| |
| |
| |
AH-Erlebnis
L.H. Wiener
Voorwoord
Ooit schreef ik: ‘Het enige herkenbare resultaat dat mijn literaire arbeid voor mij heeft gehad is dat mijn leven zich goeddeels heeft ontrold volgens het scenario dat ik eerder in mijn werk had verzonnen. Of daarmee nu de zin dan wel de zinledigheid is aangetoond van mijn literaire worstelingen blijft een vraag, evenals de vraag of mijn levensloop zich anders had voltrokken als ik geen schrijver was geweest, maar zeker is dat ik nimmer alle arglist en overlast zou hebben kunnen verduren, als ik de voorwaarden daartoe niet eerst zelf had gecreëerd.’
Aan deze passage moest ik denken voordat ik kort geleden het hier volgende verhaal in scène zette, met als onderwerp een soort van wraakseks, die er niet om liegt, al moet dit woord niet al te letterlijk worden opgevat. Alle literatuur is in essentie immers fictie, ook de autobiografiese, al was het alleen maar omdat de werkelijkheid, in het echt, niet bestaat en slechts de subjectieve beleving weerspiegelt van een keten van al of niet gerelateerde toevalligheden. Alles is als toeval mogelijk, zelfs de mogelijkheid dat toeval niet bestaat.
Ik verzon uit een speelse vorm van baldadigheid en weldadige zelfspot een hoofdpersoon, die de vrouw niet meer louter zag als een lustobject, zoals zij voordien (met dank aan professor Dick Swaab) in zijn hypothalamus, zijn hersenschors, zijn prefrontale cortex en uiteindelijk in zijn snikkel geworteld zat, maar eerder als wraakobject, daartoe aangemoedigd door een grillige opeenhoping van relationele teleurstellingen gedurende heel zijn leven, alhoewel de begrippen lustobject en wraakobject elkaar niet geheel bleken uit te sluiten en misschien wel in elkaars verlengde lagen, of elkaar zelfs complementeerden.
Zo, dat is eruit.
Wie het weet mag het zeggen.
Ik dus.
Dat verhaal gaat dan als volgt:
| |
| |
Vroeger dacht ik dat seks de oerdrift was die al het menselijk handelen stuurde en waaraan ieder ander instinct ondergeschikt was, maar nu mijn leven voor driekwart voorbij is, weet ik dat seks niet meer is dan een spelletje, een frivoliteit, waarmee ik mij zo nu en dan vermaak.
Vrouwen.
Aardig speelgoed voor een man, wat valt er meer van te zeggen?
In mijn levensfase nooit meer nieuw, maar nog heel goed bruikbaar en tot op gevorderde leeftijd functioneel.
De daad zelf is niet de hoofdzaak, zoals wel vaak wordt verondersteld, maar slechts een bonus, die men verdient als het spel gewonnen is, een extraatje dat de speler in de schoot geworpen krijgt, hoe moet ik het zeggen, een shot slagroom op een taart, die de driftige minnaar promoveert tot winnaar, de jonge dader tot vader en de ervaren jager tot slager.
Je kunt iets mooi zeggen of iets lelijk zeggen, zonder dat de betekenis verandert.
Vrijen wordt door de tekstverwerker als woord geaccepteerd, terwijl neuken rood onderkringeld wordt, alsof het niet bestaat. ‘Zij hebben met elkaar geslapen,’ komt neer op: ‘Zij hebben de hele nacht geen oog dicht gedaan en alleen maar liggen vozen,’ terwijl de mooiste variant van dit begrip wordt verwoord in de uitdrukking ‘de liefde bedrijven’, alsof seks en liefde iets met elkaar gemeen hebben. Vergelding zal men bedoelen, gemene wraak, voor alle verwekte en verwelkte verwachtingen.
A line that will stretch out till the crack of doom: het buurmeisje Femke, die in 1949 niet van Engelse drop bleek te houden en daarom mijn aap in de open haard gooide en Marjolein Koelewijn, die in 1957 zei: ‘Het is nooit aan geweest,’ toen ik het kort voordien uitmaakte en Anneke Spaans, die zogenaamd boos werd, toen ik in 1961 in lokaal 16 aan het Santpoorterplein mijn hand in haar bloes stak en die tien jaar later in haar hoedanigheid als call girl door een aantal plaatselijke mafiosi uit het raam van een hoog Grieks hotel werd gegooid, zodat ik naar mijn Schuld en boete, dat ik haar in 1962 geleend had, verder wel kan fluiten, en Karin van Straaten die ik in het jaar 1963 opofferen moest aan mijn wrok jegens het Lorentz Lyceum en Clair Meerman, die de uil Nestor nog heeft gezien en de seksheks Maria Drommel in het tuinhuisje op de Duinweg te Zandvoort (laten god en de duivel dobbelen om haar ziel) en Agnita Gerzon, die mijn naam in het zand schreef om hem later weer uit te wissen, en mijn eerste ex-vrouw, met die twee konijn- | |
| |
tjes die liever dood wilden, Neon en Formica, door mij nog zo gedoopt in het ziekenhuis Sint Johannes de Deo, nil nihil volente, en mijn tweede ex-vrouw, dertien jaar rampspoed, en daarna Carina Wijnberg, de mooie moeder van mijn mooie kinderen, die al twitterend in de mist der mensen is verdwenen en dan, tenslotte, de schone Quirina Taselaar, love of my life en fire of my loins, wier credo: ‘Pijpen is mijn ding,’ zal nagalmen in de kathedraal der literatuur, zolang ik daar de vloer mag aanvegen.
Mijn jachtterrein is Albert Heijn en dan in het bijzonder de zelfbedieningswinkel aan het begin van de Grote Houtstraat te Haarlem en the nature of my game is de ontmaskering. Of beter nog, de ontluistering, gevolgd door de vernedering, die uiteindelijk leidt tot de verloedering. I am one, my liege, whom the vile blows and buffets of the world have so incensed that I am reckless what I do, om het de master of ceremonies zelf maar weer eens te laten zeggen. W. Shakespeare, de J.S. Bach van de literatuur.
Zelfbediening is een ruim begrip en niet zelden een existentiële noodzaak, zeker op seksueel gebied, maar tevens een begrip dat bij de sociaal zwakkere medemens nogal eens als uitlokking wordt ervaren. Persoonlijk reken ik nooit meer af dan ongeveer de helft van wat ik aanschaf. Een redelijke verdeling, mij dunkt, onder het door een slim reclamebureau ooit gelanceerde motto: ‘Wie bij Albert Heijn koopt, let op de kleintjes’, of woorden van gelijke strekking. Dat was nog ruim voordat men op de proppen kwam met die frisse snuiter van een bedrijfsleider, die jolige joker met die te kleine bovenkaak, die zich als paashaas, kerstman of ruimtevaarder tussen de schappen onafgebroken vrolijk maakt over het prijzencircus bij zijn werkgever.
Ik ben als boodschappenregelaar door ervaring wijs geworden en ken nu wel zo'n beetje alle trucs die er op dit gebied te bedenken zijn en ik durf te beweren dat ik als veiligheidsman voor dit genereuze concern mijn gewicht in goud waard zou zijn. Nu loopt er af en toe zo'n geüniformeerde trekbok rond, die vaker op zijn horloge kijkt dan in het rond en geen benul heeft van wat er in de winkel gebeurt. Weggegooid geld, evenals die zogenaamde detecteerhekjes bij de uitgang, met die rode lampjes die nooit gaan branden, eenvoudig omdat de koopwaar geen signaal geeft. Maar ik pik, welhaast intuïtief, geheel andere signalen op, registreer feilloos de kleinste tekenen van geforceerd gedrag, zie de onrust in een blik, de spanning rond de mond, de
| |
| |
onzekerheid in een gebaar, het trage tasten en voornamelijk de doorzichtige voorbereiding. Oefening baart kunst.
Men kan er niet voetstoots van uitgaan dat een klant zonder tas niet steelt. Wijde jassen zijn suspect, ze zijn natuurlijk ook warm, maar een behoorlijk stuk Old Amsterdam kost al gauw negen euro en een exquis stuk hertenbiefstuk smaakt nu eenmaal het lekkerst als men het zelf geschoten heeft. Vrouwelijke klanten die met grote tassen binnenkomen zijn mijn prooi, aan mannen heb ik niets, nooit gehad. Er is geen man die deugt, daar zijn het mannen voor. Een man is geen speelgoed, hij is een vijand, van nature.
Een grote boodschappentas op zich garandeert nog geen snode plannen, maar forse tassen zijn wel mijn doelwit, mits er aan nog twee voorwaarden wordt voldaan: ten eerste de al eerder genoemde sociale kwetsbaarheid en ten tweede een kleinere tas, die pas kenbaar wordt als het slachtoffer hem binnen de beschutting van het grotere omhulsel heimelijk uitvouwt. En dan natuurlijk geduld, veel, heel veel geduld. Mensen durven namelijk veel minder te stelen dan ze wel zouden willen, een remming die omgekeerd evenredig is aan de bedrijfsvoering van AH zelf, die werkelijk voor niets terugdeinst. Zo rekent het filiaal aan de achterzijde van het station te Haarlem zo maar € 1,75 voor een klein blikje bier van het merk Heineken, terwijl de DEKA in de Oranjeboomstraat daar € 0,78 voor vraagt.
En zo werd het dan eindelijk gisteren, toen zich plotseling de mooiste prooi aan mij aanbood die ik mij wensen kon, een jonge dame van achter in de twintig, met licht achterstallig onderhoud, maar met overduidelijk rooskleurige potentie. Ze had kastanjebruin haar tot op de schouders, waar een stevige borstel wel wat meer glans in zou kunnen brengen. Kleding zoals te verwachten van H & M en opgebouwd uit twee lagen, een grijze legging, met daarover een dieprood wollen vest dat tot halverwege haar dijen onder een zwarte jekker uitstak. Een smakelijke verschijning, als men goed keek.
Het begon bij de kaas, waar het vaak begint, ik bedoel waar een fors stuk oude Beemster eerst net iets te achteloos in het karretje wordt geplaatst, om even later in de beschutting van het katten- en hondenvoer in de plastic binnentas te verdwijnen. Ik volgde haar rustig en op afstand, maar verloor geen enkele handeling uit het oog. ‘Toe maar, meissie,’ fluisterde ik binnensmonds, ‘Sla je slag, zegeltjes sparen schiet niet
| |
| |
op.’ Er ging een spannende vibratie van haar uit, van haar en van de situatie, die ik waarnam als een tinteling in mijn bloed. Hoe meer ze zondigde hoe sterker mijn positie straks. Ik tastte naar het nagemaakte identificatiepasje in de borstzak van mijn overhemd, een blauw plaatje dat eerder aan een ander blauw plaatje had vastgezeten, het gedeelte dat de grote maat bonuspas bevatte. Een middenstrip met een vaag wolkenmotief, dat een streepjescode bevatte, had ik laten zitten om de identificatiekaart een aparte aanblik te geven. Een der kleine pasjes had ik nauwgezet vervangen door een op maat geknipte pasfoto met daarnaast een fantasiekrabbel in zwarte inkt. Op het bovenste gedeelte had ik in witte plaklettertjes, onder het woord Bonus, in klein kapitaal, het woord INSPECTIE aangebracht, hetgeen aan deze bonuskaart wel een prikkelende extra betekenis verleende: een vals document dat mij al menige valse kick had bezorgd. Homo ludens, in de speelweide der wraak.
Er verdween een Oral-B tandenborstel van € 3.99 in de tas, alsmede, in één moeite door, een tube Zendium, wat ongeveer zeven euro handel opleverde. Zichtbaar in het karretje werden gedeponeerd: een net sinaasappels, een doos Muesli van het merk Euroshopper, een half brood en een fles goedkope witte wijn, waarna mijn heldin zich naar de kassa begaf, op de voet gevolgd door een zeer gemotiveerde AH-beveiliger. Terwijl ze het af te rekenen deel van haar boodschappen op het daarvoor bestemde plateau legde, ging ik vlak achter haar staan en voelde ik hoe de tinteling in mijn bloed opliep en zich samenbalde in mijn onderlichaam. Ze rook naar niets, maar dus ook niet naar oud zweet. Haar nagels waren niet gelakt en haar gezicht was onopgemaakt. Dit kon niet beter. Was zij een uitkeringstrekster of een alleenstaande moeder? Of beide tegelijk? Dat zou wel het mooiste scenario opleveren. Mamma moet even mee naar het bureau en als het dochtertje uit school voor een dichte deur staat of in een leeg huis stapt, dan wacht ze gewoon geduldig af, of ze belt maar bij de buren aan. Succes verzekerd.
Zelf had ik alleen een deodorantroller gekocht, zodat ik snel kon afrekenen en haar nog in de zaak kon aanhouden, wat een beter effect zou opleveren. Daar ging ze, die stouterd, met een nogal zware tas aan haar hand, richting schuifdeuren, richting Grote Houtstraat, maar niet richting huis, eerder richting Koningin Wilhelminalaan. Ter hoogte van het kopieerapparaat en de geldautomaat tikte ik haar tweemaal kort maar dringend op de schouder. Duidelijk om haar iets te zeggen en niet om haar iets te vragen. Met een ruk draaide ze zich om.
| |
| |
Ik keek haar strak aan en imiteerde een glimlach, alsof het me moeite kostte vriendelijk te kijken met de wetenschap die ik bezat.
‘Wilt u maar even met mij meekomen...’ zei ik op afgemeten toon.
‘Wat?’ bracht zij uit.
Ik toonde haar mijn identiteitsbewijs, dat ik om de falsificatie te verhullen langzaam heen en weer bewoog.
De schrik stond star in haar ogen.
‘Ik vermoed dat u wel begrijpt waarom het gaat?’ ging ik onbewogen verder, terwijl ik mijn gezicht iets dichter bij het hare bracht en de lijnen van haar neus en mond bestudeerde, met speciale aandacht voor de vorm en het volume van haar lippen.
‘Wat?’ herhaalde zij.
In die Wiederholung zeigt sich der Meister, dacht ik ineens, terwijl ik onder spanning meestal in het Engels ga denken. Vreemd. Misschien omdat ik zo overtuigd was van mijn macht. Ik zou een goede Nazi-beul geweest zijn, denk ik, althans op dat moment. Al die joodse bruidjes, met die joodse tietjes. En zo gehoorzaam. Heerlijk, hoe vunziger hoe beter.
‘Wilt u mij maar volgen, mevrouw,’ drong ik aan, terwijl ik door de schuifdeuren naar buiten liep.
‘Oh, god...’ verzuchtte ze.
En ze volgde me gedwee.
Tussen de tientallen fietsen en het heen en weer lopende publiek buiten nam ik haar voor alle zekerheid vast bij een arm en voerde haar de hoek om naar de Gasthuisvest, waar mijn auto, half op de stoep, geparkeerd stond. Mijn oude Saab turbo 900 met zwartlederen bekleding, de enige metgezel die mij altijd trouw gebleven is. Naar een toevallig passerende politieauto stak ik joviaal mijn hand op. Dag jongens, ja hoor, het is weer zover, tot straks in de verhoorkamer.
‘Stapt u maar in...’ zei ik, met een uitnodigend gebaar van mijn hand, terwijl ik met mijn andere hand de boodschappentas van haar overnam en die op de achterbank zette.
Zwijgend nam ze plaats.
Leunend op het portier en met mijn hoofd vlakbij het hare sprak ik op zachte maar dreigende toon: ‘En als u overweegt de benen te nemen, mevrouwtje, dan raad ik u dat ten stelligste af, want dan slaapt u vanavond in een cel op de Koudenhorn.’
Ze keek strak voor zich en ik meende een korte rilling in de spieren van haar hals waar te nemen.
| |
| |
‘Wat gaat er nu met me gebeuren...’ prevelde ze.
‘Ik wil met u nog niet direct naar het politiebureau rijden,’ antwoordde ik, terwijl ik de motor startte en over de Houtbrug wegreed richting Dreef, richting Wilhelminalaan. ‘Ik zie dat u erg geschrokken bent en dat is een goed teken. Maar ik moet u wel zeggen dat u officieel bent aangehouden op verdenking van diefstal. Ontkent u deze beschuldiging?’
Ze zweeg.
‘Mevrouw, uw antwoord graag...?’ vroeg ik daarop met klem.
Ze schudde met haar hoofd.
‘Goed zo, bekennen scheelt in de straf.’
Ze maakte nu een kort snuivend geluid.
Als ik niet zo verhit was, zou ik bijna met haar te doen hebben. Maar de tinteling in mijn privésector was inmiddels overgegaan in een licht vonken en kortsluiting dreigde.
‘Wij gaan even praten...’
Ik draaide voor het Dreefzichtgebouw rechts de Wilhelminalaan in en bracht de auto tot stilstand in de brede grasberm die de monumentale zakenvilla's daar scheidt van de oude beuken in de Hout. Aan het geparkeerde wagenpark aldaar kan men de financiële positie van de eigenaars zonder moeite aflezen. Mijn eigen wagen misstond allerminst, vond ik, achter de klassieke Jaguar MK 2 die voor me in het gras stond, kennelijk het speeltje van een gefortuneerde verzamelaar. Seks houdt van leer en ik houd van allebei. Er was niemand te bekennen en meer dan een uitgelaten hond viel er eigenlijk niet te verwachten. Ooit had er op deze plaats een auto gestaan met daarin een vrolijke Surinamer, geëscorteerd door twee blanke meisjes. De een zat op de achterbank en leunde voorover, terwijl de ander zijwaarts hing en doende was de sterk op Desi Bouterse gelijkende medemens oraal te bedienen, hoe zeg je zoiets. Juist op het moment dat ik per fiets op weg naar huis passeerde, zag ik in een flits hoe de man zijn hoofd achterover trok en een hoorbare kreet slaakte. Het meisje op de achterbank deinsde achterwaarts. Men fietst dan rustig verder, maar men vergeet zo'n tafereel nimmer meer. En daarom is dit de plek. Easy.
‘Is pijpen uw ding?’ vraag ik dan, toonloos.
‘Wat?’
‘Pijpt u graag?’
Stilte.
| |
| |
Nu ja, ik ben geen pornograaf, ik ben een fictiograaf.
Laat ik volstaan met te vermelden dat het minder overredingskracht kostte dan ik bereid was te spenderen. Niet dat de dame in kwestie ervan genoten heeft, dat geloof ik eigenlijk niet, en dat doet wel wat af aan de beleving, aan je gevoel van macht, aan de Erlebnis, zou AH zelf zeggen, AH, wiens voornaam Adolf is, maar wat mag je verwachten van een angstig wicht, dat de nacht niet in een politiecel wil doorbrengen.
Het was slikken of stikken voor haar, al klinkt dat eigenlijk ook wel erg banaal.
Ik heb haar de boodschappen laten houden, dat wel.
| |
Nawoord
En zo is het dan eindelijk vandaag geworden!
Ik loop voor de zoveelste keer in de winkel rond, gewapend met mijn inspectiepas, en heb nu werkelijk beet, dat weet ik zeker. Godschristus, de laatste weken waren een marteling voor me, want ik was hier niet in de eerste plaats om boodschappen te doen, ik was koortsachtig op jacht. Steeds goed gekleed, om een overtuigender indruk te maken, maar ik heb allengs meer begrip gekregen voor die gefrustreerde trekbok, met die tatoeëring in zijn nek, die tevergeefs tracht manipuleerbare dievegges te betrappen. En iedere keer dat ik met lege handen mijn ronde had gemaakt, moest ik toch ongeveer de helft afrekenen van wat ik in mijn karretje had, waarbij ik met scheermesjes niet eens iets kon beginnen, aangezien die alleen bij de balie van de klantenservice te bekomen zijn. Vier mesjes voor de spotprijs van elf euro, jawel. Maar vandaag houden we het maar weer op een enkele deodorantroller, wat nog niet eens gek uitkomt, want de vorige is inmiddels bijna op.
Het is een smakelijke deerne, lang blond haar, een zwart kousenbroekje en zwarte suède laarzen en een hoerige reet. Als ze voorover gaat staan loop je hem er zo in. Sorry. Ze heeft gezondigd bij de ossenhaas, twee pakken, toe maar, zeventien euro, in één greep. Ze is een amateur, volgens mij, maar niet bang. Ze gebruikt geen dubbele tas, maar heeft de grote blauw-witte shopper bovenop het vlees gezet. Niet eens dom, want als ze gesnapt wordt kan ze altijd excuses maken. De koopwaar zat ten- | |
| |
slotte niet verstopt in haar tas. Het was niet meer dan een vergissinkje. Dat werk. Maar als je goed kijkt zie je het spul gewoon liggen. Ik dan.
Bij de kassa schuift ze haar karretje voor zich uit, zodat de achteropkomende klanten niet onder haar boodschappentas kunnen kijken. Ze laadt de gekochte spullen onverstoorbaar over en op het moment dat ze de tas optilt grijpt haar vrije hand de twee ‘schaaltjes’, zoals die groene bakjes hier heten. En klaar is Kees.
Maar Kees is nog lang niet klaar.
Ik reken af en haal haar ter hoogte van de krantenstand in.
Ik tik tweemaal op haar schouder, stevig.
Ze kijkt om, felle blik, zo van, wat moet je.
Ik trek een glimlach voor gaats die suggereert dat ik alles weet.
‘Kunt u even met mij meekomen, mevrouw,’ zeg ik op de goede toonhoogte en met het goede timbre.
‘Hoezo?’ vraagt zij bits.
Hm.
Ik trek mijn pas tevoorschijn en beweeg hem traag voor haar gezicht heen en weer.
‘Beveiliging,’ voeg ik toe.
‘Wat moet jij, lul,’ krijg ik dan te horen.
Hm?
Ze grist de kaart uit mijn hand en scant hem met heen en weer schietende blik.
Something is quite rotten in the state of Denmark, flitst het dan door mijn brein.
Ik hoor het woord ‘grapjas’ en zie de vrouw dan met mijn pas in de richting van de servicebalie lopen. Nog voordat zij de aandacht van een van de medewerksters kan hebben getrokken, ben ik buiten en nog geen minuut later start ik mijn auto.
Onder een van de ruitenwissers zit een gele bon.
|
|