Volgende week word ik veertig,’ zei hij.
‘Precies,’ zei zijn moeder. ‘We hebben weinig tijd.’
Hij dronk het glas met de glibberige eiermassa in één keer leeg.
Kokhalzen deed hij allang niet meer.
Hoeveel mensen zouden er zijn zoals hij? Hoeveel mannen van zijn leeftijd sliepen er nog met hun moeder in één bed? Het was goed om ergens in te geloven, maar hij betreurde het dat zijn moeder hiervoor had gekozen.
In bed, terwijl zijn moeder naast hem al luidruchtig lag te snurken, dacht hij terug aan de ochtend voor zijn eerste schooldag. ‘Er is iets dat je moet weten,’ zei ze terwijl ze zijn lunchpakket in zijn rugtas stopte. ‘Misschien heb je dat zelf nog niet zo in de gaten, maar je bent... anders... dan de andere kinderen, bedoel ik. Weet je wat “normaal” betekent?’
Hij knikte.
‘Wel, dat ben jij niet. Jij bent niet normaal. Voor mij maakt dat niet uit, maar er zijn mensen voor wie dat wel wat uitmaakt, begrijp je? Daarom is het erg belangrijk dat die mensen daar niks van merken. Want van de buitenkant zien ze heus niet wat er allemaal in dat koppie van jou mankeert. Praat daarom maar zomin mogelijk en zeg alleen iets als je iets wordt gevraagd. Want weet je wat ze met je zullen doen als ze er wel achterkomen dat je niet helemaal “normaal” bent. Dan
| |
| |
pakken ze je van me af. Dan sluiten ze je op en dan zullen ze je pijn doen en dan zal ik je niet kunnen beschermen. Weet je wat dat is, pijn?’
Ze kneep hard in zijn arm. Hij krijste. ‘Maar dan nog honderd keer erger. Ze houden namelijk niet zo van kinderen zoals jij. Maar dit is ons geheimpje, oké.’
Ze kuste hem op zijn hoofd. ‘Wees maar voorzichtig,’ zei ze.
Vanaf die eerste school werd hij al na een paar maanden overgeplaatst naar een andere school met kinderen die, net als hij, ook niet veel zeiden. Waarschijnlijk omdat zij het van hun moeders ook niet mochten laten merken, dacht hij.
Het moment dat hij niet langer leerplichtig was, vierde zijn moeder als een grote overwinning. ‘We hebben het gered,’ zei zijn moeder. ‘Nu kan niets ons nog uit elkaar drijven.’
*
‘Je komt vaak,’ had Agnes vandaag gezegd. ‘Ga met me mee,’ had hij willen zeggen. ‘Ergens heen. Naar waar dan ook. We zullen gelukkig worden.’ Maar in plaats daarvan zei hij: ‘Ja, drie keer per week. Meer mag niet.’
In zekere zin was het makkelijker geworden om naar de bank te gaan sinds hij Agnes had ontmoet, maar het was ook voor het eerst dat hij zich schaamde.
Op zijn achttiende waren ze ermee begonnen, en inmiddels liepen er al bijna tachtig kinderen van hem rond. Hij keek in elke passerende kinderwagen om te zien of er gelijkenissen waren. Ze zouden nooit weten dat hij hun vader was. Dat gaf teveel gedoe, vond zijn moeder. Het zou het productieproces kunnen hinderen.
Zijn moeder was zo opgewonden dat ze de inspectie vergat. Op de keukentafel stond een computer. ‘Het internet,’ zei ze. ‘Dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. We kunnen zoveel kwijt als we willen. En je hoeft de deur niet meer uit, dat is toch fantastisch?’
‘Sorry?’ zei hij.
‘Ik heb al een account voor je aangemaakt. We vriezen het in en sturen het gekoeld op. Zo worden we ook nog eens fatsoenlijk betaald voor onze arbeid.’
‘Mam...’
‘Dat bankstel gaat niet lang meer mee.’
| |
| |
‘Mam...’
‘Als het gaat om die stimuleringsmiddelen, die kunnen we gewoon downloaden. Kijk ik heb er al een gedownload met cheerleaders. Daar hou je toch van, cheerleaders?’
‘Ik weet niet of dit wel zo'n goed idee is,’ zei hij.
‘Drink je eieren op.’
Die avond keek zijn moeder naar haar favoriete spelletjesprogramma. Ze lachte hard om de grapjes van de presentator. Soms herhaalde ze wat er werd gezegd en schudde met haar hoofd. Hoe lang zou zijn moeder nog te leven hebben?
‘Waarom kleed je je aan?’ vroeg zijn moeder terwijl ze de eieren klutste.
‘Ik ga naar de bank.’
‘Wat heb ik je nou gezegd?’
Hij dacht aan de filmglimlach van Agnes.
‘Uit!’ zei ze, terwijl ze met de vork dreigend op zijn broek wees.
‘Ik ben dinsdag vergeten te tekenen,’ zei hij.
‘Waarom?’ zei ze.
‘Gewoon vergeten,’ zei hij.
Zijn moeder monsterde hem argwanend. Ze zag het meestal onmiddellijk wanneer hij loog, maar dit keer leek ze niet zo zeker van haar zaak.
‘Goed,’ zei ze toen, ‘maar dat is echt de laatste keer.’ Ze wees op de computer. ‘De klanten wachten.’
‘Ik weet het,’ zei hij.
‘Cheerleaders,’ zei zijn moeder. ‘Zonder broekje aan.’
‘De cabine is klaar,’ zei Agnes. ‘Heb je verder nog iets nodig?’
‘Weet je,’ zei hij, ‘Ik zat te denken, je weet wel, misschien.’
‘Sorry?’ zei Agnes. ‘O, een film. Er liggen er al een paar. Ook een paar nieuwe, die heb je vast nog niet gezien.’
‘Iets drinken,’ zei hij.
‘O,’ zei ze.
‘Met mij.’
‘Op die fiets.’
‘Ergens.’
Ze zweeg even en keek in de map die ze in haar hand had.
‘Ja, waarom niet? Alleen, ik heb het deze week een beetje druk. En volgende week ook. Daarna misschien.’
| |
| |
‘Prima. Zal ik je dan, rond die tijd...bellen?’
‘Dat is goed.’
‘Mag ik dan ook...je nummer?’
‘Ehm, ja natuurlijk.’
Ik kan haar natuurlijk ook ons nummer geven, dacht hij, maar dat heeft weinig zin, aangezien ik van mijn moeder de telefoon niet mag opnemen.
Toen Agnes hem haar nummer had gegeven ging hij naar de cabine en deed zijn plicht.
‘Aan de slag,’ zei zijn moeder toen hij zijn eieren had gedronken.
‘Ik heb net al,’ zei hij.
‘Niet zeuren,’ zei ze. ‘Je kunt het best.’
‘Ik heb al een hoop positieve reacties op je foto gehad. Dat maakt het toch een stuk persoonlijker, vind je niet? Als ze op de bank wat meer aan promotie hadden gedaan, dan had je vast meer werk gehad.’ Ze begon zijn broek los te knopen.
‘Dat kan ik zelf ook wel.’
‘Doe het dan,’ zei ze. ‘We hebben geen tijd te verliezen.’
Hij kleedde zich uit.
Zijn moeder startte een film op de pc. De cheerleaders stonden net te douchen. ‘Kijk,’ zei zijn moeder. ‘Ze staan elkaar in te zepen.’
‘Ik kan het niet,’ zei hij. ‘Niet met jou erbij.’
‘Doe niet zo kinderachtig,’ zei ze terwijl ze haar breiwerk ter hand nam. ‘Doe maar net alsof ik er niet ben.’ Ze wees met een breinaald in de richting van zijn geslacht.
Hij ging achter de computer zitten en deed wat ze zei. Hij wist wat de gevolgen konden zijn als hij weigerde. Het was inmiddels alweer een paar jaar geleden sinds ze hem met diezelfde breinaald te lijf was gegaan, maar de littekens waren nog goed zichtbaar.
‘Zo ken ik mijn jongen weer,’ zei zijn moeder toen het gebeurd was.
Was er eerst nog het onderscheid dat hij op sommige dagen naar de bank moest en andere niet, nu was elke dag een herhaling van de vorige. Hij hield zich aan zijn dieet en onder het toeziend oog van zijn moeder vulde hij dagelijks zijn potje. Zijn moeder onderhield contact met allerlei mensen via het internet en regelde de distributie. Hoe het precies in zijn werk ging begreep hij niet helemaal, maar inmiddels had
| |
| |
ze via deze weg al een hoop mensen leren kennen. ‘Je krijgt de groeten van Annemiek en Bob,’ kon ze zomaar plotseling zeggen. ‘Doe ze de groeten terug,’ zei hij dan zonder verder te informeren. Met wat hij niet begreep kon hij zich ook maar beter niet bemoeien. In stilte zocht hij naar een uitweg.
Op een vroege ochtend, zijn moeder sliep nog, kroop hij uit bed. Op kousenvoeten sloop hij naar de woonkamer en drukte op het ‘aan’ knopje van de computer. Er lichtte een blauw schermpje op. ‘Gebruikersnaam: LAAT DAT MAAR UIT JE HOOFD, MANNETJE!’ Daaronder werd om een wachtwoord gevraagd. Hij deed de computer weer uit en kroop terug in bed. ‘Doe geen gekke dingen,’ mompelde zijn moeder, half in slaap nog, de bekende waarschuwing. ‘Anders komen ze je halen.’ Na al die jaren wist hij nog steeds niet wie ‘ze’ eigenlijk waren.
Er ging een week voorbij tot hij zich opeens herinnerde dat het raam, een schuifraam, eens, jaren geleden met een harde klap op zijn moeders vingers was terechtgekomen. Het touw, waarmee je het raam omhoog tilde, had niet goed vastgezeten. Ze had het uitgeschreeuwd van de pijn. Twee vingers gebroken, drie gekneusd.
Toen zijn moeder een paar dagen later de deur uitging om boodschappen te doen, greep hij zijn kans. Hij tilde het raam omhoog en klemde het touw tussen zijn tanden. Hij legde zijn beide handen in de opening en liet los. Eerst voelde hij niets, maar een paar seconden later ontstond er een kloppende pijn in zijn handen. Hij kon ze nog altijd, zij het met moeite, bewegen, stelde hij teleurgesteld vast. Hij tilde nogmaals het raam op, maar dit keer hoger, klemde het touw tussen zijn tanden en legde zijn opgezwollen handen eronder. Hij liet los, en dit keer, eindelijk, voelde hij iets breken. Huilend en kreunend van de pijn slaakte hij een kleine vreugdekreet.
De volgende die gilde was zijn moeder. Ze liet de boodschappen vallen, een sinaasappel rolde over de parketvloer.
‘Wat?’ zei ze.
‘Gebroken,’ zei hij. ‘Dat verrekte raam.’
‘Allebei?’
‘Vraag me niet hoe.’
| |
| |
‘Jezus,’ zei ze. ‘Dat kunnen we nu echt niet hebben.’
‘Ik moet naar het ziekenhuis.’
‘Waar heb ik dit aan verdiend?’
De arts liet op de foto zien op welke plaatsen zijn handen gebroken waren. ‘Dat gaat wel even duren,’ zei hij.
Hij probeerde zijn vreugde niet te laten blijken.
‘Hoelang?’ vroeg zijn moeder.
‘Zeker twee maanden,’ zei de dokter.
‘Jezus,’ zei ze toen ze weer thuis waren.
‘Ik weet het,’ zei hij.
‘Twee maanden,’ zei zijn moeder.
‘De pijn is al iets minder.’
‘Heb je enig idee hoe lang de wachtlijst is?’
‘Wachtlijst?’
‘Dat halen we nooit meer in. Straks moeten we mensen gaan weigeren en dat wil ik niet. Zo ben ik niet. Iedereen heeft recht op een kind.’
‘Tja,’ zei hij. ‘Het is vervelend.’
‘Kun je niet...’ Ze maakte een vreemd gebaar met haar handen, ter hoogte van haar kruis.
‘Nee, dat zal niet gaan, vrees ik,’ zei hij.
‘Nou,’ zei ze. ‘Dan zie ik maar één oplossing.’
‘Wachten,’ zei hij.
‘Dan zal ik het moeten doen,’ zei ze.
*
Die nacht deed hij geen oog dicht. Wat zou Agnes hiervan zeggen?
Hij keek naar zijn moeder, die vredig lag te snurken. Vervolgens keek hij naar zijn kussen. Zo moeilijk kon het toch niet zijn? Maar toen keek hij naar zijn twee gipsklompen van handen. Daarmee kon hij weinig uithalen. En daarbij, was hij er toe in staat?
‘Ga zitten!’ commandeerde zijn moeder nadat hij zijn eieren had gedronken.
‘Nee,’ zei hij.
‘Denk aan Pauline en Bert,’ zei zijn moeder.
| |
| |
‘Wie?’ zei hij.
‘De wereld draait niet alleen om jou, mannetje.’
Ze probeerde hem op de stoel te dwingen.
‘Nee. Blijf van me af.’
‘Je bent toch niet vies van je eigen moeder?’
‘Het hoort niet.’
‘Kijk nou toch eens wat die cheerleaders allemaal doen?’
Wat die cheerleaders allemaal met elkaar deden wist hij inmiddels wel.
‘Doe niet zo flauw en ga zitten. Het is zo gebeurd. Denk maar gewoon dat je het zelf doet.’
‘Ik kan het niet.’
‘Jij kan het niet? Is dat wat ik tegen Pauline en Bert moet zeggen? Dat jij hun leven liever tot een kinderloze hel maakt, dan je even een paar minuten in te zetten. Een onverbeterlijke egoïst, dat ben je.’
Zijn moeder pakte een broodmes van het aanrecht en wees daarmee dreigend in zijn richting. ‘Nou moet jij eens even goed naar me luisteren, mannetje. Als jij denkt dat jij er iets mee opschiet door ons vredige huishouden te terroriseren dan heb je het mis. Er zijn grenzen aan mijn geduld.’
‘Goed,’ zei hij. Hij had geen talent voor ruzie en bovendien zou Agnes weinig aan hem hebben als hij dood was. ‘Maar doe het vlug.’
‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘Denk je dat ik dit leuk vind?’
Hij ging zitten. Zijn moeder pakte een stoel en ging naast hem zitten. ‘Concentreer je maar op de film.’
Hij voelde haar koude hand om zijn slappe geslacht. ‘Kom op,’ zei ze. ‘Je kan het.’
Er kwam een volledig football-elftal te kleedruimte binnenvallen. Groepsseks, hij had het al zo vaak gezien dat hij zich weinig saaiers voor kon stellen.
‘En hop,’ zei zijn moeder, terwijl ze aan zijn lid sjorde. ‘Hop! Hop!’
Er gebeurde niets.
‘Je verzet je,’ zei ze.
‘Ik verzet me niet. Ik kan er niets aan doen.’
‘Ik ga net zolang door tot je geleverd hebt. Zal ik anders even met mijn mond...’
‘Nee!’ zei hij. ‘In godsnaam niet.’
Hij had gehoopt dat zijn moeder op een gegeven moment wel op zou geven, maar na tien minuten was ze nog steeds bezig. Het begon
| |
| |
een pijnlijke aangelegenheid te worden.
Oké, dacht hij, Agnes, ik zie geen andere oplossing. Hij vergat zijn moeder en stelde zich voor dat het Agnes was. Hij kreeg meteen een erectie.
‘Zie je wel dat je het kunt,’ zei zijn moeder.
Twee minuten later was het gebeurd.
‘Ik ben trots op je,’ zei ze.
De verschrikking werd dagelijkse routine. Normaal of niet normaal, een mens paste zich gemakkehjk aan de omstandigheden aan. Hij sloot zijn ogen, dacht aan Agnes en het zijn moeder haar gang gaan, probeerde haar aanmoedigingen te negeren (‘Én hop, hop!’). Sinds ze zich op deze manier met het productieproces bemoeide straalde ze een vreemde warmte uit.
‘Weet je,’ zei ze toen ze op een avond samen televisie zaten te kijken. ‘Ik heb echt het idee dat dit ons dichter bij elkaar heeft gebracht.’
‘Ja,’ zei hij.
‘Ik denk dat er een hoop mensen jaloers op ons zouden zijn. Zo'n hechte band tussen moeder en zoon is lang niet vanzelfsprekend.
‘Nee.’
Zodra zijn moeder de deur uitwas om boodschappen te gaan doen, pakte hij de telefoon en draaide het nummer van Agnes. Omdat hij slechts een paar vingers vrij had, kostte dat hem grote moeite. Zijn hart klopte in zijn keel. De telefoon ging drie keer over. Na vier keer werd er opgenomen. ‘De Bruin?’ zei een vrouwenstem.
‘Agnes?’
‘Wie is dit?’
‘Met mij. We zouden...’
Op de achtergrond hoorde hij kinderen krijsen, gevolgd door de vermaningen van een zware mannenstem. ‘Nou is het genoeg!’
‘Hallo?’
‘O, sorry,’ zei hij en noemde zijn naam.
‘Wie?’
‘Van de bank.’
‘O.’
‘Ik zou je bellen, weet je nog?’
‘Nee, ja natuurlijk. Maar...’
| |
| |
‘Wanneer zullen we afspreken.’
‘Ehm, dat ligt een beetje ingewikkeld. Is het goed als ik jou hier nog even over terugbel?’
Het kwam hem voor alsof zij een compleet ander gesprek aan het voeren was, antwoordde op vragen die hij nooit had gesteld. Hij wist wel hoe dat kwam, ook dat had hij in films gezien. Die man, die hij nu voor het gemak maar even aanduidde als ‘De gemenerik’, die zonder twijfel losse handjes en een alcoholprobleem had, stond nu op een afstandje mee te luisteren en zodra er sprake was van iets dat hem niet beviel, zou hij niet aarzelen om ...
‘Goed,’ zei hij.
Ze hing op.
Maar ze heeft mijn nummer helemaal niet, dacht hij toen hij de hoorn terug op het toestel legde. Hij belde opnieuw.
‘Ja?’ zei ze. Ze klonk enigszins geïrriteerd.
‘Mijn nummer,’ zei hij. Hij gaf haar het nummer, maar gek genoeg hoorde hij haar niet schrijven. Maar dat zegt niets, dacht hij, alles gaat digitaal tegenwoordig.
‘Oké,’ zei ze, ‘Dag!’
‘Wacht,’ zei hij. ‘Wanneer ben je ongeveer van plan te gaan bellen, dan kan ik er rekening mee houden?’
‘'s Ochtends of 's avonds,’ zei ze. ‘Of anders tussen de middag.’
‘Goed,’ zei hij. ‘Ik zorg dat ik er ben. Je kunt op me rekenen.’
Er is iets vreemds aan de hand, dacht hij. Haar woorden waren niet gewoon woorden geweest. Het waren schuilwoorden, geheime woorden, woorden die iets heel anders betekenden dan je op het eerste gezicht zou vermoeden. Ze probeerde hem een bepaalde boodschap over te brengen. Ze is in gevaar. De gemenerik houdt haar om duistere redenen gevangen. Wat hij precies van plan is, is tot op heden nog onduidelijk, maar dat het weinig soeps is, staat als een paal boven water. En aan mij de taak om haar te redden. Het zal geen gemakkelijke opgave zijn, maar ik zal erin slagen. De eerste stap was al ingewikkeld genoeg: de telefoon opnemen zonder dat zijn moeder het merkte.
‘Storm,’ zei zijn moeder die avond tijdens het televisiekijken. ‘Zo gaan ze hem noemen. Vind je dat geen leuke naam?’
*
| |
| |
Er werd niet gebeld. Het leven ging verder als altijd en er traden geen noemenswaardige veranderingen op. Buiten werd het licht en weer donker. Hij hield zich aan zijn dieet, zijn moeder hanteerde zijn geslacht terwijl de cheerleaders hun dagelijkse douche namen. 's Avonds werd er gebreid en televisie gekeken. Wat anderen misschien de wenkbrauwen zou doen fronsen was voor hen inmiddels de gewoonste zaak van de wereld geworden.
Maar 's nachts lag hij wakker en dacht aan de verschrikkelijke situatie waarin Agnes zich bevond. Zijn taak - de telefoon opnemen zonder dat zijn moeder het zag - was vele malen lichter dan die van haar: hem zien te bellen, terwijl de gemenerik haar van een afstandje beloerde, wachtend op een aanleiding om haar met zijn vuisten te lijf te kunnen gaan, tot groot plezier van zijn bloeddorstige kinderen. ‘Agnes,’ mompelde hij zachtjes. ‘Hoe ben je hier in godsnaam in verzeild geraakt?’ Ja, dacht hij, het is een wrede wereld en zoals bekend is het veel gemakkelijker kwaad dan goed te doen. Maar ik zal je redden, koste wat het kost.
Zijn moeder snurkte luid, nu en dan stokte haar ademhaling en leek ze te stikken, maar helaas ging even later het gesnurk gewoon weer verder. Mijn moeder, dacht hij, nee, die gaat nooit dood.
*
Weken verstreken en Agnes belde maar niet. Kennelijk had hij gelijk en liet de gemenerik haar geen moment alleen. Of misschien is het al te laat, peinsde hij, en heeft hij al ‘zijn wil met haar gedaan.’
Op een vrijdag, zodra zijn moeder de deur uitwas, belde hij opnieuw.
‘Hallo?’
‘Hallo met mij.’
‘Met wie?’
‘Van de bank.’
‘O.’
‘Ik dacht, omdat. Is er iets ergs gebeurd?’
‘Nee hoor.’
‘Omdat je niet gebeld hebt bedoel ik.’
‘Luister,’ zei ze.
Maar op dat moment ging de voordeur open. Zijn moeder bleef staan in de deuropening. Ze zei niets, keek hem alleen maar aan.
‘Hallo?’ zei Agnes.
| |
| |
Zijn moeder zette de lege boodschappen tas neer, liep op hem toe, rukte de hoorn uit zijn hand en drukte die tegen haar oor. ‘Hallo?’ zei ze, maar Agnes had al opgehangen.
‘Je hebt me erg teleurgesteld,’ zei ze.
‘Heb je enig idee hoeveel pijn je me hiermee doet?’ zei ze toen hij haar de situatie probeerde uit te leggen.
‘Ik dacht -’
‘Jij moet niet denken, jij moet gewoon doen wat ik je zeg,’ zei ze terwijl ze de stekker uit de telefoon trok en het ding optilde. ‘Geen contact, dat was de afspraak.’
‘Dit hoort niet,’ zei hij. ‘Hoe wij leven. Ik bedoel, andere mensen ...’
‘Hoe andere mensen leven interesseert me niet,’ zei ze. ‘Maar wij hebben een missie.’
‘Ik ben al geen maanden meer buiten geweest.’
‘Geloof me. Je hebt niets gemist.’
Zou er nou ooit iets veranderen?
‘Mam...’
‘Moet ik vragen of ze je komen halen, dat kan hoor?’
Hij opende zijn mond, maar het lukte hem niet om iets uit te brengen.
‘Dat lijkt me ook,’ zei ze toen. ‘En deze hebben we niet meer nodig, we werden toch nooit gebeld.’
Ze pakte haar portemonnee van tafel, die ze kennelijk vergeten was.
‘Bereid je maar vast voor,’ zei ze. ‘Dan kunnen we als ik terugben meteen beginnen met leveren.’
Met de telefoon onder haar arm stapte ze de deur uit.
Met het vertrek van de telefoon waren ze nu volledig afgesneden van de rest van de wereld. Terwijl Agnes ongetwijfeld de ene kwelling na de andere onderging, was er niets dat hij kon doen. Het enige prettige vooruitzicht was dat het gips er binnenkort af mocht. En misschien zou hij dan eindelijk in staat zijn te doen, wat hij tot nu toe niet had gekund.
De dokter verwijderde het gips en zei dat alles er goed uitzag. Hij vond het vreemd dat zijn moeder nauwelijks opgelucht leek. Ze knikte alleen kort en zei: ‘Dus verder hoeven we niets te doen?’
‘Een beetje voorzichtig met boksen,’ zei de dokter. ‘In het begin.’
| |
| |
Zijn moeder lachte niet.
De volgende dag wilde zijn moeder zich weer, uit gewoonte, over zijn geslacht ontfermen.
‘Laat maar,’ zei hij. ‘Ik kan het zelf.’
‘Maar ik doe het graag,’ zei ze.
‘Maar het hoeft niet,’ zei hij.
‘Laat mij het toch maar doen,’ zei ze. ‘Straks bezeer je je nog.’
*
Het leek of alles opnieuw tot stilstand gekomen was. Elke dag was een herhaling van zetten. Zelfs de gesprekken die ze voerden waren hetzelfde. Als een willekeurige toeschouwer ze samen op de bank zag zitten zou die waarschijnlijk denken dat ze gelukkig waren.
Maar niets was minder waar. Hij, de zoon, speelde het spelletje mee. Stemde in met alles wat de moeder wilde (En hóp, hóp, hóp!), maar in stilte werkte hij aan het plan dat aan deze situatie voorgoed een einde zou maken. Hoe langer hij erover nadacht, hoe meer hij ervan overtuigd raakte dat het de enige mogelijkheid was. Het was het meest barmhartige wat hij kon doen, bovendien. Geen wraak, geen woede, maar een daad uit liefde. Zijn moeder was een ziek dier, een ziek dier dat uit haar lijden verlost moest worden.
‘Schat, kun jij me die breinaald even aangeven?’
‘Natuurlijk moeder.’
Op vrijdag, toen zijn moeder de deur uitging om boodschappen te doen, pakte hij het telefoonboek uit de kast (de telefoon was de deur uit, maar het boek was ze vergeten) en zocht het adres dat bij het nummer van Agnes hoorde (de Bruin, zo heette ze). Toen hij het adres had gevonden, zocht hij op hoe hij er moest komen. Het was niet ver van hun huis, hij kon er met tien minuten zijn. Op een blaadje tekende hij de route uit en borg het papiertje zorgvuldig op.
Die nacht deed hij of hij sliep. Zodra ze begon te snurken opende hij zijn ogen. Hij keek naar zijn vredig slapende moeder en het bekende stilleven op het nachtkastje: bril, het glas met het kunstgebit, het doosje met pillen tegen winderigheid.
| |
| |
Muisstil richtte hij zich op en glipte uit bed. Voorzichtig pakte hij zijn kussen, sloop naar de andere kant van het bed en hield stil bij het hoofdeinde. Ze sliep op haar rug, het kon niet beter. Nu moest het gebeuren. Vaarwel moeder, dacht hij, slaap zacht. Hij bracht het kussen tot vlak boven haar gezicht en drukte het met zijn volle gewicht naar beneden. Ze begon wild met haar armen en benen te trekken, hij moest boven op haar gaan zitten om haar in bedwang te houden. Hij had al zijn kracht nodig om haar niet te laten ontsnappen. Na een minuut hield het wilde gespartel op en voelde hij hoe haar lichaam zich ontspande. Hij bleef nog zeker twee minuten zo zitten. Toen haalde hij het kussen van haar gezicht, en zag dat het gelukt was.
Agnes de Bruin woonde in een klein arbeidershuisje, ongeveer gelijk aan het huis waar hij met zijn moeder woonde. In een kamer op de eerste verdieping brandde nog licht. Hij drukte zijn oor tegen de deur. Gehuil van een baby en een vrouwenstem die sussende geluiden maakte. Hij weifelde even en drukte toen op de bel. ‘Jezus, wie kan dat nou zijn?’
‘Laat maar gaan,’ herkende hij de stem van Agnes. ‘Schat, wat doe je?’
‘Kijken wie het is, wat denk je.’
‘Doe alsjeblieft rustig. Bart en Boris slapen eindelijk.’
Het licht in de gang sprong aan en hij hoorde voetstappen op de trap. Achter de deur verscheen een gestalte.
‘Wie is daar?’ vroeg de vrouw.
‘Is Agnes er ook?’ vroeg hij.
‘Wacht even.’
Het slot werd ontgrendeld en de deur ging open. Een jonge, roodharige vrouw verscheen in de deuropening. Ze droeg een badjas en zag er vermoeid uit. In haar armen wiegde ze de baby. Toen de baby hem zag werd ze stil. De vrouw keek verbaasd naar het kind en daarna naar hem. Even dacht hij iets in het kind te herkennen, maar die gedachte verliet hem meteen weer. ‘Ja?’ vroeg ze, op zachte toon.
‘Is Agnes er ook?’
‘Waar gaat het over?’
‘Ik zou graag iets met haar willen bespreken?’
‘Dat lijkt me niet zo'n goed idee. Heb je enig idee hoe laat het is?’
‘Het spijt me, ik kon niet eerder.’
‘Het lijkt me beter als je weggaat,’ zei de vrouw, sloot de deur en liep de trap op.
| |
| |
In de kamer waar het licht brandde werden de gordijnen opzij geschoven.
Hij hoorde hoe de vrouw Agnes zacht, maar toch vermanend toespraak. ‘Ik had je hier nog voor gewaarschuwd.’
‘Denk je dat hij het weet?’
‘Wat zou hij hier anders komen doen?’
‘Maar ik kan hem daar toch niet laten staan?’.
Even later opnieuw voetstappen op de trap. De deur ging open en daar stond Agnes. Ook zij droeg een badjas. ‘O, jij bent het,’ zei ze.
‘Ja,’ zei hij. ‘Van de bank.’
‘Daar werk ik niet meer,’ zei ze.
‘Ik maakte me ongerust,’ zei hij. ‘Omdat je toen ik belde... Omdat die man...’
‘Welke man?’
‘Op de achtergrond. Ik weet niet, ik dacht...’
‘Dat moet mijn zwager geweest zijn,’ zei ze. ‘De broer van Alies.’
‘O,’ zei hij, al begreep hij het nog niet helemaal. ‘Dus je bent niet in gevaar?’
Ze keek hem onderzoekend aan.
‘Niet om onaardig te doen,’ zei ze. ‘Maar het lijkt me beter als je hier niet meer komt.’
‘Oké,’ zei hij.
‘Goedenacht,’ zei Agnes.
‘Ja,’ zei hij. ‘Goedenacht.’
Agnes sloot de deur en ging terug naar boven. Hij bleef voor de dichte deur staan. Dat was het dan. Hij was vrij om te gaan en te staan waar hij wilde, maar hij kon niets anders bedenken dan gewoon naar huis terug te keren.
|
|